-
720 items gevonden
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie AE BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAR EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 mei 2025 Op 25 mei jl. heeft het kabinet zijn reactie gegeven op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur dat op 7 maart jl. is gepubliceerd. Het kabinet doet deze brief in afschrift aan de Eerste Kamer toekomen, omdat het in deze brief ook ingaat op de motie-Holterhues c.s. over een sociaal tarief voor energiekosten en een verzoek van het lid Van Ballekom over het uitgevoerde onderzoek naar de elektriciteitskosten in Nederland. 1 2 Beide zijn aan de orde gekomen tijdens de behandeling van de Energiewet in de Eerste Kamer op 3 december 2024. Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstukken I 2024/ 25, 36 378, I . X Noot 2 Kamerstukken II 2023/ 24, 32 813, nr. 1372 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
08-05-2025 18:49:18 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie AE BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAR EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 mei 2025 Op 25 mei jl. heeft het kabinet zijn reactie gegeven op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur dat op 7 maart jl. is gepubliceerd. Het kabinet doet deze brief in afschrift aan de Eerste Kamer toekomen, omdat het in deze brief ook ingaat op de motie-Holterhues c.s. over een sociaal tarief voor energiekosten en een verzoek van het lid Van Ballekom over het uitgevoerde onderzoek naar de elektriciteitskosten in Nederland. 1 2 Beide zijn aan de orde gekomen tijdens de behandeling van de Energiewet in de Eerste Kamer op 3 december 2024. Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstukken I 2024/ 25, 36 378, I . X Noot 2 Kamerstukken II 2023/ 24, 32 813, nr. 1372 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
08-05-2025 00:13:13 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie AD BRIEF VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 april 2025 De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de energietransitie en daarmee ook voor de ambities van het kabinet op het gebied van woningbouw, groei van de economie en werkgelegenheid, en de verduurzaming van bedrijven en mobiliteit. Nieuwe woonwijken dreigen jaren te moeten wachten op een aansluiting. Duizenden bedrijven en maatschappelijke organisaties staan in een wachtrij voor een nieuwe of zwaardere aansluiting, waardoor zij worden afgeremd in hun plannen voor groei en verduurzaming via elektrificatie. Netcongestie wordt daarom ook betrokken bij het Pact Ondernemingsklimaat 1 . In lijn met het Regeerprogramma neemt het kabinet regie op de aanpak van netcongestie en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet. Daarvoor werkt het kabinet samen met alle partners vol door aan de acties in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). De Kamer is 24 maart jl. per brief 2 geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van netcongestie en het LAN over de volle breedte. Maar er is meer nodig. Met deze brief presenteert het kabinet een aanpak gericht op snellere fysieke uitbreiding van het nationale hoogspanningsnet. Dit kost hoe dan ook tijd. Het is daarom zaak ondertussen ook het bestaande net beter te benutten, als onderdeel van een toekomstbestendig energiesysteem. Het kabinet gaat in zijn reactie op het IBO-rapport Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur 3 nader in op de acties die het daarvoor onderneemt. De versnellingsaanpak die het kabinet hier presenteert behelst een fundamentele aanpassing van de werkwijze van overheden en landelijk netbeheerder TenneT, en van de manier waarop deze partijen samenwerken. Constructieve samenwerking met medeoverheden en netbeheerders is onmisbaar om deze aanpak tot een succes te maken. Het Rijk neemt regie en zet alles op alles om de randvoorwaarden op orde te brengen. Het kabinet heeft middelen vrijgemaakt en komt met een aanpak voor kortere procedures en beleid om deze nieuwe manier van werken te ondersteunen. TenneT committeert zich als onderdeel van de versnellingsaanpak aan een ingrijpende herziening van zijn werkwijze bij de realisatie van elektriciteitsinfrastructuur. Zo komen we gezamenlijk tot maximale versnelling. Met deze aanpak wordt beoogd om de doorlooptijden van hoogspanningsprojecten met jaren te verkorten en nieuwe vertragingen te voorkomen. De versnelling zal van project tot project verschillen afhankelijk van de onderliggende knelpunten. De in deze brief genoemde inschattingen van tijdwinst per individuele maatregel kunnen dan ook niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld. Deze brief gaat achtereenvolgens in op de knelpunten die uit de praktijk naar voren komen, meer regie op versnelling projecten, de Aanpak voor kortere procedures, gebiedsinvesteringen bij projecten voor extra-hoogspanningsinfrastructuur en de optimalisering van de werkwijze van TenneT. Met deze brief geeft het kabinet ook uitvoering aan de motie-Erkens 4 met het verzoek tot juridisch houdbare versnelling van vergunningprocedures te komen. Als bijlage bij deze brief is een overzicht opgenomen van versnellingsmaatregelen waarvan de implementatie reeds loopt, waarmee uitvoering is gegeven aan de toezegging aan het lid Erkens (VVD) in het debat over de Klimaat- en Energieverkenning van 11 maart jl. Uitkomsten probleemanalyse Elektriciteitsprojecten duren langer dan we ons kunnen permitteren. De gemiddelde doorlooptijd van hoogspanningsprojecten is relatief lang met 8–10 jaar en uitzonderingen tot meer dan 12 jaar. Daarom heeft het kabinet met TenneT een analyse gedaan naar de doorlooptijden van zo n 100 hoogspanningsprojecten die cruciaal zijn voor het aanpakken van de netcongestie, ook op de lagere spanningsniveaus. In deze analyse zijn de meest hardnekkige knelpunten geïdentificeerd die op hoofdlijnen zijn samen te vatten in de volgende drie knelpunten: Bevoegd gezag ligt niet altijd op juiste plek waardoor locatiekeuze vertraagt Om snel van start te kunnen is het van belang om in één keer het bevoegd gezag bij de juiste bestuurslaag voor de ruimtelijke inpassing te beleggen, bijvoorbeeld via de projectprocedure. Bij complexe projecten duurt het lang voordat het bevoegd gezag duidelijk is en wordt niet snel opgeschaald wanneer een project moeizaam verloopt. In de huidige situatie zijn extra-hoogspanningsprojecten (220/ 380 kV) van rechtswege belegd bij het Rijk vanwege het nationale belang. Voor hoogspanningsprojecten (110–150kV) is in eerste instantie de gemeente het bevoegd gezag voor de inpassing ervan in de fysieke leefomgeving. De complexiteit van deze projecten is soms groot. Dit vergt veel van de personele capaciteit en expertise bij gemeenten, terwijl het aantal projecten toeneemt door de forse investeringen door de netbeheerders. Daarbij hebben deze projecten lokaal grote impact op de ruimte, terwijl ze van belang zijn voor een veel groter gebied dan alleen de gemeente zelf. Draagvlak en strenge procedurele vereisten Bij aanleg van deze projecten moeten veel verschillende belangen worden afgewogen, waaronder omwonenden, kwaliteit van de leefomgeving, technische aspecten en betaalbaarheid. Een belangrijk aspect daarbij is dat deze projecten vaak grote gevolgen hebben voor de leefkwaliteit van de lokale omgeving. Dit leidt soms tot weerstand en klachten in de omgeving met vertraging in de procedures tot gevolg. Als het bevoegd gezag eenmaal vaststaat is er een lange doorlooptijd voor afstemming en formele besluitvorming. Voor elk project gelden er in Nederland strenge eisen t.a.v. onderzoeken, formele besluitvorming over participatie en rechtsbescherming van individuen. Daarnaast vinden bij het verkrijgen van toegang tot de benodigde gronden soms langdurige onderhandelingen plaats over prijzen die regelmatig worden opgevolgd door langlopende juridische processen. Werkwijze nog onvoldoende aangepast op huidige urgentie Overheden en TenneT werken van oudsher ieder aan individuele stappen in het proces waardoor de processen niet altijd goed op elkaar aansluiten. Haalbaarheidsstudies naar technisch haalbare locaties worden bijvoorbeeld veelal na elkaar in de tijd uitgevoerd. Ook ontvangt het kabinet signalen van medeoverheden dat zij op basis van de praktijk nog veel mogelijkheden zien om de samenwerking met TenneT te verbeteren, bijvoorbeeld door beter omgevingsmanagement. Conclusie Het kabinet concludeert dat het inkorten van de doorlooptijd van elektriciteitsprojecten alleen lukt als de knelpunten in de verschillende fases van projecten integraal worden opgepakt, inclusief het bepalen van het bevoegd gezag. Dit is vooral urgent bij de projecten op het hoogspanningsnetwerk (110kV en hoger). Het kabinet zet daarom met zijn aanpak in op het wegnemen van deze knelpunten om het uitbreiden en verzwaren van het hoogspanningsnetwerk te versnellen. De doorlooptijden van realisatie van midden- en laagspanningsprojecten zijn een stuk korter, maar waar mogelijk worden de maatregelen in overleg met regionale netbeheerders ook op deze netten toegepast. De analyse van de 100 sleutelprojecten leidt tot een aanvullende aanpak langs 4 sporen. 1. Meer regie op versnelling projecten Om de genoemde problemen aan te pakken is meer regie nodig op de nationale hoogspanningsinfrastructuur. Dit vereist een nieuwe werkwijze. Bij de start van een nieuw urgent hoogspanningsproject moet sneller duidelijk worden welke bestuurlijke laag het bevoegd gezag voor het project oppakt. Waar mogelijk is dat de gemeente, waar nodig de provincie of het Rijk. Op basis van bestaande praktijk wil het kabinet vaker het bevoegd gezag voor elektriciteitsprojecten bij provincie of het Rijk beleggen. Vervolgens maakt het Rijk bij de start van het proces duidelijke afspraken met de netbeheerder(s) en medeoverheden over strenge monitoring, termijnen van besluitvorming, inventarisatie van bottlenecks en het inzetten van versnellingsmaatregelen. Dit levert een goed beeld op van welke maatregelen per type project het beste werken om het proces te versnellen, zodat deze lessen nationaal kunnen worden toegepast op alle projecten. Deze nieuwe werkwijze vereist flinke aanpassingen van bestaande processen van overheden en TenneT. Daarom is afgesproken om te werken met een ingroeimodel. Dit jaar gaat het kabinet samen met de netbeheerders en medeoverheden aan de slag met een eerste groep van projecten waarvan de selectie plaatsvindt via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Na deze eerste groep worden via het MIEK periodiek nieuwe urgente projecten aangewezen waar ook volgens de nieuwe werkwijze aan versnelling wordt gewerkt. Vanuit de praktijk zal het kabinet nieuwe inzichten opdoen die dan vervolgens vertaald kunnen worden naar nieuwe wettelijke of beleidsmaatregelen. Voor de benodigde uitbreiding van de projectorganisatie bij het Rijk en de provincies voor uitvoering van het bevoegd gezag – en eventueel voor een aanvullend omgevingsfonds – zijn middelen gereserveerd uit het Klimaatfonds. Hiermee kan het Rijk naast de lopende hoogspanningsprojecten voor maximaal 25 aanvullende projecten het bevoegd gezag op zich nemen. De provincies kunnen waar nodig een beroep doen op de capaciteit van de vliegende brigade (zie paragraaf Beleidsaanpak). 2. Aanpak voor kortere procedures Voor grootschalige en structurele versnelling van elektriciteitsprojecten is aanpassing van de huidige wet- en regelgeving nodig. Hierop wordt ingezet met de Aanpak voor kortere procedures. In dit wetgevingsprogramma zitten maatregelen waarmee de procedurele knelpunten en vertragingen aangepakt worden in elke stap richting de start van de realisatie. Hiervoor wordt gekeken naar het versneld doorlopen van de projectprocedure (resulterend in een projectbesluit), de vergunningverleningsprocedures, de toegang tot gronden (waaronder de gedoogplichtprocedure) en de onteigeningsprocedure. Met de Aanpak voor kortere procedures zet het kabinet in op snelheid. Daarom gaan we werken met tranches. Zodra een maatregel ontwikkeld is, wordt deze opgenomen in een eerstvolgend wet- en regelgevingstraject. Dit is sneller dan één grote, separate verzamelwet. Ook biedt het meer flexibiliteit om per maatregel de snelste en best passende implementatieroute in te zetten (wetswijziging, algemene maatregel van bestuur, ministeriële regeling) met aandacht voor samenhang tussen de maatregelen. Deze aanpak is een uitbreiding op de maatregelen waarvan de implementatie al loopt. Over deze maatregelen is de Kamer al eerder geïnformeerd 5 . De eerste tranche brengt een aanzienlijke versnelling van naar verwachting een half tot drie jaar, afhankelijk van welke maatregel van toepassing is op een specifieke situatie. Bij de eerste tranche gaat het om de volgende maatregelen: 1. Invoeren van een gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase De verzamelwet waarin deze wijziging meeloopt wordt nog voor de zomer aangeboden aan de Kamer. 2. Invoeren van een versnelde beroepsprocedure voor bepaalde elektriciteitsprojecten Zodra de Tweede Kamer het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting 6 heeft aangenomen, zal het kabinet het ontwerpbesluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten bij beide Kamers voorhangen. 3. Aanpassen van de procedure voor grote energieprojecten Voor het versnellen en voorkomen van vertraging worden aanpassingen van de verkenningsfase van de projectprocedure en het voorbereidingsbesluit voorbereid. Met de tweede tranche wordt een versnelling beoogd van enkele maanden tot anderhalf jaar, afhankelijk van of de maatregel van toepassing is op de specifieke situatie. Zoals aangegeven kan de beoogde tijdwinst van de verschillende maatregelen niet zonder meer bij elkaar worden opgeteld. In deze tweede tranche worden nieuwe maatregelen uitgewerkt rondom: 4. Vergunningsvrije ruimte bij kleine uitbreidingen van stations Voor het bouwen van een extra veld of kleine bouwwerken kunnen na een analyse van de ruimtelijke impact en omwille van de snelheid bepaalde vergunningplichten worden uitgezet. Hierbij kan worden gedacht aan de inpassing van uitbreidingen binnen of net buiten de hekken waar vergunningsprocedures vaak tot extra doorlooptijd zorgen. 5. Vergunningsvrije ruimte voor tijdelijke infrastructuur Voor bepaalde uitbreidingsprojecten moeten voor de continuïteit van de levering tijdelijke opwek installaties geplaatst worden. Ook hier zorgt de doorlooptijd van de vergunningsaanvragen voor deze tijdelijke assets vaak voor een vertraagde start met de daadwerkelijke uitbreiding. 6. Beperken onderzoekslasten In aanloop naar de realisatiefase moeten voor elektriciteitsprojecten verschillende onderzoeken worden verricht. Er is soms sprake van herhalingen van onderzoeken of aanvullende eisen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de mer-beoordelingsplicht voor ondergrondse kabels en andere milieuregels, waarbij de veiligheid van waterkeringen en bodem gegarandeerd blijft. 7. Betere planologische bescherming van de elektriciteitsinfrastructuur. Voor het extra-hoogspanningsnet (220kV en hoger) is wettelijk geborgd dat het tracé wordt opgenomen in het omgevingsplan. Deze borging is er niet voor het 110–150kV-netwerk. Daardoor kunnen andere ontwikkelingen uitbreidingen belemmeren of zelfs onmogelijk maken. Daarnaast worden aanvullende maatregelen verkend om te worden opgenomen in de aanpak voor kortere procedures. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de gedoogplichtprocedure; hiernaar loopt momenteel een verkenning hoe deze zo optimaal mogelijk kan worden ingezet. Verder wordt ook de mogelijkheid onderzocht van een uniforme prijsmethodiek voor het bepalen van de waarde van grond ten behoeve van elektriciteitsinfrastructuur. In het uiterste geval zal moeten worden over gegaan tot onteigening. Gezamenlijk met VRO wordt ingezet op een versnelling van de onteigeningsprocedure. Het meer coördineren van vergunningsaanvragen kan helpen in een snellere en efficiëntere beoordeling. Er wordt verkend dit met afspraken of juridisch maatregelen voor congestie verlichtende projecten op te pakken. Als bijlage bij deze brief gaat een overzicht van de Aanpak voor kortere procedures (het wetgevingsprogramma). In de komende maanden wordt dit uitgewerkt en kunnen aanvullende maatregelen worden opgenomen of naar eerdere tranches worden gehaald. Ook worden in de uitwerking van de aanpak voor kortere procedures de relevante uitkomsten van het programma STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving) 7 meegenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot bovenwettelijke eisen en bezwaar en/ of beroepsprocedure. De voortgang van het de aanpak voor kortere procedures wordt gemonitord via het LAN. In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang en de planning van de in te zetten maatregelen. Beleidsaanpak sneller uitbreiden elektriciteitsnet Versnelling van de bouw vraagt om nieuwe werkprocessen, verbeterde samenwerking en bestuurlijk leiderschap. Gezien de urgentie neemt het kabinet concrete beleidsmaatregelen die dit ondersteunen en komend jaar al effect hebben op de projecten. Deze maatregelen zijn aanvullend en deels vooruitlopend op wijzigingen in wet- en regelgeving. Het gaat om de volgende beleidsmaatregelen: a. Vliegende brigade Extra capaciteit en kennis voor medeoverheden voor complexe hoog- en middenspanningsprojecten via de expertpool energie-infrastructuur. Dit betreft een flinke uitbreiding in de scope van de bestaande expertpool bij RVO die ondersteuning biedt aan medeoverheden bij de ruimtelijke inpassing van elektriciteitsinfrastructuur. Er zijn aanvullende middelen vanuit het Klimaatfonds (€ 22,5 mln.) vrijgemaakt waardoor veel meer projecten ondersteund kunnen worden. Hiermee kan afhankelijk van het project een aantal weken tot twee jaar tijdwinst worden behaald. b. Trechteren van locaties en afwegingskader Wanneer wordt gezocht naar een locatie voor nieuwe projecten zetten we in op het eerder in de procedure beperken van de locatie-alternatieven (trechteren). Zo worden de onderzoeklasten lager bij de locatiekeuze voor grote projecten. Dit versnelt besluitvorming en kan enkele maanden tijdwinst opleveren bij grote projecten. Mogelijk zullen hierdoor vroegtijdig locaties moeten afvallen die zijn aangedragen door bijvoorbeeld de initiatiefnemer, betrokken bestuursorganen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of burgers. Hiervoor wordt gewerkt aan een afwegingskader in welke gevallen dit wenselijk is. Hiermee kan een tijdswinst van enkele weken tot een jaar worden behaald. c. Reserveren van ruimte We verkennen het proactief reserveren van de benodigde ruimte en het beschikbaar krijgen van locaties voor het nationaal energiesysteem in het Programma Energie Hoofdstructuur (PEH). PEH wordt als bouwsteen opgenomen in de Nota Ruimte. Het is ook op regionaal en lokaal niveau nodig om te anticiperen op de groeiende ruimtevraag van het energiesysteem. Uitwerking daarvan doen we samen met medeoverheden. d. Werelderfgoed Samen met het Ministerie van OCW wordt ingezet op een gecombineerde beoordeling van de impact van nieuwe hoogspanningsprojecten op werelderfgoed, om zowel de voortgang van hoogspanningsprojecten als de bescherming van werelderfgoed te borgen. Uitgangspunt is dat kernkwaliteiten van werelderfgoed niet worden aangetast, mede door het toepassen van gerichte mitigerende maatregelen. Dit biedt op korte termijn perspectief voor verschillende hoogspanningsprojecten. [Vermelding is verwijderd] e. Efficiëntere participatie en onderzoekplicht Het efficiënter inrichten van participatie en onderzoekplicht binnen de huidige wetgeving vooruitlopend op mogelijke aanpassingen in wetgeving. f. Uitkoopmogelijkheid omwonenden Woningeigenaren die niet in de nabijheid van een nieuwe extra-hoogspanningsverbinding (220/ 380kV) willen wonen, krijgen een aanbod om hun (bedrijfs)woning aan TenneT te verkopen tegen de actuele marktprijs, waarbij de geplande hoogspanningslijn niet wordt meegenomen. Huurders ontvangen een verhuiskostenvergoeding van TenneT als zij besluiten te verhuizen. Daarvoor sluit het kabinet een convenant met TenneT 8 . Dit draagt bij aan het verminderen van de zorgen en weerstand van omwonenden van een nieuwe hoogspanningsverbinding en daarmee aan het voorkomen van vertraging van deze projecten. Bovenstaande maatregelen kunnen breed worden toegepast op elektriciteitsprojecten en zullen met prioriteit worden ingezet op de bovengenoemde eerste groep meest urgente projecten. De voortgang van deze beleidsaanpak zal via het LAN worden gemonitord. 3. Gebiedsinvesteringen extra-hoogspanningsinfrastructuur Naast de extra inzet op het hoogspanningsnet staan de komende vijf jaar veel ruimtelijke procedures voor uitbreiding van het extra-hoogspanningsnet (220/ 380 kV) gepland. Realisatie van deze projecten is van nationaal en internationaal belang en heeft vaak grote gevolgen voor de leefkwaliteit van de lokale omgeving. Dit kan leiden tot weerstand en klachten in de omgeving met mogelijk vertraging in de procedure voor de ruimtelijke inpassing tot gevolg. Daarom maakt het kabinet gebiedsinvesteringen mogelijk in regio s waar de komende jaren veel nationale hoogspanningsinfrastructuur bij elkaar komt. Het kabinet stelt hiervoor in de komende vijf jaar in totaal € 197 mln. beschikbaar. Deze middelen kunnen gemeenten in deze regio s naar eigen inzicht inzetten om de leefomgevingskwaliteit te verhogen. Dit sluit aan bij het maatschappelijke doel van de Omgevingswet om te zorgen voor een balans tussen benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. 9 De investeringen kunnen worden gebruikt voor publieke activiteiten, zoals de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving of het versterken van natuur. De gebiedsinvesteringen worden verdeeld naar rato van de nu voorziene hoeveelheid bovengrondse nationale hoogspanningsinfrastructuur in een gebied. Gebieden die al in aanmerking komen voor de gebiedsinvesteringen van Netten op Zee zijn uitgesloten van deze gebiedsinvesteringen. Met deze gebiedsinvesteringen krijgen lokale gemeenschappen een concrete bijdrage terug voor de ruimte die extra-hoogspannings infrastructuur inneemt. Daarmee kan draagvlak voor huidige en toekomstige nationale extra-hoogspanningsinfrastructuur worden behouden, wat helpt om vertraging in de procedures voor het inpassen daarvan, nu en in de toekomst, te voorkomen. Tot slot wordt onderzocht of het na deze periode van vijf jaar mogelijk is om netbeheerders middelen beschikbaar te laten stellen aan regio s waar zij nieuwe infrastructuur realiseren. In dat geval zou de financiering voor gebiedsinvesteringen verlopen via de tarieven die netbeheerders bij hun aangeslotenen in rekening brengen. 4. Optimaliseren werkwijze TenneT Een kernonderdeel van de versnellingsaanpak is een grondige herziening van de werkwijzen van TenneT. TenneT zet in op het versnellen van processen door ze meer gelijktijdig te laten verlopen. Bouwprojecten starten bij TenneT met het uitvoeren van verschillende studies binnen de verkenningsfase (o.a. ruimtelijke haalbaarheid, locatiestudies, technische studies en budget). Om tot versnelling te komen, zullen studies en stappen in deze fase parallel gaan lopen in plaats van elkaar opvolgen. Bepaalde besluiten zoals het kiezen van een locatie of aankopen van grond worden zo sneller genomen. Hiermee wordt een versnelling beoogd van 7 tot 16 maanden op de doorlooptijd van projecten. TenneT zal bovendien tijdig met de bij een project betrokken overheden afstemming zoeken over de te volgen vergunningprocedures om zo snel mogelijk te kunnen starten met de werkzaamheden. Een andere manier om te versnellen is het standaardiseren van processen die nu maatwerk zijn. Een voorbeeld daarvan is het verkorten van het ontwerpproces door gestandaardiseerde ontwerpen voor stations en masten te gebruiken. TenneT heeft dit al toegepast bij stations Musselkanaal (Groningen) en Veenoord-Boerdijk (Drenthe) en zal deze werkwijze uitbreiden. Met Tennet is daarnaast afgesproken dat het meer zal inzetten op goed omgevingsmanagement ter bevordering van draagvlak. Met het treffen van deze maatregelen zal TenneT meer risico toelaten in zijn procedures dan nu het geval is. Dit zal nooit ten koste gaan van veiligheid en zorgvuldigheid, maar kan wel leiden tot minder voorspelbare processen binnen de eigen organisatie en in projecten. TenneT kiest hier bewust voor met het oog op het enorme belang van de impact die deze maatregelen zullen hebben op de doorlooptijd van projecten en het oplossen van netcongestie. Het kabinet juicht deze inzet van TenneT toe. Tot slot De tijd die het kost om een elektriciteitsproject van groot belang voor de aanpak van netcongestie te realiseren kan en moet jaren korter gemaakt, in het belang van de uitdagingen waar het land voor staat. Het kabinet is zich er van bewust dat deze versnellingsaanpak veel vraagt van alle betrokkenen en ziet gelukkig ook de bereidheid om een extra stap te zetten. Het kabinet, netbeheerders, provincies en gemeenten gaan voortvarend aan de slag met de uitwerking en implementatie van deze versnellingsaanpak. Hierbij worden de samenhang en wisselwerking met de lopende acties in het LAN geborgd. De combinatie van sneller bouwen en betere benutting van het net is de enige manier om netcongestie het hoofd te bieden. Het kabinet houdt uiteraard de Kamer op de hoogte van de voortgang en opgedane inzichten. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstukken II 2024/ 25, 32 637, nr. 662 X Noot 2 Kamerstukken II 2024/ 25, 29 023, nr. 559 X Noot 3 Gelijktijdig met deze brief verzonden X Noot 4 Kamerstukken II, 2024/ 25, 29 023, nr. 536 X Noot 5 Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 826, nr.217 X Noot 6 Kamerdossier 36 512 X Noot 7 Kamerstukken II, 2024/ 25, 32 847, nr. 1209 X Noot 8 Zie ook MIEK-brief van 10 december 2024 (Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 826, nr.217 ) X Noot 9 Artikel 1.3 Omgevingswet [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
25-04-2025 00:07:12 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 563 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 april 2025 Het kabinet monitort voortdurend de ontwikkelingen op de gasmarkt en de gasleveringszekerheid en houdt de Kamer hiervan op de hoogte. 1 Nu de winter ten einde is, informeert het kabinet u met deze reguliere update hoe Nederland ervoor staat wat betreft de gasleveringszekerheid. 2 In deze brief gaat het kabinet achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen: 1. Actueel beeld van de gasleveringszekerheid en situatie op de gasmarkt; 2. Update over lopende maatregelen om de gasleveringszekerheid te borgen; 3. Gasopslag, waarbij tevens invulling wordt gegeven aan de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het Commissiedebat gasmarkt en leveringszekerheid van 12 maart jl. aan het lid Postma (NSC) 3 en het lid Rooderkerk (D66) 4 op gebied van gasopslag. Met deze brief geeft het kabinet ook invulling aan de toezeggingen aan het lid Vermeer (BBB) 5 over de werking van gasopslag en de rol van marktpartijen en aan het lid Kröger (GL-PvdA) 6 om het prijsplafond dat is toegepast in 2023 te vergelijken met andere instrumenten en stil te staan bij voor- en nadelen. Deze informatie is opgenomen in bijlagen. Ten slotte biedt het kabinet u hierbij het rapport aan van TNO inzake Hergebruik van LNG-infrastructuur in Nederland dat het kabinet heeft laten uitvoeren naar aanleiding van de motie van het lid Kröger (GL-PvdA) die de regering verzoekt erop toe te zien dat nieuwe LNG-terminals ook gereed zijn voor waterstof. 7 Een samenvatting en appreciatie van dit rapport is opgenomen in de bijlage bij deze brief. Actueel beeld gasleveringszekerheid en gasmarkt De gasleveringszekerheid is in de winter van 2024–2025 geborgd gebleven. De toevoer van gas bleef stabiel. Er was extra gasvraag, in vergelijking met de voorafgaande twee jaren, omdat deze winter een aantal koude periodes kende en omdat er meer gas nodig was voor elektriciteitsproductie in periodes met weinig wind en zon (zogenoemde dunkelflautes). Deze extra vraag kon worden opgevangen met geproduceerd en geïmporteerd gas, en met gas uit de gasopslagen dat bedoeld is om in de wintervraag te voorzien. 8 Gegeven dat er voldoende aanbod was, zijn de prijzen, die door de hoge vraag in de winter waren gestegen, niet verder opgelopen en gedaald sinds de piek medio februari van meer dan€ 55,00 per MWh. 9 Inmiddels is de maand-vooruit prijs op 14 april gedaald tot net onder de € 35,00 per MWh. Voor de komende (zomer) periode lijkt de prijs zich rond dit niveau te stabiliseren. De markt verwacht op dit moment een verdere prijsdaling begin 2026, dit vanwege de verwachting dat de LNG-productiecapaciteit mondiaal zeer significant wordt uitgebreid, en daarmee ook het aanbod voor Europa toeneemt. De omstandigheden in de winter hebben ertoe geleid dat de gasopslagen in Nederland aan het eind van de winter gemiddeld nog voor ongeveer 20% waren gevuld. Dit is niet een ongebruikelijk niveau aan het einde van een winter als wordt gekeken naar de vulgraden sinds 2016. 10 Inmiddels is het vulseizoen weer begonnen. We zien daarbij dat er, zowel in Nederland als in andere lidstaten, op sommige dagen meer gas wordt opgeslagen dan dat er wordt onttrokken uit de gasopslagen. Een belangrijke prikkel voor het vullen van de gasopslagen is de prijs; bij het vullen wegen marktpartijen mee dat vullen aantrekkelijk is als de prijs voor gas die nu moet worden betaald laag is ten opzichte van de prijs voor volgende winter (wanneer het gas wordt benut) en het positieve verschil (de zogenoemde spread) voldoende groot is om kosten te dekken en gasopslag commercieel aantrekkelijk te maken. Op dit moment liggen de zomerprijs en de winterprijs zeer dicht bij elkaar en op sommige dagen is de prijs in de volgende winter nog (beperkt) lager dan in de zomer. Het negatieve verschil tussen de zomer- en winterprijs, dat we de afgelopen winter hebben gezien, is veel kleiner geworden. Op sommige momenten is er ook een (beperkte) positieve spread. Het kabinet houdt deze ontwikkeling scherp in de gaten. Verderop in deze brief wordt het onderwerp gasopslag nader toegelicht. Maatregelen om de gasleveringszekerheid te borgen Hierna wordt ingegaan op het aardgasverbruik in Nederland en de verschillende maatregelen die eraan bijdragen dat in deze vraag kan worden voorzien. Aardgasverbruik Uit de meest recente cijfers van het CBS blijkt dat het totale aardgasverbruik in 2024 iets meer was dan 30 miljard m 3 . Daarmee is het aardgasverbruik vrijwel gelijk gebleven aan dat van 2023. 11 Dit ten opzichte van een dalende trend in voorgaande jaren, die onder meer het gevolg was van de zeer hoge prijzen in 2022 en de overstap naar (duurzame) alternatieven. Het aardgasverbruik van de industrie is met 877 miljoen m 3 gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor (+9%). Dit komt vooral door toenemend aardgasverbruik in raffinaderijen en de chemische industrie. Voor het opwekken van elektriciteit werd over heel 2024 595 miljoen m 3 8% minder aardgas verbruikt. Dit was te danken aan de grotere inzet van hernieuwbare bronnen zoals zon en wind. Wel was er een tijdelijke stijging in de laatste twee maanden van 2024 ten opzichte van het jaar daarvoor. Dit kwam door weinig opwek vanuit zon en wind in Noordwest-Europa (de hiervoor genoemde dunkelflautes). Gaswinning uit kleine velden algemeen (Noordzee en land) Door de definitieve sluiting van het Groningenveld in 2024 vervullen de kleine velden een steeds belangrijkere rol in de gasvoorziening van ons land. In 2023 bedroeg de gasproductie afkomstig uit deze kleine velden 8,8 miljard m 3 12 en uit de voorlopige cijfers van 2024 valt op te maken dat de productie uit de kleine velden in dat jaar naar verwachting weer een lichte daling zal laten zien van ca. 3%. We hebben in Nederland nu nog gas nodig in de overgang naar duurzame energie. Zo lang dat het geval is en het veilig kan, heeft gaswinning in eigen land de voorkeur onder meer omdat het Nederland minder afhankelijk maakt van de geopolitieke situatie en dit minder schadelijk is voor het klimaat. Gaswinning op de Noordzee In de Kamerbrief stand van zaken gaswinning Noordzee van 5 maart jl. bent u geïnformeerd over de voortgang van het sectorakkoord gaswinning en de afspraken die daarin worden gemaakt met de exploratie- en productiesector in Nederland. 13 Deze afspraken zijn gericht op een optimale benutting van het resterende potentieel dat nog in de ondergrond aanwezig is. Inmiddels zijn deze gesprekken met de sector in een afrondende fase en is de verwachting binnen enkele weken dit sectorakkoord te kunnen delen met de Kamer. Als er geen maatregelen worden genomen, zal de gasproductie op de Noordzee naar verwachting in 2035 eindigen. Afgelopen jaar is er geen exploratieactiviteit op de Noordzee geweest, zoals de analyse van TNO-AGE 14 laat zien. Dit benadrukt, samen met de door TNO-AGE geïdentificeerde andere parameters voor de investeringsbereidheid, het belang van het sectorakkoord en maatregelen die bijdragen aan nieuwe investeringen in exploratie en productie van aardgas op de Noordzee. Gaswinning op land Op 6 december 2024 bent u via de Kamerbrief over verantwoorde afbouw gaswinning op land geïnformeerd hoe het kabinet invulling wil geven aan die verantwoorde afbouw. 15 Daarbij wordt gezocht naar het vinden van een balans tussen enerzijds de zorgen van inwoners en regionale bestuurders en anderzijds de belangrijke functie van gaswinning in eigen land. Om op korte termijn meer duidelijkheid te kunnen bieden over verantwoorde afbouw van gaswinning op land is het kabinet bezig met het maken van afspraken hierover met de sector. U wordt dit voorjaar geïnformeerd over de totstandkoming van deze afspraken die zullen worden opgenomen in het sectorakkoord. Import, LNG en energiediplomatie Nederland is netto-importeur van gas. Omdat Nederland een belangrijke gashub in Europa is, met veruit de meest liquide handelsplaats (TTF), is Nederland een belangrijke en aantrekkelijke bestemming voor aanlanding en doorvoer van gas. Gas wordt in Nederland geïmporteerd via pijpleidingen (uit Noorwegen, het VK en België) en in de vorm van LNG via de Gate terminal in Rotterdam en de Eems Energy Terminal in Groningen. Deze verschillende importroutes maken import uit diverse bronnen mogelijk. De aanvoer van LNG is stabiel gebleven en de afgelopen weken in Nederland licht toegenomen. In recente Kamerbrieven heeft het kabinet toegelicht dat het zich inzet voor voldoende LNG-importcapaciteit die import uit diverse bronnen faciliteert. 16 Daarnaast zet het kabinet zich door middel van energiediplomatie in voor het faciliteren van contracten tussen marktpartijen en partners uit betrouwbare landen. Er wordt gewerkt aan een brede Kamerbrief energiediplomatie die het kabinet verwacht uiterlijk in het derde kwartaal van 2025 aan de Kamer te sturen. Het kabinet zal in die brief nader ingaan op ontwikkelingen en inzet van de Nederlandse overheid op Europees en internationaal niveau op gebied van energiediplomatie. BH-G en Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland weerbaar is, mocht de gastoevoer om welke reden dan ook verminderen. Indien er, ondanks de hiervoor genoemde maatregelen, een gastekort dreigt te ontstaan, dan ligt er het noodplan met maatregelen, het zogenoemde Bescherm- en Herstelplan Gas (het BH-G). Het BH G is sinds de energiecrisis van 2022 geactualiseerd: deze geactualiseerde versie van het BH-G is in 2024 met de Kamer gedeeld. 17 Tijdens de crisis en de actualisatie van het BH-G zijn enkele tekortkomingen in het wettelijk kader geconstateerd. Die worden met het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis geadresseerd. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel maatregelen om het gassysteem nog robuuster te maken. Het wetsvoorstel lag tot 26 maart jl. in internetconsultatie 18 en het kabinet verwerkt nu de ontvangen reacties. Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel uiterlijk in het vierde kwartaal van 2025 voor advies toe te sturen aan de Afdeling advisering van de Raad van State en om vervolgens begin 2026 het wetsvoorstel aan te bieden voor parlementaire behandeling. Handhaven huidig crisisniveau Sinds juni 2022 geldt in Nederland het eerste niveau van gascrisis: het niveau van vroegtijdige waarschuwing. 19 Het kabinet heeft in september 2024 toegelicht dat diverse andere EU-landen hun crisisniveau hebben afgeschaald en dat het kabinet daarom na de winter van 2024–2025 zal bezien of ook in Nederland het op dit moment nog geldende niveau van gascrisis kan worden afgeschaald. 20 De winter is nu voorbij. Omdat er geopolitieke spanningen zijn, handhaaft het kabinet voorlopig het huidige crisisniveau van vroegtijdige waarschuwing. Dit betekent dat het kabinet de gasmarkt nauwlettend in de gaten blijft houden, zoals ook de afgelopen periode gedaan is. Ook blijft Gasunie Transport Services (GTS) het kabinet doorlopend over de gasleveringszekerheid situatie in Nederland informeren, zoals sinds juni 2022 het geval is. EU Op EU-niveau spelen meerdere dossiers die relevant zijn voor de gasmarkt en gasleveringszekerheid. Op 26 februari 2025 heeft de Europese Commissie het Actieplan voor betaalbare energieprijzen (hierna: Actieplan) gezamenlijk met de Clean Industrial Deal (hierna: CID) gepubliceerd. De CID werkt een overkoepelende strategie uit voor een duurzaam concurrentievermogen van de industrie en het Actieplan is specifiek gericht op het verlagen van de energieprijzen voor alle afnemers van energie in de EU. Beide stukken benoemen nadere acties en maatregelen op gebied van gas. Zoals benoemd in de CID, heeft de Europese Commissie op 5 maart een voorstel gepubliceerd om de Europese gasopslagbepalingen met twee jaar te verlengen. Op 14 maart jl. heeft het kabinet de appreciatie van dit voorstel aan de Kamer gezonden. 21 Momenteel vinden in de Raad op ambtelijk niveau discussies over dit voorstel plaats. In het Actieplan worden maatregelen benoemd om de goede werking van de groothandelsmarkt voor aardgas verder te versterken, waaronder een Gas Market Task Force die onder meer zal onderzoeken of aanpassing van toezicht op de groothandelsmarkt wenselijk is. Verder zal de Commissie, om de inkoopkracht van de EU voor aardgas beter te benutten, de samenwerking met betrouwbare LNG leveranciers intensiveren en nieuwe vormen van gezamenlijk inkoop van gas onderzoeken. Ten slotte kondigt het Actieplan de herziening aan van het Europese kader voor energiezekerheid. Het kabinet heeft de Kamer eerder geïnformeerd over de inzet van dit kabinet ten aanzien van de aangekondigde herziening van de verordening gasleveringszekerheid. 22 Op 4 april jl. zijn BNC-fiches met appreciaties van het Actieplan en het CID aan de Kamer gezonden. 23 Gasopslag In het Commissiedebat over de gasmarkt en leveringszekerheid van 12 maart jl. is uitgebreid gesproken over gasopslag. Gasopslagen spelen in de huidige gasmarkt een onmisbare rol en het kabinet vindt het dan ook belangrijk dat de gasopslagen goed gevuld worden. Het kabinet volgt de ontwikkelingen daarom op de voet. Over het vullen van de gasopslagen vindt ook overleg plaats in EU verband. Aanvullend heeft het kabinet EBN, net als in eerdere jaren, de taak gegeven om gas op te slaan voor het geval marktpartijen dat onvoldoende doen. Vuldoelstelling De Kamer vroeg of de voorgenomen vulmaatregelen voldoende zijn en of het kabinet bijvoorbeeld de vulambitie naar boven bij moet stellen of zelf (via EBN) extra gas voor uitzonderlijke gevallen moet opslaan. Ten aanzien van de tweede vraag, heeft het kabinet toegezegd GTS te vragen om opnieuw te kijken naar het overzicht gasleveringszekerheid van september 2024 op basis waarvan het kabinet tot de vulambitie is gekomen. 24 In een bericht op haar website van 4 april 2025 herbevestigt GTS de analyse van september 2024. 25 Dit betekent dat met een vulgraad van 80%, gecombineerd met de overige gasinfrastructuur waaronder eigen productie en import via pijpleidingen en in de vorm van LNG, Nederland goed is voorbereid in de verschillende scenario's die GTS heeft doorgerekend. Daar hoort ook bij het scenario van een koud jaar met extreem lage wintertemperaturen (een winter zo koud als de koudste winter van de afgelopen dertig jaar). Bij deze scenarioanalyse is impliciet ook rekening gehouden met periodes van minder aanbod uit wind en zon (zogenoemde dunkelflautes). Ook heeft GTS bij deze analyse meegenomen dat beperkte uitval van toevoer kan worden opgevangen (de toevoer via de GATE LNG-terminal in Rotterdam gedurende dertig dagen) en in de hoogste vraag worden kan worden voorzien bij uitval van de grootste bron van capaciteit (in Nederland is dat gasopslag Norg). 26 Strategische voorraad/ noodvoorraad De hiervoor bedoelde analyse, die resulteert in een vulambitie van 80%, gaat over hoeveel gasopslag er nodig is voor normale marktgebaseerde inzet van gasopslagen in de winter om te voorzien in de vraag. Dit ziet dus op de vrij inzetbare seizoensflexibiliteit waarbij de gasopslagen in de winter naar eigen inschatting van marktpartijen kunnen worden ingezet. Daaronder valt ook een situatie zoals afgelopen winter waarbij er omstandigheden waren die voor marktpartijen aanleiding vormden om de gasopslagen aan te spreken. Aanvullend geeft GTS aan dat het nodig kan zijn om voorbereid te zijn op andere situaties, zoals een nog langduriger uitval van toevoer, bijvoorbeeld voor uitval van een bron gedurende zes maanden, die kan leiden tot een noodsituatie. GTS geeft aan dat het daarom verstandig kan zijn om te voorzien in aanvullende gasopslag om dit soort situaties te kunnen ondervangen. Daarbij gaat het dan om een specifieke voorraad die niet vrij inzetbaar is en in beginsel buiten de markt wordt gehouden en waarvoor separate regels nodig zijn in Noordwest-Europees verband. 27 Dit roept de vraag op of Nederland bijvoorbeeld een strategische voorraad moet aanhouden. Nederland heeft op dit moment geen strategische voorraad. Het kabinet ziet ook dat het wenselijk kan zijn om – meer dan in het verleden nodig was – gas op te slaan om in de winter minder gevoelig te zijn voor onderbrekingen of verstoringen in de toevoer van gas. Dit gezien de groeiende afhankelijkheid van import, en daarmee de kwetsbaarheid voor geopolitieke risico's. De vraag is of het aanhouden van een strategische voorraad daarvoor het meest doelmatige en effectieve mechanisme is. Het kabinet heeft toegezegd uiteen te zetten wat een strategische voorraad is en hoe dit zich verhoudt tot een noodvoorraad, zoals nu opgenomen in de consultatie-versie van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis. 28 De twee begrippen – strategische voorraad en noodvoorraad – worden vaak inwisselbaar gebruikt. De noodvoorraad, zoals voorgesteld in de consultatie versie van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis, is een specifieke toepassing van een strategische voorraad. Het kabinet heeft echter gekozen voor de term noodvoorraad, omdat dit beter aansluit bij het doel waarvoor een dergelijke voorraad kan worden ingezet: een voorraad van gas die alleen in noodsituaties (het derde en hoogste niveau van een gascrisis 29 ) kan worden ingezet. De noodvoorraad die in het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis wordt voorgesteld, kan door de Minister worden ingezet in een noodsituatie en zorgt ervoor dat er meer tijd is voor het zorgvuldig voorbereiden van de verplichtende maatregelen uit het BH-G horend bij een noodsituatie, namelijk het afschakelen van niet-beschermde afnemers. De term strategische voorraad suggereert dat een dergelijke voorraad ook kan worden ingezet voor meer strategische doeleinden, bijvoorbeeld om de gasprijs te dempen. Hier biedt de EU-verordening gasleveringszekerheid 30 echter geen ruimte voor. Deze verordening bepaalt dat strategische voorraden alleen kunnen worden ingezet in het hoogste niveau van een gascrisis (een noodsituatie), omdat het aanhouden en inzetten van een dergelijke voorraad een zogenaamde niet marktgebaseerde maatregel is. Ter illustratie: ook tijdens de gascrisis van 2022 heeft geen EU-lidstaat dit crisisniveau bereikt en lidstaten die over een strategische voorraad beschikken hebben die toen niet ingezet. Een strategische voorraad (of noodvoorraad) kan dus alleen in zeer uitzonderlijke gevallen worden ingezet, waarvan onduidelijk is of ze zich ooit voor gaan doen. Los hiervan is een belangrijke notie dat het opbouwen en aanhouden van een strategische voorraad inhoudt dat er extra gas moet worden opgeslagen en gereserveerd voor specifieke doeleinden en de hiervoor benodigde opslagcapaciteit en injectie- en onttrekkingscapaciteit moet worden vrijgemaakt en vrijgehouden. Dit betekent dat het opbouwen en aanhouden van een dergelijke specifieke voorraad ten eerste gepaard gaat met kosten en ten tweede ten koste gaat van de capaciteit die beschikbaar is voor gewone (marktgebaseerde) inzet van de gasopslag om te voorzien in de wintervraag en daarmee een grote impact heeft op het functioneren van de gasopslagmarkt. Wat betreft het eerste punt – de kosten – heeft Kyos in het advies over vulmaatregelen een inschatting gegeven van deze kosten. Dit komt neer op een eenmalige investering van zo'n € 200 miljoen per 5 TWh en jaarlijkse kosten van zo'n € 36,5 miljoen per 5 TWh. Ter illustratie: voor het aanhouden van een strategische voorraad van met een omvang van 90 dagen gemiddeld gasverbruik is zo'n 72 TWh nodig. 31 Dit zou betekenen dat een investering van zo'n € 2,9 miljard nodig is om het benodigde gas aan te kopen en daarnaast jaarlijks zo'n € 525 miljoen aan kosten om de voorraad aan te houden. Deze kosten komen indirect ook bij de gasverbruiker terecht en verhogen daarmee de energierekening. Wat betreft de impact op de markt: GTS gaf ook aan dat op dit moment nog een groot deel van de opslagcapaciteit (in ieder geval zo'n 80%) nodig is om te kunnen voorzien in de seizoensflexibiliteit, ook in extremere omstandigheden, en het normale functioneren van het gassysteem. Anders gezegd: de huidige gasopslagen zijn nodig voor normale inzet in de winter, en moeten beschikbaar zijn om in de vraag te voorzien, zoals ook afgelopen winter is gebeurd. Als de opslagen in de winter niet of minder kunnen worden aangesproken, betekent dat minder aanbod en dus ook hogere gasprijzen. Daarnaast, ook met een vulambitie van 80% kunnen de gasopslagen nog steeds ook tot een hoger niveau worden gevuld als daar aanleiding voor is. Zo hebben marktpartijen voorgaande jaren tot meer dan 90% van de opslagcapaciteit gevuld, mede omdat dit commercieel gunstig was en om aan hun leveringsverplichtingen te kunnen voldoen. Het reserveren van opslagcapaciteit voor een strategische voorraad ontneemt marktpartijen de mogelijkheid om extra gas op te slaan en bijvoorbeeld te kiezen voor extra gasopslag in plaats van LNG-import om te voorzien in hun leveringsverplichtingen. Ook dit kan kostenverhogend werken. In het advies over vulmaatregelen, adviseert Kyos daarom om – mocht het kabinet kiezen voor een strategische (of nood-) voorraad – de omvang daarvan te beperken tot maximaal zo'n 10% van de opslagcapaciteit in Nederland (13 TWh). Tot slot is het belangrijk om te borgen dat het opgeslagen gas ten behoeve van de strategische voorraad daadwerkelijk op het juiste moment uit de gasopslag kan worden gehaald. Als het gas is opgeslagen in een gasopslag waarin ook andere partijen gas hebben opgeslagen, kan het zo zijn dat deze partijen op hetzelfde moment het door hen opgeslagen gas uit de opslag willen onttrekken. De vraag is of op zo'n moment de onttrekkingscapaciteit voldoende is dat alle partijen tegelijkertijd de door hun gewenste hoeveelheid gas uit de opslag kunnen onttrekken. En als dit niet zo is, wie dan voorrang krijgt. Het kabinet heeft een afweging gemaakt tussen de kosten voor het opbouwen van een strategische (of nood-) voorraad en de beperkingen die gelden voor het inzetten van een dergelijke voorraad, de waarborgen die marktwerking biedt, de betaalbaarheid van gas voor de gebruikers ervan en de huidige (geopolitieke) onzekerheden. Op basis hiervan is het kabinet tot een voorstel gekomen in de internetconsultatieversie van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis voor een in omvang beperkte noodvoorraad. In het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis worden ook breder maatregelen voorgesteld om het gassysteem robuuster te maken, waaronder een structurele vultaak voor EBN. Indien in aanvulling hierop nog meer maatregelen nodig zouden zijn, zou het – zoals hiervoor toegelicht – moeten gaan om maatregelen die doelmatiger en effectiever zijn dan het aanleggen van een omvangrijke strategische voorraad of noodvoorraad. Dit vanwege het risico dat een dergelijke voorraad mogelijk nooit zal worden ingezet, met het oog op de betaalbaarheid van gas en ook om te voorkomen dat Nederland een kostbare extra voorziening treft, waarbij het gas uiteindelijk ook in andere lidstaten terecht kan komen. Het kabinet zal in het kader van de verdere uitwerking van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis afwegen of er slimmere alternatieven zijn voor een strategische voorraad die voorzien in de zorgen die de Kamer heeft geuit (zoals langdurige uitval van toevoer, hoge prijspieken waardoor huishoudens hun rekening niet kunnen betalen). Nederland vraagt ook aandacht voor deze onderwerpen in Europees verband. Op dit moment verwerkt het kabinet de resultaten van de internetconsultatie. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans Bijlage 1: Werking van gasopslag en rol marktpartijen – toezegging aan het lid Vermeer (BBB} Het lid Vermeer vroeg tijdens het Commissiedebat op 12 maart jl. hoe gasopslag werkt en wat de rol van marktpartijen hierin is. 32 Om te beginnen is het belangrijk te benoemen dat gasopslagen verschillende functies in het gassysteem vervullen en er verschillende typen gasopslagen nodig zijn om daarin te voorzien en zo bij te dragen aan gasleveringszekerheid. Deze functies zijn: – Seizoensopslag om te voorzien in de hogere wintervraag (zowel bij milde als bij koude winters). Dit betekent dat er voldoende gasvolume moet worden aangehouden in gasopslagen. Dit vergt opslagcapaciteit. – Pieklevering om snel te kunnen leveren bij kortstondige extra vraag. Dit betekent dat er voldoende volume moet worden aangehouden in gasopslagen waaruit snel geproduceerd kan worden. Dit vergt opslagcapaciteit en onttrekkingscapaciteit. – Multi-cycle of fast-cycle opslag om de (dagelijkse) balanspositie van netgebruikers te kunnen managen. Dit betekent dat er voldoende gasvolume moet worden aangehouden in gasopslagen waaruit snel geproduceerd kan worden en die snel weer gevuld kunnen worden. Dit vergt opslagcapaciteit, onttrekkingscapaciteit en injectiecapaciteit. Met name gasopslag in cavernes, zoals in Nederland gebeurt in Zuidwending, is hiervoor geschikt. – Strategische voorraad/ noodvoorraad, een voorraad van gas die alleen in noodsituaties (het derde en hoogste niveau van een gascrisis) kan worden ingezet. Dit betekent dat er extra gasvolumes moeten worden aangehouden in gasopslagen die aanvullend geproduceerd kunnen worden. Dit vergt opslagcapaciteit en onttrekkingscapaciteit. Momenteel zijn er vijf gasopslagen in Nederland: Alkmaar, Bergermeer, Grijpskerk, Norg en Zuidwending. Een zesde gasopslag in Duitsland, UGS Nüttermoor, bedient exclusief de Nederlandse markt, en daarnaast kan en wordt er ook vanuit andere opslagen in Duitsland gas geleverd aan Nederland. Deze gasopslagen hebben ieder eigen specifieke eigenschappen en daardoor een eigen rol in het gassysteem. 33 Deze zes gasopslag en samen hebben voldoende opslag en onttrekkingscapaciteit om op dit moment te voorzien in de belangrijkste functies, namelijk seizoensopslag, pieklevering en het balanceren van het net door marktpartijen. De gasopslagen in Nederland spelen ook een rol in de gasleveringszekerheid van onze buurlanden: het gas dat in deze gasopslagen is opgeslagen kan – net als al het andere gas dat op het Nederlandse net wordt gebracht – ook geëxporteerd worden naar buurlanden. Dit is de reden dat GTS in het overzicht gasleveringszekerheid ook rekening houdt met de export van gas naar Duitsland en België. Marktpartijen spelen een onmisbare rol in het eigendom, beheer, inzetten en vullen van deze gasopslagen. Deze gasopslagen zijn voor 60% in eigendom van private partijen (zoals TAQA en de NAM) en voor 40% in eigendom van EBN, met uitzondering van Zuidwending. Deze gasopslag is eigendom van EnergyStock, een dochteronderneming van Gasunie. De gasopslagen worden beheerd door marktpartijen: deze beheerders zorgen er bijvoorbeeld voor dat de installaties werken, dat marktpartijen toegang hebben tot de opslagen en dat het gas op het gevraagde moment in de opslag geïnjecteerd of uit de opslag geproduceerd wordt. Tot slot, worden de gasopslagen gevuld door marktpartijen, onder andere door energieleveranciers. Zij kunnen gasopslag gebruiken om bijvoorbeeld hun leveringsverplichtingen in de winter af te dekken. Dat marktpartijen zo'n grote rol spelen in de gasmarkt, betekent niet dat de overheid geen rol heeft. Ten eerste is er wet- en regelgeving van toepassing. Zo stelt de Gaswet regels over de toegang tot gasopslag voor marktpartijen en moet op basis van een EU-verordening 34 de ACM beoordelen of de gasleveringszekerheid op nationaal of Unie-niveau niet vermindert als de gasopslagfunctie van een gasopslag wordt stopgezet. Ook gelden er regels voor energieleveranciers en de levering aan kleinverbruikers. Sinds 2004 is gekozen voor een systeem dat berust op twee pijlers: – Leveranciers aan kleinverbruikers zijn verantwoordelijk voor basislevering (voor temperaturen tot -9°C); en – GTS treft voorzieningen voor pieklevering bij extreme kou (–9 tot –17°C) voor alle kleinverbruikers in Nederland. 35 In dit kader is ook voorzien in een vergunningsplicht voor leveranciers aan kleinverbruikers. 36 Ten tweede, heeft de overheid via EBN 40% eigendom in de meeste gasopslagen in Nederland. Daarnaast neemt de overheid sinds de gascrisis van 2022 een proactievere rol bij het vullen van gasopslagen via de vultaak voor EBN. Hiermee heeft de overheid een instrument om snel in te kunnen grijpen mocht de vulgraad van de gasopslagen in de zomer achterblijven. Belangrijk is om te benoemen dat deze vultaak geld kost, zeker als de gasprijs in de zomer hoger ligt dan in de winter erna. Om deze kosten te dekken, werkt het kabinet in het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis een heffing uit voor gebruikers van het gastransportnet. Hiermee komen de kosten voor de vultaak ook (indirect) bij de gasverbruikers en dus uiteindelijk ook bij de consument terecht. Bijlage 2: Prijsinstrumenten – toezegging aan het lid Kröger (GL-PvdA) We zien dat de energiemarkt continu verandert. Ontwikkelingen op de groothandelsmarkt worden met vertraging en in verschillende mate doorberekend aan consumenten. Dit is mede afhankelijk van het type contract van de consument en de inkoopstrategie van de leverancier. En geldt voor zowel een stijging als daling van de groothandelsprijs. Op dit moment is het niet zo dat de leveringstarieven voor consumenten boven de tarieven uitkomen die in 2023 golden onder het prijsplafond. Consumenten kunnen op dit moment kiezen uit een ruim aanbod van vaste, variabele en dynamische contracten met prijzen veelal onder het niveau van het prijsplafond. 37 De combinatie van het ontbreken van een dergelijk aanbod en de veel hogere groothandelsprijzen waren in 2022 reden voor het kabinet om een prijsplafond in te stellen. Volgens de toezegging gedaan aan het lid Kröger tijdens het commissiedebat Gasmarkt en Leveringszekerheid van 12 maart jl. wordt in deze brief ingegaan op het prijsplafond, waarbij dit prijsplafond wordt vergeleken met andere instrumenten om kwetsbare huishoudens tegemoet te komen en waarbij wordt stilgestaan bij de voor- en nadelen. 38 In 2023 zijn verschillende maatregelen verkend in het kader van de augustusbesluitvorming. Een inventarisatie van deze maatregelen is in het voorjaar van 2023 gedeeld met uw Kamer in een Kamerbrief naar aanleiding van de motie Van der Lee. 39 Deze verkende maatregelen zijn verder uitgewerkt voor de augustusbesluitvorming en met de Kamer gedeeld in de Kamerbrief Reactie motie Van Baarle c.s. . 40 Ingrijpen op de energierekening is complex, waarbij verschillende randvoorwaarden van maatregelen moeten worden meegenomen. Een crisismaatregel moet snel te implementeren zijn, uitvoerbaar zijn, passen in de juridische kaders, de juiste doelgroep gericht bereiken en doelmatig zijn. Op het moment dat een prijscrisis zich voor zou doen, moet bekeken worden welk instrument het meest passend is om de aard van die specifieke crisis te adresseren. In generieke zin lopen hogere energieprijzen mee in de koopkrachtbesluitvorming. Mocht de situatie zodanig zijn dat er extra noodmaatregelen nodig zijn, dan zijn binnen de huidige wetgeving verschillende maatregelen mogelijk. Een prijsplafond is een krachtig instrument dat huishoudens prijszekerheid biedt voor een deel van hun verbruik. Tegelijkertijd is een prijsplafond in elke vorm een ongerichte maatregel, die ook marktverstorend werkt. Het prijsplafond was in 2023 niet mogelijk geweest zonder de medewerking en inzet van de energieleveranciers. Energieleveranciers zouden opnieuw bereid gevonden moeten worden de uitvoering op zich te nemen, terwijl het een grote impact zou hebben op hun bedrijfsvoering. De doelmatigheid van een prijsplafond is sterk afhankelijk van het aantal vaste contracten in het geval een nieuwe prijspiek zich voordoet. Het heeft daarom niet de voorkeur deze maatregel nogmaals in te zetten. Het is wel een uitvoerbare maatregel waarvan duidelijk is hoe hij moet worden geïmplementeerd. Een nadeel van het prijsplafond is ook dat deze niet gedurende het jaar ingezet kan worden. Een mogelijk prijs dempend effect laat in ieder geval enkele maanden op zich wachten, waardoor het in een crisis niet evident een effectieve maatregel is. Een zogenaamd slapend prijsplafond is in de praktijk niet uitvoerbaar, omdat het technisch en administratief alleen mogelijk is om een prijsplafond over een kalenderjaar te laten lopen. Voor beide varianten geldt dat de Europese Commissie een uitzondering moet bieden op de Europese wetgeving. In 2023 zijn ook maatregelen verkend die op relatief korte termijn te implementeren zijn. Zo is er gekeken naar een regeling met een vast bedrag, de zogenaamde lumpsum regeling. Deze maatregel zou vergelijkbaar kunnen zijn met de tweemaal 190 euro in november en december van 2022. Deze regeling is relatief snel te implementeren. Het is ook mogelijk om via de energiebelasting huishoudens tegemoet te komen in hun energiekosten. Bovenstaande maatregelen zijn generiek. Een energiefonds kan meer specifiek hulp bieden voor kwetsbare huishoudens. Zoals 14 februari jl. is gedeeld met de Kamer, is er na diverse gesprekken met de sector voldoende basis om over te gaan tot een positief besluit om in 2025 het Energiefonds op te gaan starten. 41 Met het energiefonds worden huishoudens in energiearmoede ondersteund in het betalen van de energierekening. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan de uitwerking van het fonds. Bijlage 3: TNO rapport inzake Hergebruik van LNG-infrastructuur in Nederland Hierbij biedt het kabinet u het rapport aan van TNO inzake Hergebruik van LNG infrastructuur in Nederland . Aanleiding en achtergrond: Waterstofreadiness van LNG-terminals Mijn voorganger heeft de Kamer in 2023 geïnformeerd dat er bij nieuwe initiatieven voor LNG-terminals wordt ingezet op het zo spoedig mogelijk hergebruik van de infrastructuur voor duurzame toepassingen, waarbij er rekening mee wordt gehouden hoe de vraag naar deze duurzame dragers zich ontwikkelt. In april 2024 heeft het lid Kröger (GL-PvdA) een motie ingediend die de regering verzoekt erop toe te zien dat nieuwe LNG-terminals ook gereed zijn voor waterstof. 42 Voor de uitvoering van deze motie is relevant dat, ondanks dat een aantal waterstofterminal-projecten naar de realisatiefase aan het verschuiven is, de markt voor duurzame energiedragers langzamer op gang komt dan verwacht, zoals het kabinet ook eerder aan de Kamer heeft gecommuniceerd. Wat betreft het ombouwen van LNG-terminals voor waterstof (dragers) is nog onduidelijk wat de kosten en technische en juridische vereisten zijn. Tegen deze achtergrond heeft het kabinet TNO gevraagd om een studie uit te voeren naar de technische en juridische voorwaarden en mogelijkheden voor hergebruik van bestaande en nieuwe LNG-terminals. TNO heeft daarbij ook de relevante wetgeving voor LNG-terminals in andere EU LNG importlanden (SP, IT, DE) onderzocht om te analyseren of er voorwaarden zijn voor de herbestemming naar waterstofdragers. Samenvatting en conclusie Het TNO-rapport biedt een uitgebreid en waardevol inzicht in de (on)mogelijkheden van de onderscheiden onderdelen van LNG-terminals voor hergebruik per verschillende duurzame energiedragers. TNO concludeert dat hergebruik van (delen van) een LNG-terminals in het algemeen beperkt mogelijk is. Daarbij speelt mee of het gaat om een bestaande dan wel nieuwe terminal en of het gaat om een terminal op land versus een offshore of drijvende terminal. Het lijkt mogelijk om voorwaarden te stellen aan waterstofgereedheid van LNG terminals om de bouw van terminals voor duurzame dragers op dezelfde locatie in de toekomst te vergemakkelijken, zoals voorwaarden ten aanzien van de draagkracht van de gebruikte constructie. In feite gaat het dan niet om hergebruik van de terminalcomponenten, maar om hergebruik van de locatie en enkele onderdelen van de constructie. Alleen voor een aantal specifieke energiedragers die directe alternatieven vormen voor LNG, zoals bio-LNG en synthetisch methaan, is direct hergebruik van de terminal zonder veel aanpassingen mogelijk. TNO schetst echter dat er bij deze dragers aandachtspunten bij de kosten en toeleveringsketen zijn, waardoor de toekomstige omvang van deze dragers zeer onzeker is. Technische mogelijkheden hergebruik LNG-terminals • Hergebruik van bestaande terminals (GATE en EemsEnergyTerminal) met vloeibare waterstof of ammoniak is te complex. De meest CAPEX-intensieve componenten, zoals de bestaande LNG-opslagtanks of drijvende onderdelen (de zogenoemde Floating Storage and Regasification Units of FSRUs), zijn niet geschikt voor vloeibare waterstof en ammoniak. (Her)gebruik van de locatie zou feitelijk dus neerkomen op de bouw van nieuwe terminals. Voor de EemsEnergyTerminal betekent dit het vervangen van de FSRUs, na afloop van de duur van de huidige functie als LNG-terminal, voor FSRUs die geschikt zijn voor ammoniak of vloeibare waterstof. Deze technologie bestaat nog niet op de schaal die benodigd is. Zolang aardgas nog nodig blijft in ons energiesysteem, is het logischer om de terminals te blijven inzetten voor (duurzamere alternatieven van) aardgas zoals synthetisch methaan18 en bio-LNG. • Nieuwe LNG-terminals kunnen voor een beperkt deel toekomstbestendig worden gebouwd door vooruit te plannen met no-regret maatregelen. Gegeven de verschillende eigenschappen van de duurzame energiedragers, is het – indien wordt gestuurd op hergebruik belangrijk om vooraf een duidelijke keuze te maken voor welke duurzame drager in de toekomst in een nieuwe LNG-terminal zal worden ingezet. Daarbij moet rekening worden gehouden met wat proportioneel is in termen van extra investeringskosten. Het onderzoek laat zien dat er op dit moment geen opslagtanks of FSRUs bestaan die zowel voor vloeibare waterstof of ammoniak als voor LNG op de benodigde schaal commercieel beschikbaar zijn. Juridische sturingsmogelijkheden De juridische analyse laat zien dat er geen formele sturingsmogelijkheid vanuit de overheid bestaat om bij bestaande terminals een specifiek transitiepad af te dwingen. De nieuwe Gasverordening (Verordening 2024/ 1789), als onderdeel van het EU-decarbonisatiepakket, introduceert wel een nieuwe extra voorwaarde – indien nieuwe terminals verzoeken om ontheffing van het toepasselijke regime voor derden toegang – dat bij de investering rekening wordt gehouden met decarbonisatie en energie- en klimaatdoelen. Dit biedt enige ruimte voor sturing op hergebruik. Ten slotte is denkbaar dat er in het kader van omgevingstrajecten ook de mogelijkheid bestaat tot sturing op ruimtegebruik en de (vereisten voor) vergunningverlening. Uit de analyse van de situatie in andere EU-landen, blijkt dat vooralsnog alleen Duitsland specifieke wet- en regelgeving heeft voor de herbestemming van LNG terminals. De Duitse Gesetz zur Beschleunigung des Einsatzes verflüssigten Erdgases (LNGG), ofwel de Duitse LNG versnellingswet stelt voorwaarden aan herbestemming van LNG-terminals bij nieuwbouw. Om een terminal in Duitsland operationeel te houden na 31 december 2043 moet uiterlijk op 1 januari 2035 goedkeuring zijn aangevraagd. Deze goedkeuring wordt alleen gegeven als de beheerder kan bewijzen dat de terminal per 1 januari 2044 kan worden omgebouwd tot een terminal die inzetbaar is voor de import, ontlading, opslag en hervergassing van ammoniak. Daarbij moet gedemonstreerd worden dat de modificatiekosten niet meer dan 15% van de originele bouwkosten bedragen. Deze in Duitsland gestelde voorwaarde lijkt in Nederland niet haalbaar op basis van de veiligheidseisen voor ammoniak in de zogenoemde PGS-12 richtlijn. Vervolg Uiteindelijk vereist de keuze voor hergebruik van nieuwe en bestaande LNG terminals per individuele terminal een zorgvuldige afweging van gasleveringszekerheid, klimaatdoelstellingen, economische haalbaarheid en technische uitvoerbaarheid. Het is hierbij belangrijk om een loek in (ten aanzien van een specifieke duurzame energiedrager) te voorkomen waarbij een gecoördineerde afbouw van fossiele infrastructuur in de weg staat aan de opbouw van infrastructuur voor duurzame alternatieven. Op basis van de hierboven geschetste conclusies, zal het kabinet inventariseren welke instrumenten het kan inzetten om terminaloperators, van zowel bestaande als nieuwe initiatieven, meer te kunnen sturen richting een duurzaam transitiepad. Hierbij zal het kabinet o.a. kijken welke voorwaarden meegenomen kunnen worden bij de implementatie van het decarbonisatiepakket om deze afweging te kunnen maken. Deze voorwaarden zullen in lijn moeten zijn met de voorkeuren en aandachtspunten over de toeleveringsketens geschetst in de kabinetsvisie waterstofdragers 43 en met de gestelde voorwaarden in andere EU landen, zoals Duitsland, om een level-playing field te waarborgen. Parallel zal het kabinet, bij nieuwe initiatieven, de samenwerking met de overige bevoegde gezagen opzoeken om te bezien of de door TNO geadviseerde voorwaarden alvast kunnen worden meegenomen bij de beoordeling van aanvragen. Ten slotte vindt het kabinet het belangrijk om in gesprek te blijven met de terminaloperators en betrokken stakeholders, zodat hun toekomstplannen in lijn worden ontwikkeld met het afbouwpad voor aardgas en dat de terminals bijdragen aan zowel leveringszekerheid als de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem in Nederland richting 2050. Dit geldt in het bijzonder bij het lopende initiatief voor de tijdelijke verlenging van de EemsEnergyTerminal, waarbij aandeelhouders Gasunie en Vopak naast het onderzoeken van verlenging ook gezamenlijk de mogelijkheden onderzoeken voor het realiseren van een nieuwe importterminal voor ammoniak. 44 Op dit moment is de GATE-terminal al gecertificeerd voor de import van bio-LNG en worden de eerste volumes geïmporteerd. Ook is het kabinet aan het verkennen in het kader van het groeifondsprogramma GroenvermogenNL of de innovatiekloof voor toekomstbestendige materialen en (toekomstbestendig LNG) ontwerpsystemen voor de import van vloeibare waterstof en ammoniak kan worden ingevuld. Voor de fase van pilots en demonstraties zou GroenvermogenNL kunnen bijdragen via de zogenoemde DEI-regeling, waarbinnen voor waterstof(-gerelateerde) projecten ook ruimte bestaat. X Noot 1 Zowel met de reguliere periodieke updates gasleveringszekerheid (Kamerstukken Il, 2024/ 25, 29 023, nr. 519 ), als met de extra updates over de gasmarkt en vulgraden van de gasopslagen in de afgelopen maanden (Kamerstukken Il, 2024/ 25, 29 023, nrs. 531 , 532 en 554 ). X Noot 2 Hierbij wordt tevens invulling gegeven aan de toezegging tijdens het Commissiedebat gasmarkt en leveringszekerheid op 12 maart jl. dat deze brief in april aan de Kamer wordt gezonden, TZ202503-067. X Noot 3 TZ202503-067. X Noot 4 TZ202503-069. X Noot 5 TZ202503-068. X Noot 6 TZ202503-070. X Noot 7 Kamerstukken II 2023/ 2024, 29 023, nr. 502 . X Noot 8 Deze rol van de gasopslagen wordt ook bevestigd door het recente rapport van ACER van 16 maart 2025 Key developments in European electricity and gas markets – 2025 Monitoring Report , via www.acer.europa.eu . X Noot 9 Bedoeld wordt de prijs voor een maand-vooruit contract op de Title Transfer Facility (TTF). X Noot 10 Een overzicht van de vulgraden aan het einde van de winter (1 april) en einde vulseizoen (1 november) in de afgelopen tien jaar was opgenomen in Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 023, nr. 532 en nr. 554 . X Noot 11 https:/ / www.cbs.nl/ nl-nl/ nieuws/ 2025/ 07/ gasverbruik-niet-veranderd-in-2024 . X Noot 12 TNO-AGE Jaarverslag 2023 Delfstoffen en aardwarmte in Nederland (Kamerstukken 2024/ 25, 36 410 XIII, nr. 99 ). X Noot 13 Kamerstukken 2024/ 25, 33 529, nr. 1276 , met als bijlage het TNO-rapport Exploratieboringen als parameter om de investeringsbereidheid in gaswinning op de Noordzee te beoordelen . X Noot 14 Bijlage bij Kamerstukken II 2024/ 2025, 33 529, nr. 1279 . X Noot 15 Kamerstukken II 2024/ 2025, 33 529, nr. 1264 . X Noot 16 Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 023, nr. 532 & nr. 554 . X Noot 17 Bijlage bij Kamerstukken II 2023/ 2024, 29 023, nr. 494 . X Noot 18 www.internetconsultatie.nl/ wbe/ bl . X Noot 19 Zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2017/ 1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. X Noot 20 Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 023, nr. 519 . X Noot 21 Kamerstukken II 2023/ 2024, 29 023, nr. 557 . X Noot 22 Kamerstukken II 2023/ 2024, 21 501-33, nr. 1075 . Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 023, nr. 519 . X Noot 23 Kamerstukken II 2024/ 2025, 22 112, nrs. 4020 en 4021 . X Noot 24 TZ202503-069. X Noot 25 https:/ / www.gasunietransportservices.nl/ nieuws/ hoge-onttrekking-uit-gasopslagen . X Noot 26 Zie ook de uitgebreide toelichting bij de analyse van GTS in de Kamerbrief van 14 februari 2025, Kamerstukken Il 2024/ 2025, 29 023, nr. 532 . X Noot 27 www.gasunietransportservices.nl/ nieuws/ hoge-onttrekking-uit-gasopslagen . X Noot 28 TZ202503-067. X Noot 29 Zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2017/ 1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid. X Noot 30 Verordening (EU) 2017/ 1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/ 2010. X Noot 31 Uitgaand van 2024: het totale aardgasverbruik over 2024 was 293 TWh. Dit komt neer op een daggemiddelde van 0,8 TWh. X Noot 32 TZ202503-068. X Noot 33 Kamerstukken II 2022/ 2023, 29 023, nr. 442 . X Noot 34 Verordening (EG) nr. 715/ 2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/ 2005. X Noot 35 Kamerstukken II 2002/ 2003, 28 174, nr. 52 (Gewijzigd amendement over het waarborgen van leveringszekerheid door de beheerder van het landelijke hogedrukgastransportnet) en Nota van Toelichting bij het Besluit leveringszekerheid Gaswet, Staatsblad 2004, 170 , § 2. X Noot 36 Artikel 2.17, eerste lid, van de Energiewet, voorheen artikel 43, eerste lid, van de Gaswet. X Noot 37 Workbook: Monitor Consumentenmarkt Energie. X Noot 38 TZ202503-070. X Noot 39 Kamerstukken II 2022/ 2023, 36 200, nr. 182 . X Noot 40 Kamerstukken II 2023/ 2024, 36 410, nr. 80 . X Noot 41 Kamerstukken II 2024/ 2025, 29 032, nr. 533 . X Noot 42 Kamerstukken II 2023/ 2024, 29 023, nr. 502 . X Noot 43 Kamerstukken II 2024/ 2025, 32 813, nr. 1424 . X Noot 44 https:/ / www .eemsenergyterm inal. nl/ laatste- nieuws/ belangrijke-volgende-fase-voor-de-toekomst-van eemsenergyterminal-in-eemshaven [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
15-04-2025 00:08:54 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 562 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 4 april 2025 Op 14 februari 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het positieve besluit om het energiefonds in 2025 op te gaan starten. 1 In deze brief licht ik, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Klimaat en Groene Groei, een aantal belangrijke zaken over dit fonds toe, zoals de openingsdatum, voorwaarden en toegankelijkheid. Energiefonds 2025 In 2023 en in 2024 heeft de Stichting Tijdelijk Noodfonds Energie (TNE) ruim 160.000 huishoudens met een laag (midden)inkomen en een hoge energierekening geholpen bij de energierekening. Daardoor zijn veel geldzorgen, problematische schulden en afsluitingen voorkomen. Er zijn op dit moment nog steeds veel huishoudens die moeite hebben met het betalen van de energierekening. Het kabinet heeft daarom voor 2025 € 60 miljoen gereserveerd om energiearme huishoudens te helpen bij de energierekening. Het kabinet heeft op 14 februari 2025 besloten om de publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers, de netbeheerders en de diverse betrokken maatschappelijke partijen nog één jaar in te richten, zodat er ook in 2025 een energiefonds beschikbaar is. In de aanloop naar dit besluit is de nauwe betrokkenheid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ook essentieel geweest. Net als in de voorgaande jaren is het randvoorwaardelijk dat derde partijen ook meer dan één derde van de totale som financieel bijdragen om bestuurlijke risico s te voorkomen. Ik ben de energieleveranciers 2 en netbeheerders 3 erg dankbaar voor hun bijdragen aan de uitvoeringskosten van het fonds. Dankzij hun bijdrage is het mogelijk om ook dit jaar dit fonds weer te openen en huishoudens te ondersteunen. Het energiefonds wordt ook dit jaar weer uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van TNE. Toelichting fonds 2025 Openingsdatum TNE heeft de afgelopen periode hard gewerkt om het loket zo snel mogelijk te openen, zodat energiearme huishoudens steun op de energierekening kunnen aanvragen. Het loket opent naar verwachting in de week van 21 april voor aanvragen. De exacte datum wordt uiterlijk een week voor opening gepubliceerd. Een aanvraag indienen kan via de website (noodfondsenergie.nl) en de app van het Noodfonds Energie. Naar verwachting kan het energiefonds op basis van de huidige energieprijzen circa 100.000 huishoudens helpen. De subsidie die het Rijk verstrekt aan TNE is € 56,3 miljoen. Om binnen de hierboven genoemde verhouding te blijven, is dit het maximale bedrag wat het Rijk kan verstrekken. Van de resterende middelen wordt maximaal € 1 miljoen ter beschikking gesteld voor Caribisch Nederland ten behoeve van de betaalbaarheid van de energierekening. Daarnaast wordt een subsidie verstrekt aan de Nederlandse Schuldhulproute (NSR). Meer informatie over het doel van deze subsidie wordt later in deze brief toegelicht. De duidelijkheid die deze brief over het energiefonds biedt, is essentieel voor huishoudens. Zij hebben lang moeten wachten op deze duidelijkheid. Tegelijkertijd hebben energieleveranciers in de regel een vast termijnbedrag afgesproken met huishoudens, waardoor de hoogte van de energierekening niet fluctueert tussen zomer en winter. Doelgroep Net als bij het Noodfonds 2024 kunnen huishoudens met een bruto inkomen tot 130% van het sociaal minimum met een energiequote van minimaal 8% en huishoudens met bruto inkomen van 130% tot 200% van het sociaal minimum met een energiequote van minimaal 10%, een aanvraag indienen voor steun van het energiefonds 2025. Met de keuze voor 200% van het sociaal minimum is deze regeling ook bedoeld voor werkenden met een (laag)middeninkomen. De verwachte gemiddelde steun is € 90 per huishouden per maand voor maximaal 6 maanden. Huishoudens met een blokaansluiting Dit jaar kunnen huishoudens met blokaansluiting ook een aanvraag voor het energiefonds indienen, mits zij voldoen aan dezelfde criteria voor wat betreft hun inkomen en de verhouding tot de hoogte van de energierekening. Dit is nieuw ten opzichte van de voorgaande jaren. Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging om de Kamer te informeren of huishoudens met blokaansluitingen ook aanspraak kunnen maken op het energiefonds 4 en de motie van de leden Kops en Vermeer 5 om bij de uitwerking van het energiefonds ervoor te zorgen dat ook huishoudens met blokaansluiting in aanmerking kunnen komen voor energiecompensatiemaatregelen. TNE heeft huishoudens met blokaansluitingen zo veel als mogelijk actief betrokken bij de vormgeving van het aanvraagproces voor deze huishoudens. TNE heeft ingezet op een zo snel mogelijke opening van het loket en een zo eenvoudig mogelijk aanvraagproces voor huishoudens. Dit betekent ook dat TNE tijdens de looptijd van het loket nog uitvoeringsvraagstukken kan tegenkomen. Niet uit te sluiten valt dat er situaties ontstaan waarbij bijvoorbeeld een huishouden aanvullende vragen krijgt, waarbij een huishouden meer informatie moet aanleveren, er vertraging is bij het verwerken van de aanvraag, er vertraging is bij de uitbetaling, er sprake kan zijn van misbruik en/ of oneigenlijk gebruik, er een keer een fout in een berekening wordt gemaakt of er een fout in een overboeking wordt gemaakt. TNE en SZW hebben gezamenlijk duidelijke afspraken gemaakt bij welke vraagstukken het Rijk zal meedenken bij het vinden van oplossingen. Ik vraag uw Kamer begrip hiervoor. TNE maakt het mogelijk dat huishoudens met een blokaansluiting direct, zonder tussenkomst van een verhuurder, worden bereikt en dat staat centraal. Aanvraagproces voor huishoudens Net als in voorgaande jaren geldt dat, wanneer een huishouden in aanmerking komt voor steun vanuit het energiefonds, de bijdrage in de meeste gevallen wordt betaald aan de energieleverancier van het betreffende huishouden. De energieleverancier verrekent vervolgens deze bijdrage met de energierekening. Wanneer er sprake is van een openstaande schuld van het huishouden bij de energieleverancier, wordt de bijdrage hiermee verrekend. Als deze openstaande schuld lager is dan de toegekende bijdrage, of het huishouden geen openstaande schuld heeft, wordt de steun doorgaans over de eerstvolgende zes maanden verrekend met de energierekening. Mocht het verrekenen over zes maanden niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld omdat het huishouden een overstap maakt naar een andere energieleverancier, dan verrekent de energieleverancier de resterende steun met de eindafrekening of keert dit direct uit op het rekeningnummer waarmee de energierekening werd betaald. Voor huishoudens met een blokaansluiting geldt dat zij net als huishoudens met een eigen energiecontract, via de website en de Noodfonds app een aanvraag indienen. Het huishouden levert vervolgens een bewijsstuk aan waaruit af te lezen is hoeveel het huishouden per maand voor energie betaalt. Echter, aangezien er geen sprake is van een betaalrelatie met een energieleverancier, vindt er geen verrekening plaats maar zal het bedrag rechtstreeks worden gestort op de rekening van het huishouden. Nadere informatie volgt zo snel mogelijk op de website van TNE. Betrokkenheid maatschappelijke organisaties De steun uit het energiefonds is zeer gericht voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie en daarom is er veel aandacht besteed aan het aanvraagproces en aanvullende ondersteuning. TNE zorgt, net als voorgaande jaren, dat voor de opening van het fonds dat maatschappelijke organisaties goed zijn voorbereid en werkt actief aan goede informatievoorziening voor alle betrokken partijen. TNE organiseert, naast het verstrekken van schriftelijke informatie, bijvoorbeeld vragenuren en webinars voor organisaties binnen het sociaal domein waaronder hulpverleners. Ook worden diverse organisaties zoals de ANBO, de Oogvereniging, IederIn en Stichting Appt hiervoor uitgenodigd. BlindMobility en OnderAnderen zijn ook betrokken bij het ervaringsdeskundigenonderzoek en de toegankelijkheid van het aanvraagproces. TNE spant zich in om via de opgebouwde netwerken zoveel mogelijk huishoudens tijdig te wijzen op de mogelijkheid van steun. Zoals eerder in deze brief al aangegeven heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarnaast een subsidie verstrekt aan de NSR. De NSR heeft een landelijk dekkende sociale kaart die in samenwerking met Landelijk Steunpunt Thuisadministratie (LSTA) wordt ingezet voor het inrichten van een doorverwijsroute naar lokale hulp voor huishoudens die niet zelfstandig een aanvraag kunnen indienen. Naast een doorverwijzing vindt er, in samenwerking met TNE, monitoring plaats of de hulp goed tot stand komt. De met vrijwilligers opgezette inlooppunten en keukentafelgesprekken worden benut om mensen die moeite hebben met het aanvraagproces hulp aan te bieden. Huishoudens die moeite hebben met het digitaal aanvragen van steun kunnen indien gewenst doorverwezen worden naar lokale hulpverleners in de buurt voor hulp op maat. Dit kan op een locatie, maar eventueel ook thuis. Zij helpen vervolgens met het indienen van de aanvraag. Deze ondersteuning is van groot belang, omdat er geen papieren aanvraagmogelijkheid beschikbaar is. Huishoudens die minder digitaal vaardig zijn worden zodoende ondersteund in het doen van een aanvraag. Klachtenregeling Net als vorig jaar heeft het TNE een klachtenregeling ingericht die erin voorziet dat klachten snel worden opgepakt en er de ruimte is om maatwerk te leveren als de situatie van het huishouden daarom vraagt. De klachtenregeling heeft vorig jaar goed gewerkt en is, net als dit jaar, afgestemd met onder andere de Nationale ombudsman en het Ministerie van SZW. Onderdeel van de afspraken is dat alle signalen en klachten – ongeacht bij wie ze als eerste binnenkomen – snel terecht komen bij TNE zodat er snel en gericht actie kan worden ondernomen om de huishoudens te helpen. Warme doorverwijzing naar hulp bij verduurzaming Energiebesparing en verduurzaming van woningen blijft een belangrijke route om bij te dragen aan een betaalbare energierekening. Er is al een breed aanbod aan hulp bij verduurzaming, maar deze bereikt nog niet altijd de doelgroep die het het hardste nodig heeft. Dit betreft (onder meer) de doelgroep van het energiefonds, dus ik zet mij in om hier dit jaar een stap in te zetten. Juist het bereik en het vertrouwen dat het energiefonds en TNE hebben, kan erg bijdragen om ook de hulp voor verduurzaming op de juiste plek aan te kunnen bieden. Samenwerking met Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), gemeenten en partijen die al actief zijn in het aanbieden van lokale hulp is daarbij essentieel. Op dit moment wordt met verschillende partijen uitgewerkt hoe de doorverwijzing eruit kan komen zien. Bijvoorbeeld door bij het doen van een aanvraag een huishouden digitaal of persoonlijk te informeren over de lokale hulp in de eigen gemeente of het Warmtefonds op het moment dat een aanvrager in een koophuis woont. Direct na het meireces wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het energiefonds en wordt nader toegelicht hoe de warme doorverwijzing is ingericht. Sluitingsdatum De sluitingsdatum hangt af van het verloop van het aantal aanvragen en de hoogte van de compensatie per huishouden. Op het moment dat een marge tot aan de grens van de € 56,3 miljoen wordt bereikt, zal TNE overgaan tot besluitvorming wanneer het loket gaat sluiten. Er zijn immers zowel vanuit het Rijk als van derde partijen geen extra middelen beschikbaar. Uiteraard is er met alle betrokken organisaties nauw contact met TNE over het verloop van het beschikbare budget. Voorafgaand aan de sluiting wordt dit tijdig gemeld op de website van het TNE en het Rijk, zodat huishoudens weten tot wanneer zij een aanvraag kunnen indienen. Het is goed als uw Kamer zich realiseert dat met de beschikbare middelen mogelijk niet alle aanvragen kunnen worden gehonoreerd. Lange termijn Zoals in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96 ) beschreven, zet het kabinet in op een rechtvaardige en betaalbare energietransitie, ook voor huishoudens met een kleine portemonnee en middeninkomens. Daarom is er, naast steun bij het betalen van de energierekening, ook aandacht voor het belang dat huishoudens structureel worden geholpen met de energierekening door middel van verduurzaming. Voor de lange termijn hebben het Ministerie van SZW en het Ministerie van VRO gezamenlijk een voorstel uitgewerkt voor het Social Climate Fund, waarbij ingezet wordt op maatregelen die bijdragen aan verduurzaming en energiezuiniger maken van woningen in combinatie met directe tijdelijke steun op de energierekening voor huishoudens in een financieel kwetsbare positie. Zo worden huishoudens structureel geholpen bij het opvangen van de effecten van het emissiehandelssysteem voor CO 2 -emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2). Het kabinet zal medio april een besluit nemen welk voorstel zal worden ingediend bij de Europese Commissie. Deze inzet zal worden opgenomen in het Sociaal Klimaatplan dat uiterlijk op 30 juni 2025 moet worden ingediend bij de Europese Commissie. Uw Kamer wordt tijdig meegenomen in het definitieve plan voordat deze wordt ingediend. Tot slot Ik wil alle betrokken partijen, waaronder het bestuur van TNE, de energieleveranciers 6 , netbeheerders 7 , banken, de VNG, een aantal betrokken gemeenten en diverse maatschappelijke organisaties en vrijwilligers bedanken voor hun inspanningen om het energiefonds 2025 mogelijk te maken. Dankzij de inzet van deze organisaties in deze unieke privaat-publieke samenwerking kunnen ook in 2025 huishoudens geholpen worden bij het betalen van hun energierekening. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel X Noot 1 Kamerbrief Positief besluit Tijdelijk Noodfonds Energie 14 februari 2025, Kamerstuk 29023–533 X Noot 2 Vattenfall, Essent, Eneco, Greenchoice, Budgetenergie, Engie, Innova Energie, Clean Energy en Pure Energie. Daarnaast investeren zij samen met een aantal banken in verduurzaming ten behoeve van energiearme huishoudens. In totaal komt dit neer op € 22,8 miljoen. X Noot 3 TenneT, Gasunie, Stedin, Alliander en Enexis. In totaal komt dit neer op € 5,35 miljoen. X Noot 4 Toezegging bij het Commissiedebat Gasmarkt en leveringszekerheid van 12 maart 2025, TZ202503–071. X Noot 5 Kamerstuk 36 600-XXIII-60 X Noot 6 Vattenfall, Essent, Eneco, Greenchoice, Budgetenergie, Engie, Innova Energie, Clean Energy en Pure Energie X Noot 7 TenneT, Gasunie, Stedin, Alliander en Enexis [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
04-04-2025 17:38:42 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 31 239 Stimulering duurzame energieproductie Nr. 561 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT Vastgesteld 4 april 2025 De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 19 februari 2025 overleg gevoerd met mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President, over: − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 5 oktober 2023 inzake voortgangsupdate rol batterijen in het energiesysteem (Kamerstuk 29 023, nr. 448 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 9 februari 2024 inzake voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat (MIEK) (Kamerstuk 29 826, nr. 201 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 4 maart 2024 inzake definitief Programma Energiehoofdstructuur (Kamerstuk 31 239, nr. 388 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 7 maart 2024 inzake Integrale infrastructuurverkenning 2030–2050, editie 2 (Kamerstuk 32 813, nr. 1363 ); − de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 3 april 2024 inzake onderzoek elektriciteits- en netwerkkosten (Kamerstuk 32 813, nr. 1372 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 25 april 2024 inzake versnelling en uitbreiding maatregelen netcongestie Flevoland, Gelderland en Utrecht (FGU) (Kamerstuk 29 023, nr. 510 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 30 april 2024 inzake reactie op verzoek commissie over stikstof, regionale projecten en MIEK (Kamerstuk 29 826, nr. 210 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 21 mei 2024 inzake toets investeringsplannen netbeheerders elektriciteit en gas (Kamerstuk 29 023, nr. 514 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 5 juni 2024 inzake het Stimuleringsprogramma Energiehubs (Kamerstuk 32 813, nr. 1398 ); − de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 11 juni 2024 inzake voortgang aanpak netcongestie (Kamerstuk 29 023, nr. 515 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 25 oktober 2024 inzake invulling toezegging over de rol van de ACM in de energietransitie (Kamerstuk 27 879, nr. 106 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 1 november 2024 inzake appreciatie codebesluit ACM over aansluittermijnen grootverbruikers (Kamerstuk 29 023, nr. 521 ); − de brief van de Wetenschappelijke Klimaatraad d.d. 13 november 2024 inzake reactie op de brief van het presidium over een adviesaanvraag aan de Wetenschappelijke Klimaatraad inzake een afwegingskader voor prioritering van netaansluiting en transportcapaciteit (Kamerstuk 29 023, nr. 524 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 19 november 2024 inzake nettarieven en de verdeling van netkosten (Kamerstuk 29 023, nr. 525 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 21 november 2024 inzake netcongestie (Kamerstuk 29 023, nr. 526 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 26 november 2024 inzake appreciatie rapport van de onafhankelijk bestuurlijk aanjager Slim met stroom (Kamerstuk 29 023, nr. 527 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 10 december 2024 inzake voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat (MIEK) en nationale energieprojecten (Kamerstuk 29 826, nr. 217 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 10 december 2024 inzake leveringszekerheid van elektriciteit (Kamerstuk 29 023, nr. 529 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 6 januari 2025 inzake zonnebrief (Kamerstuk 32 813, nr. 1464 ); − de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 februari 2025 inzake beleidskeuzes uitgelegd – subsidiemodule Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) (Kamerstuk 29 023, nr. 535 ). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit. De voorzitter van de commissie, Thijssen De griffier van de commissie, Nava Voorzitter: Thijssen Griffier: Teske Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Dekker, Eerdmans, Erkens, Flach, Grinwis, Kröger, Postma, Rooderkerk, Thijssen en Vermeer, en mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President. Aanvang 10.01 uur. De voorzitter : Welkom bij deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Klimaat en Groene Groei. Aan de orde is een commissiedebat over netcongestie en infrastructuur. Ik ben de voorzitter van deze commissie. Mijn naam is Joris Thijssen. Ik heet de Minister van KGG en de leden welkom. Aanwezig zijn de heer Erkens van de VVD, mevrouw Rooderkerk van D66, de heer Dekker van Forum voor Democratie, de heer Grinwis van de ChristenUnie, mevrouw Postma van NSC, de heer Eerdmans van JA21 en mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA. Meneer Flach van de SGP komt nog. Ik moet even toestemming aan de commissieleden vragen dat de heer Dekker meedoet aan dit debat. Hij is officieel namelijk nog geen lid van deze commissie. Hij is natuurlijk wel lid van de Kamer. Ik zie geen bezwaar, dus we gaan uw rijke inbreng vandaag meemaken, meneer Dekker. We gaan snel beginnen, want er zijn veel leden. Ik stel vier interrupties op elkaar voor. Ik hoop dat we tijd hebben voor iets meer interrupties op de Minister, zodat we een leuk debat hebben met het kabinet. Het woord is aan de heer Erkens voor zijn inbreng. De heer Erkens (VVD): Dank u, voorzitter. Het volgelopen stroomnet vormt een bedreiging voor onze toekomst. Het belemmert ons bij het onafhankelijker worden op het gebied van onze energievoorziening. Het belemmert ons ook bij het realiseren van de economische groei die de komende jaren nodig is om Nederland veilig en welvarend te houden. Het oplossen van netcongestie kan 10 tot 40 miljard euro aan economische baten per jaar opleveren, zoals pas in een studie duidelijk werd. Voor economische groei hebben we goedkope en toegankelijke energie nodig, want zo versterken we ook onze industriële basis de komende jaren. Het stroomnet moet dus zo snel als mogelijk uitgebreid worden op een betaalbare wijze. We moeten daarbij radicaal tempo maken. Allereerst zijn we als VVD blij dat de procedures voor de uitbreiding van het stroomnet fors versneld worden. Deze route kan ons niet snel genoeg gaan. Wanneer kan de Kamer deze wet of wetten verwachten, vraag ik de Minister. Is dit de eerste uit meerdere wetten? Kunnen er nog meer stappen gezet worden na deze wetgeving om de doorlooptijd van circa acht jaar nu naar circa twee jaar te krijgen, zodat we in twee jaar tijd plannen en twee jaar tijd bouwen het tempo flink kunnen verhogen? Is de Minister ook voornemens deze versnellingsmogelijkheden ook toe te passen op andere energie-infrastructuur? Kan de Minister ervoor zorgen dat de aanleg van deze cruciale energie-infrastructuur niet verder vertraagd wordt door het ontbreken van stikstofruimte? Deze projecten zijn immers in het nationale belang en helpen ook met het reduceren van stikstof. Daarbij vindt de VVD het van belang dat we overal in Nederland versnelling realiseren. Is de Minister bereid om de doorlooptijden voor de aanleg van de elektriciteitsinfrastructuur per regio in Nederland te laten benchmarken en te laten publiceren, zodat netbeheerders deze inzichten delen en gemeentes, beleidsmakers en bedrijven ook weten in welke regio's die versnelling gerealiseerd wordt en waar we met elkaar meer op moeten drukken om te zien dat de versnelling ook daadwerkelijk waarheid wordt? Voorzitter. Naar verwachting zullen de investeringen in het stroomnet de komende jaren aanzienlijk stijgen. Tegelijkertijd kampt Nederland al met elektriciteitsprijzen die fors hoger zijn dan die van onze buurlanden, en al helemaal dan die van de rest van de wereld. Dat is dodelijk voor onze energie-intensieve industrie. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de kosten niet continu blijven stijgen? Op dit moment is er ook onvoldoende zicht op of onze netbeheerders wel kostenefficiënt werken en of de kosten die gemaakt worden vergelijkbaar zijn met die van onze buurlanden. Wat zijn de kosten per aangelegde kilometer infrastructuur? Hoe is dit te vergelijken met de kosten in Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk? Kunnen we leren van het Verenigd Koninkrijk hoe Ofgem, hun instantie daarvoor, toetst op de netinvesteringen? Hoe kan de transparantie en de toetsing van de investeringsplannen van netbeheerders verbeterd worden? Voorzitter. Dan nog een ander zorgpunt. Ons bekruipt steeds meer het gevoel dat we ook forse kosten aan het maken zijn door en voor de Duitse energietransitie. Samenwerken is goed, maar het is wel kwalijk dat we dit volledig via Nederlandse nettarieven bekostigen. Welk aandeel van de netcongestie komt door Duitsland? Hoeveel extra kosten maken we jaarlijks op het bestaande net voor Duitsland? Hoeveel van de 220 miljard aan bijbouw in de netinfra komt doordat we internationaal meer verbonden willen zijn? Wat kosten de kabels voor diepe aanlanding van wind op zee richting het Ruhrgebied? Is de Minister bereid dit uit te zoeken? Welke prikkels of vorm van heffingen kunnen we introduceren om deze kosten ook eerlijk te verdelen met ons buurland? Voorzitter. Daarnaast heb ik ook toenemende zorgen over de nieuwe netcode die komt met de introductie van tijdsgebonden tarieven op basis van onderzoek van Berenschot. Hierbij wil de ACM samen met netbeheerders dat nettarieven per uur, per seizoen en mogelijk ook per regio gaan verschillen. Dat is een besluit met grote gevolgen voor de energierekening van huishoudens. In de praktijk leidt dat waarschijnlijk tot enorm complexe keuzes, die niet op draagvlak zouden kunnen rekenen, maar ook heel lastig uitvoerbaar zouden zijn. Er wordt nu al in deze discussies gesproken over compensatieregelingen voor mensen met medische apparatuur en hogere kosten voor mensen die juist een warmtepomp hebben aangeschaft om de energierekening te verlagen. Dat lijkt me heel slecht voor het vertrouwen. Het klinkt ook als een vrij onuitvoerbaar voorstel. Dus graag een reactie van de Minister. We horen ook dat energy hubs mogelijk niet gaan werken in deze nieuwe netcode. Klopt dit, vraag ik de Minister. Voorzitter, afrondend. De voorzitter : Meneer Erkens, u heeft eerst een interruptie van mevrouw Postma. De heer Erkens (VVD): Ik heb echt nog drie zinnen ... Mevrouw Postma (NSC): Tussen de stukken zat een rapport van Berenschot, waarin wordt voorgesteld om elk uur van de dag een ander tarief door te laten rekenen. Is meneer Erkens het met NSC eens dat dat gewoon veel te complex is en dat we naar een simpel tarief moeten, zoals een spitstarief? De heer Erkens (VVD): Volgens mij zitten mevrouw Postma en ik hier op één lijn. Ik denk dat een tarief per uur misschien goed uit de doorrekening komt, maar in de praktijk veel te complex is voor mensen om te zorgen dat netcongestie vermindert. Als je al moet gaan spreken met elkaar over compensatieregelingen voor mensen met medische apparatuur thuis en daar rekening mee moet houden, denk ik dat dit een onuitvoerbare complexiteit met zich meebrengt. Ik denk dat dit in de praktijk alleen maar tot meer problemen gaat leiden. De voorzitter : Nog drie zinnen dan blijkbaar, meneer Erkens. De heer Erkens (VVD): Ja, vijf. Ik ga toch een beetje smokkelen. Voorzitter. Dan nog enkele korte vragen. Hoe staat het met het uitwerken van de flextenders in de SDE++ of andere regelingen om beter gebruik te maken van het stroomnet door industriële grootverbruikers? Denk aan de grote capex-investeringen waardoor ze flexibel gebruik kunnen maken van het net. Hoe staat het met de invoering van het producententarief? Wordt dit tarief stevig genoeg, zodat er ook prikkels komen om het net beter te benutten? Is de Minister bereid om in de EU aan te kaarten dat het maximuminvoedingstarief mogelijk in de weg staat van de optimale prikkel die nodig is om het net zo goed mogelijk te benutten? Dank u, voorzitter. De voorzitter : Dank aan de heer Erkens. U heeft nog een interruptie van de heer Grinwis. De heer Grinwis (ChristenUnie): Volgens mij bespeurde ik een lichte ergernis bij de heer Erkens over de voornemens van netbeheerders, in het bijzonder TenneT. Kan meneer Erkens dit wat meer toelichten? Waar zit nou zijn grootste probleem? Wat verwacht hij van deze spelers in de markt, die toch wel heel erg belangrijk zijn? De heer Erkens (VVD): Of de heer Grinwis een lichte ergernis bespeurde, weet ik niet. Ik heb twee jonge kinderen, dus de ochtend was lang. Het kan zijn dat hij dat in mijn toon hoorde. Waar het mij om gaat in dit debat, is het volgende. Er worden grote keuzes gemaakt voor de energie-infrastructuur in Nederland en de interconnecties met Duitsland. Ik denk dat samenwerken in de Europese markt ook veel voordelen met zich kan meebrengen voor Nederland. Ik vind het wel heel krom dat Nederland op dit moment via de nettarieven alle kosten daarvoor betaalt. Ik wil dus graag het volgende weten. Hoeveel van de 220 miljard in netinvesteringen tot 2040 gaat eigenlijk naar de Duitse energietransitie in het Ruhrgebied? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die kosten niet bij de Nederlandse belastingbetaler terechtkomen? Dat is op dit moment volgens mij nog volledig ondoorzichtig. Met dit soort grote bedragen en grote strategische keuzes op energiegebied lijkt het mij ontzettend goed als de Kamer dit wel zou weten. De voorzitter : Dan is er nog een interruptie van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ik hoor de zorgen over de voorstellen rond nettarieven, hoe dit allemaal bij gebruikers neergelegd wordt en hoe er gekeken wordt hoe je dat kunt optimaliseren met prijsprikkels. Ik deel die zorgen eigenlijk ook wel. Maar dan is toch de vraag in hoeverre we niet zouden moeten kijken of we de nettarieven behapbaar kunnen houden door meer van de investeringen op een andere manier te doen, bijvoorbeeld uit de algemene middelen of door ze over een langere tijd uit te smeren. In hoeverre is een oplossing niet ook dat we kijken naar een andere financieringssystematiek onder onze netverzwaring? Deelt de heer Erkens dat met mij? De voorzitter : Dank u wel. Laten we even wachten op de vergaderbel. Die duurt namelijk nogal lang. U heeft dus één minuutje bedenktijd, meneer Erkens. Meneer Erkens, uw antwoord. De heer Erkens (VVD): Mijn antwoord is als volgt; het is ook niet veranderd in deze minuut bedenktijd, dus dat helpt. Nee, ik heb al eerder gezegd dat ook gewoon de oplopende kosten voor de nettarieven op deze manier onhoudbaar zijn. We hebben volgens mij ook nog het ibo dat in de komende weken naar ons toe komt. Daar komt ook nog een debat over. Ik denk dat we daar in detail de discussie hierover gaan voeren. Maar ik vind in ieder geval dat we moeten gaan kijken hoe we een deel van die kosten de komende jaren niet gaan uitsmeren over de gebruikers. De route van de algemene middelen is volgens mij een heel dure route, want dan gaat het al heel snel om tientallen miljarden. Ik ben zelf dus heel benieuwd naar de route van de langere afschrijvingstermijnen, die ook vaak genoemd wordt. Het is namelijk eigenlijk ook een investering in de toekomst. Je bouwt je energie-infrastructuur maar één keer op deze manier op. Het lijkt me dan dus ook logisch dat we het verder naar de toekomst toe kunnen afschrijven met elkaar, zodat de kosten voor de huidige gebruikers beperkter zijn. Daarmee zorg je er ook voor dat die elektrificatie blijft lonen, zodat meer mensen en meer bedrijven gebruik gaan maken van stroom. Daardoor zullen ook de kosten per gebruiker dalen. We zitten volgens mij nu in de situatie dat er steeds minder elektrificatie plaatsvindt, terwijl de kosten steeds hoger worden. Die steeds kleiner wordende groep gaat dus steeds grotere kosten dragen. Dat is natuurlijk een onhoudbare spiraal, maar daar zit je nu in. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ik denk dat ik een heel groot deel van deze analyse deel. Dat is volgens mij ook een opdracht die we de Minister mee moeten geven. Zij moet dat meenemen bij hoe ze naar het ibo en de uitkomsten daarvan kijkt. Het is echt nodig dat we die kosten op een andere manier draagbaar gaan maken. Maar op dat onderwerp heb ik de heer Erkens eigenlijk niks horen zeggen over alle mogelijkheden die een lokaal, decentraal energiesysteem kan bieden. Dan doel ik dus op het dichter bij elkaar brengen van het opwekken en het gebruik, om netcongestie te voorkomen. In dat licht vraag ik hem toch ook naar lokale opwek, namelijk wind op land. Eigenlijk zeggen alle gremia dat je dat nodig hebt om de netcongestie te verlichten. Hoe kijkt de heer Erkens daarnaar? Moeten we de Minister daarin niet ook aanjagen? De heer Erkens (VVD): In een dichtbevolkt land zoals Nederland moet je volgens mij wel keuzes maken: wat doe je waar? Wij hebben altijd gezegd dat er afstandsnormen moeten komen voor windmolens op land. Wij hebben ook gezegd dat die scherp genoeg moeten zijn en onderbouwd moeten worden, zodat mensen weten dat de afstand waarop ze geplaatst worden, zorgvuldig onderbouwd is. Tegelijkertijd lijkt het me op bepaalde bedrijventerreinen, bedrijventerreinen waar je een energiehub kan bouwen en waar ook geen woonwijk naast zit, heel logisch als daar in de toekomst vraag en aanbod van energie nog dichter bij elkaar komt. Dat lijkt me dus een logische uitzondering op de normen: een bedrijventerrein of erf waar ondernemers zelf mee aan de slag gaan. De heer Vermeer zei het laatst trouwens volgens mij ook in het tweeminutendebat waarin we deze discussie met elkaar hadden. Maar het moet niet te dicht bij woonwijken gebeuren. Mevrouw Rooderkerk (D66): Het debat hier ging zojuist over de kosten voor de Nederlandse gebruikers, maar we zien natuurlijk ook grote prijsverschillen voor bijvoorbeeld bedrijven als je het hebt over de kosten ten opzichte van buurlanden zoals Frankrijk en Duitsland. Dat zorgt er ook voor dat bijvoorbeeld de Rotterdamse haven zegt: onze bedrijven vertrekken straks naar buurlanden, dus we moeten echt wat doen aan de prijsverschillen. Hoe kijkt de heer Erkens daarnaar? Wat zou de Minister daar wat hem betreft aan moeten doen? De heer Erkens (VVD): Een deel van de prijsverschillen komt ook door het afschaffen van zogeheten fossiele subsidies. Dat was de indirecte kostencompensatie; dat ging eigenlijk gewoon om het compenseren van vaarbedrijven die al verduurzaamd waren of dat probeerden te doen. Ik heb volgens mij met mevrouw Postma samen bij de begroting een motie ingediend om dat gelijke speelveld te herstellen. Ik denk dat je op basis van het ibo nettarieven naar een soortgelijke regeling gaat kijken: een IKC-volumecorrectieregeling die toch op de korte termijn de pijn wegneemt bij de industrie die hier anders zou wegtrekken en die je dan kwijt zou raken. Maar dat laat onverlet dat je ook op de lange termijn die energieprijzen structureel omlaag moet krijgen, want een compensatieregeling is natuurlijk een pleister plakken als de daaronder liggende energieprijzen torenhoog blijven. Dat los je volgens mij alleen maar op door te zorgen voor meer aanbod en daarmee productie van energie op eigen bodem in combinatie met energiebesparing op dat vlak, want het gaat gewoon om vraag en aanbod. Dit wordt gecreëerd door schaarste, waardoor de prijzen omhooggaan. De voorzitter : Dank u wel. Mevrouw Rooderkerk met haar inbreng. Ga uw gang. Mevrouw Rooderkerk (D66): Dank, voorzitter. Stel u voor, u stapt in de trein of elektrische auto en maakt een rondje door Nederland. We beginnen in de Rotterdamse haven, waar ambitieuze bedrijven klaarstaan om te verduurzamen, maar hun plannen stranden op een vol stroomnet: geen capaciteit, geen nieuwe aansluiting, geen toekomst. Havenbedrijven trekken aan de bel: als de kosten hier te hoog blijven, bijvoorbeeld drie keer zo hoog als in Frankrijk en twee keer hoger dan in Duitsland, en de onzekerheid blijft, vertrekken ze naar het buitenland. Wat gaat de Minister hieraan doen? We rijden door naar Brabant. Daar staat ASML, de parel van onze economie, af te wachten bij de grenzen van ons elektriciteitsnet: geen uitbreiding zonder extra stroom, geen groei zonder netwerkcapaciteit. De wereld wacht op hun machines, maar Nederland laat hun wachten op een aansluiting. Kan de Minister inzicht geven in hoeveel investeringen hierdoor uitblijven? En kan zij zorgen voor transparantie over wanneer capaciteit beschikbaar komt? Dan door een bedrijventerrein in de provincie Utrecht. Hier staan honderden mkb'ers in de wachtrij voor stroom. Landelijk wachten 10.000 bedrijven op een aansluiting, bleek vorig jaar. 90% van de ondernemers met een grootverbruikaansluiting ondervindt hinder van congestie. Ondernemers willen innoveren, verduurzamen en groeien, maar zonder stroom is er geen vooruitgang. Wat gaat de Minister doen om dit op te lossen? We vervolgen onze weg en stoppen in een nieuwbouwwijk in Flevoland. De huizen zijn klaar en de sleutels kunnen bijna worden uitgedeeld, maar wacht, de aansluiting op het elektriciteitsnet laat op zich wachten: huizen zonder stroom, warmtepompen zonder energie, laadpalen zonder vermogen. We willen de woningcrisis oplossen, maar hoe, als het elektriciteitsnet de bottleneck is? Wat doet de Minister om dit vlot te trekken? Voorzitter. Dit is geen fictie; dit is Nederland anno 2025, een land dat vastloopt op een energiesysteem dat niet klaar is voor de toekomst. Wat moet er gebeuren? Ten eerste moeten we durven investeren in het net. Maar liefst 25% van de geplande investeringen door netbeheerders loopt vertraging op, bleek uit een rapportage van de ACM. Dit kan zo niet doorgaan. Wat doet de Minister om deze onderinvesteringen tegen te gaan? We moeten ten tweede alle slimme oplossingen benutten. TenneT stelt voor om meerdere biedingszones in Nederland te introduceren, zodat vraag en aanbod beter verdeeld kunnen worden en prijspieken worden voorkomen. Ik ben benieuwd hoe de Minister kijkt naar dit voorstel. Ten derde moeten we procedures versnellen. Op 7 februari heeft de Minister een goed voorstel naar de Raad van State gestuurd om de vergunningverlening te vereenvoudigen en te versnellen. Maar mijn vraag daarbij is wel waarom het dan alsnog tot medio 2026 duurt voordat dit in werking treedt, terwijl het plan eerder was om dat dit jaar al te laten gebeuren. Kan dat nog sneller? We moeten keuzes maken. Mooie woorden over regie voeren op netcongestie helpen niet. Welke concrete projecten stuurt de Minister op dit moment aan? En hoe zorgt zij ervoor dat deze projecten daadwerkelijk worden versneld? Voorzitter, tot slot. Nederland heeft 99,99% leveringszekerheid. Maar zekerheid is geen vanzelfsprekendheid. Als we niet ingrijpen, dreigt de economische schade op te lopen tot wel 40 miljard euro per jaar, bleek onlangs uit onderzoek. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Het is tijd voor actie, tijd voor investeringen, tijd om ons elektriciteitsnet klaar te maken voor de toekomst. Ik hoor graag wat de Minister concreet gaat doen. Dank alvast. De voorzitter : Dank. U heeft een interruptie van de heer Erkens. De heer Erkens (VVD): Dit was een inbreng waar ik me in grote lijnen in kan vinden, maar ik heb andersom wel de vraag aan mevrouw Rooderkerk wat zij zou doen aan de problemen die het Nederlandse bedrijfsleven ondervindt. Het was namelijk in de vorige periode onder andere D66 dat de indirecte kostencompensatie wilde afschaffen. Is dat dan iets waarvan mevrouw Rooderkerk zegt: dat hadden we eigenlijk niet moeten doen en daar moet nu een alternatief voor komen? Mevrouw Rooderkerk (D66): Dit is ook een vraag die ik aan de Minister heb gesteld, omdat ik deze problemen ook zie. Ik denk zelfs dat het groter is. We zien bijvoorbeeld ook dat de Europese tarieven vele malen hoger zijn dan in de VS, twee tot drie keer zo hoog. Het is dus in die zin iets wat in Nederland speelt, maar ook in de landen om ons heen. Wat mij betreft vraagt het dus ook om een Europese aanpak. Ik denk dat het echt belangrijk is dat er een gelijk speelveld is voor bedrijven. Daarom begrijp ik de vraag van de heer Erkens ook, toen hij zei dat we zouden moeten kijken naar Duitsland voor de kosten van TenneT. Maar ik denk dat het belangrijk is dat we hierin ook veel meer Europees optrekken. Dat zou dus ook mijn oproep richting de Minister zijn. Voor de maatregelen die je dan moet nemen, ben ik oprecht ook benieuwd wat er uit het ibo komt. Misschien zijn er nog andere mogelijkheden waaraan gedacht wordt. Uiteindelijk is het wat ons betreft vooral belangrijk dat we heel hard doorgaan met verduurzamen en met die duurzame groene economie van de toekomst. Daarvoor moeten we alles in het werk stellen. De heer Erkens (VVD): Het gelijke speelveld met de rest van de wereld is van belang. Het is inderdaad een probleem dat Europa natuurlijk ook heeft. Europese energiekosten liggen vaak een factor twee of drie hoger dan in de rest van de wereld, afhankelijk van of je gas of elektriciteit krijgt. De energiekosten van Nederland lopen ook nog verder uit de pas met de rest van Europa. Dat is natuurlijk ook een probleem dat we hier moeten oplossen. Ik ben dan dus wel benieuwd of ook D66 vindt dat er een compensatieregeling voor de industrie moet komen, om in ieder geval op de korte termijn iets te doen aan die acute pijn. Met name door netcongestie kunnen bedrijven namelijk geen stap zetten. Ze hebben ook geen vergunningsruimte en ga zo door. Mevrouw Rooderkerk (D66): Ik wil best nadenken over bijvoorbeeld bedrijven die nu wat ruimte willen gebruiken om vervolgens wel die verduurzaming te kunnen doen. Die lopen nu ook weleens vast op bijvoorbeeld stikstofruimte en dat soort zaken. Ik vind het belangrijk dat we daarnaar kijken, maar ik wil wel voorzichtig zijn met het invoeren van nieuwe fossiele subsidies. Ik vind het gewoon wel belangrijk dat we vol inzetten op verduurzaming, en dat blijf ik zeggen. Ik vraag de Minister ook goed na te denken over wat we kunnen doen om die prijzen wel lager te maken, maar er ook voor te zorgen dat we echt heel hard doorgaan naar die groene economie. We kunnen daar namelijk niet in vertragen. De heer Flach (SGP): Ik hoor mevrouw Rooderkerk zeggen dat we niet kunnen vertragen als het gaat om inzetten op die groene economie. Maar als het tempo waarin dat gebeurt nou gewoon niet realistisch is, moeten we dan ook niet oppassen dat we nu geen onomkeerbare stappen zetten als het gaat om juist de fossiele bronnen die nog wel enige leveringszekerheid bieden? Zouden we naast ambitieus ook niet gewoon realistisch moeten zijn, juist vanuit het aspect van leveringszekerheid en in het licht van geopolitieke spanningen? Mevrouw Rooderkerk (D66): We hebben nog heel veel fossiele bronnen, dus dat is gewoon nog aan de hand. Daarnaast zijn wij ook realistisch in de zin dat wij zeggen dat CCS bruikbaar is tot het moment dat we echt klimaatneutraal willen zijn. Maar dit soort maatregelen moeten niet zorgen dat we vertragen op het halen van onze klimaatafspraken, vooral omdat we er gewoon voor willen zorgen dat we straks echt een duurzame generatie met een duurzame toekomst tegemoet gaan. We zijn daarin natuurlijk realistisch, en ik zie ook dat er op dit moment nog te veel nodig is op de korte termijn om ook op de lange termijn die doelen te halen. Daarom richtte ik mij in mijn bijdrage ook op alles dat nu nodig is om te zorgen voor meer capaciteit op het net, om te zorgen voor lagere prijzen en om te zorgen voor meer aansluitingen voor bedrijven. Alles dat er nu nodig is, moeten we doen om te zorgen dat we op de termijn ook echt verduurzamen. De voorzitter : Dank u wel. Welkom aan de heer Vermeer van BBB. Dan gaan we door met de bijdrage van de heer Dekker van Forum voor Democratie. De heer Dekker (FVD): Dank u wel, voorzitter. De wereld was vroeger zo simpel. Er was een elektriciteitsnetwerk in Nederland met in principe eenrichtingsverkeer: van de elektriciteitscentrale waar de stroom wordt opgewekt naar de huishoudens en de bedrijven die elektriciteit nodig hebben. De centrale produceert continu stroom. Zo'n centrale noemen we nu een basislastcentrale. Bij de stroomproductie wordt er rekening gehouden met het patroon van gebruik. Om 07.00 uur is er een gebruikspiek omdat iedereen opstaat en het licht aandoet, tegen zessen in de avond wordt het elektrisch fornuis gebruikt enzovoorts. Er zijn pieken en dalen in de benodigde stroom, waarop de basislastcentrale zijn elektriciteitsproductie van tevoren kan instellen. Deze centrales kunnen draaien op kolen, olie, gas, kernenergie of wat mij betreft biomassa. Ze werken continu, optimaal afgesteld op de vraag en maximaal efficiënt. In deze wereld zijn leveringszekerheid en efficiency de sleutelwoorden. Daarop is de infrastructuur tientallen jarenlang gebalanceerd en geoptimaliseerd. In de wereld van vandaag is deze logica helemaal op de kop gezet. Behalve de basislastcentrale, zijn er op het netwerk nu onzekere en onvoorspelbare stroomleveranciers bij gekomen die zich in principe niets aantrekken van de vraag naar elektriciteit, maar opeens stroom gaan leveren, en dan misschien weer even niet. Dat zijn de zonne- en windparken. Ik noem dat wiebelstroom . Het gaat heen en weer, op en neer. Die stroomleveranciers werken niet vraag- maar aanbodgestuurd, en hun stroom krijgt in het algemeen voorrang op het netwerk. Om die onverwachte stroomtoevoeging te kunnen verwerken, moet de basislastcentrale snel terugschakelen omdat het netwerk anders overbelast raakt. Maar als de stroom weer wegvalt, moet de basislastcentrale weer snel kunnen opschakelen. De basislastcentrale moet dus voortdurend vertragen en versnellen. Van een optimale balans en van efficiency is dan natuurlijk geen sprake meer. Het is als een auto die eerst continu honderd reed en nu steeds moet starten en stoppen, zoals stadsverkeer. Het verbruik neemt dan fors toe en de efficiency neemt af. Er is nog een complicatie bij gekomen. De energiegebruikers in het netwerk gaan ook steeds meer zelf energie leveren, met zonnepanelen op het dak bijvoorbeeld. Het wordt dus steeds meer een tweerichtingsverkeernetwerk in plaats van een eenrichtingsverkeernetwerk. Daar zijn de kabels en schakelsystemen niet op ingericht. Dat vereist kostbare aanpassingen. Vandaar de forse netkosten. Financieel is het allemaal ingewikkeld. Wat is stroom waard die geleverd wordt als je het niet nodig hebt? Op een mooie winterdag gaan opeens alle zonneparken stroom leveren die je niet kwijt kunt. Als in de nacht de wind opsteekt, is er een enorme piek in windstroom op het netwerk terwijl iedereen ligt te slapen. Soms kun je die stroom kwijt bij de buren, maar vaak moet je de windmolen- of zonneparkexploitant vragen – nee, zelfs betalen – om zijn stroomleverantie te staken. Omdat stroom wordt afgerekend per kilowattuur en leveringszekerheid in principe niet in de afrekeningslogica is verwerkt, hebben de basislastcentrales het al jaren moeilijk. Voor hun leveringszekere kilowattuur wordt evenveel betaald als voor het onvoorspelbare kilowattuur van het windpark. Dat is dus vraaggestuurd functioneren, terwijl de infrastructuur aanbodgestuurd is geworden. Voorzitter. Dat is de problematiek in een notendop. Het elektranetwerk is vastgelopen, waarbij we natuurlijk op allerlei manieren proberen om het leed te verzachten, bijvoorbeeld met de inzet van batterijen – daar zit nog niet veel muziek in, lees ik in de stukken – maar ook door met overtollige stroom waterstof te produceren die kan worden opgeslagen. Dat laatste is een mogelijkheid, maar met een bedroevende efficiency. Welke technieken en aanpassingen acht de Minister het meest kansrijk? Waar zet ze dus op in? Ondertussen wordt met allerlei tariefstructuren en kortingsregelingen geprobeerd om de lasten anders te verdelen. Naar ik begrijp liggen de elektriciteitskosten in ons omringende landen 15% tot 66% lager dan bij ons. Ligt dat aan verschillen in kortings- en kostencompensatieregelingen? Of is onze situatie inhoudelijk anders? Hebben wij bijvoorbeeld hogere klimaatambities? Gaat de Minister daar verandering in brengen? Ik hoor het graag van de Minister. Dank u wel. De voorzitter : Dank voor uw bijdrage. De heer Flach van de SGP met zijn inbreng. De heer Flach (SGP): Voorzitter. Files onderweg, een half uur later op je werk; dat is vervelend, maar dat kun je incalculeren. Helaas zorgen files op het stroomnet niet voor uren, maar voor jaren vertraging. Driekwart van de verduurzamingsplannen regionale industriebedrijven voor 2030 niet haalbaar. Dat is zomaar een van de honderden krantenkoppen over de netproblematiek. Dit veelkoppige monster moeten we met lef en creativiteit te lijf gaan. Voor de stikstofliefhebbers in ons midden: daar hebben we het trappetje van Remkes; hier pleit de SGP voor een trappetje van Hermans. Meer inzicht, dus meer meten en delen van data, als eerste. Als tweede: efficiënter stroomgebruik, dus meer ledverlichting en warmtenetten, een stop voor datacenters, enzovoorts. Als derde: betere netbenutting door het net zwaarder te belasten door energiehubs en beter congestiemanagement. En als vierde: snellere netverzwaring. Betere netbenutting staat of valt met data over de daadwerkelijke netbelasting, netprofielen enzovoorts. Meer bemetering is hard nodig. Maar het is ook cruciaal dat gemeenten, provincies en energiehubs inzicht krijgen in netcapaciteit, netprofielen, benuttingsgraad en wachtlijsten, niet ad hoc en fragmentarisch, maar structureel en integraal, desnoods alleen richting medeoverheden als de privacywetgeving dat vereist. Wordt er werk gemaakt van meer transparantie, vraag ik de Minister, zodat gebiedspartijen afgewogen keuzes kunnen maken en er extra capaciteit ontsloten kan worden? Voorzitter. Gaat de Minister doorpakken op basis van de duidelijke adviezen van de bestuurlijke aanjager Slim met stroom, Gerard Schouw? Ik proef een zekere terughoudendheid, maar dat heb ik vast verkeerd begrepen. Het net kan bijvoorbeeld zwaarder belast worden. De betrouwbaarheidsnorm is 99,99%. Dat zouden we ietsjepietsje kunnen laten zakken. Neemt de Minister alle door Schouw aangedragen punten mee bij het opstellen van de aanpak met netbeheerders en de ACM, dus bijvoorbeeld ook het voorwaardelijk gebruik van de vluchtstrook op het net, niet alleen voor duurzame-energieprojecten, maar ook voor energiegebruikers in de wachtrij? Onlangs was ik op werkbezoek bij een grote aardbeienkweker. Het bedrijf had een contract met TenneT. De kasverlichting kan op afstand worden gedimd om het hoogspanningsnet te balanceren. Tuinbouw-wkk's leveren 10% van de elektriciteitsproductie, maar een veelvoud hiervan aan flexibel vermogen; dat wordt weleens onderschat. Ook op lagere netten zou dit potentieel beter benut kunnen worden. Kan er een sectordeal gesloten worden, zoals dat ook met waterschappen is gebeurd? Voorzitter. Dan de energiehubs. Netbeheerders hebben een voorstel gedaan voor een groepstransportovereenkomst bij de ACM. Met de voorwaarden kunnen energiehubs echter slecht uit de voeten, leert een inventarisatie bij elf hubs. Zo'n overeenkomst heeft bedrijven weinig te bieden, omdat de mogelijkheid om extra af te nemen als het net die ruimte heeft, ontbreekt. Wil de Minister aandringen op een netcode die in de praktijk perspectief biedt? De SGP heeft ook enkele vragen over het prioriteren van nieuwe aansluitingen. Komen aanvragen voor energie-intensieve projecten waar binnen afzienbare termijn geen omgevingsvergunning voor afgegeven gaat worden, zoals datacenters, onder aan de wachtlijst? Krijgt drinkwaterwinning prioriteit en voorrang, ook in het MIEK? Voor voldoende en schoon drinkwater moet de winning omhoog en de zuivering beter, inclusief een tijdige netaansluiting. Krijgen zorginstellingen met een woonfunctie voorrang net zoals de gewone woningbouw? Als zij als grootverbruiker kiezen voor meerdere kleinverbruikersaansluitingen om van de voorrangsregeling gebruik te kunnen maken, dan helpt dat niet bij de netbelasting. De oplopende netkosten zorgen voor een onhoudbare situatie. We willen juist dat bedrijven elektrificeren. Het gaat om investeringen in de toekomst. De rekening moet niet alleen bij de huidige generatie terechtkomen. Daar past ook een wijze van financieren bij die over generaties uitgesmeerd wordt. Mijn vraag is of de Minister bij de Voorjaarsnota komt met besluitvorming naar aanleiding van het ibo-onderzoek. Een no-regretmaatregel is een vrijstelling voor elektrolyse, warmteopslag, e-boilers en batterijen die het net ontlasten. Tot slot. De SGP maakt zich grote zorgen over de leveringszekerheid. We kunnen niet optimistisch zijn. We hebben zowel ter linker- als ter rechterzijde op de geografische kaart wereldleiders die onvoorspelbaar zijn. In dat licht is het verstandig om de functie in de leveringszekerheid van kolencentrales en gascentrales serieus te nemen. EP NL overweegt bijvoorbeeld een gascentrale van 800 megawatt komend jaar te sluiten. We horen ook zorgen uit de hoek van de kolencentrales. De inzet op de CO 2 -vrij regelbaar vermogen komt moeilijk van de grond. TenneT rekent niet met de congestieproblematiek. Stelt de Minister met spoed een uitvoeringsplan op, zoals geadviseerd door TenneT? Neemt ze snel een besluit over een capaciteitsmechanisme? Het kost vier jaar om dit te ontwikkelen, dan is er nog bouwtijd nodig en 2030 is dichtbij. De voorzitter : Kunt u afronden? De heer Flach (SGP): Laatste zin, voorzitter. Het is alle hens aan dek, maar met het trappetje van Remkes of nee, van Hermans – neem me niet kwalijk, voorzitter, ik raak helemaal in de war van deze aansporing – een eerlijke verdeling van netkosten en een uitvoeringsplan voor het behoud van leveringszekerheid houdt de SGP de moed erin. De voorzitter : Het was natuurlijk niet de bedoeling om u in de war te brengen, maar het is wel fijn dat uw inbreng bijna binnen de tijd is afgerond. De heer Erkens heeft een interruptie. De heer Erkens (VVD): Volgens mij is het idee van een capaciteitsmarkt sowieso logisch, gezien het feit dat de leveringszekerheid onder druk staat. Ik heb nog wel een vraag aan de heer Flach van de SGP. Hij had het ook over het misschien versoepelen van de leveringszekerheidsnorm die wij op het stroomnet hanteren. Is dat een route die de SGP echt wil bewandelen, want dit heeft mogelijk nogal impact? Een chipfabrikant die tijdelijk geen stroom heeft, kan namelijk misschien wel voor tientallen miljoenen of zelfs meer aan productie kwijtraken. En mensen met medische apparatuur zullen ook bijvoorbeeld fors geraakt kunnen worden, als het stroomnet vaker onbetrouwbaar is en er iets misgaat. Is dat dan wel degelijk het pad dat u wilt bewandelen? De heer Flach (SGP): Het korte antwoord is ja. We hebben laatst een bijeenkomst gehad met de netbeheerders. Je ziet dat zij decennialang eigenlijk maar één focus hebben gehad en dat is de leveringszekerheid. Daar zijn we trots op en ik ben daar ook zuinig op. Laat dat wel wezen. Maar we komen nu in een situatie dat de huidige gebruikers een leveringszekerheid van 99,99% gegarandeerd krijgen, terwijl er heel veel gebruikers zitten te wachten met een leveringszekerheid van 0%. Zij worden gewoon niet aangesloten. In dat licht zeggen wij, ook kijkend naar de adviezen van Gerard Schouw, dat we eens moeten bekijken of we het net op bepaalde momenten verantwoord zwaarder kunnen belasten. Er zit een soort zekerheidsmarge in waarvan wij zeggen: kijk eens of daar iets meer rek in zit! Ik ga vanaf deze afstand natuurlijk niet bepalen wat dan een goede leveringszekerheidsnorm zou zijn, maar er is meer mogelijk met een iets zwaardere belasting van ons net. De voorzitter : Dank u wel. Dan de heer Grinwis met zijn inbreng. Gaat uw gang. De heer Grinwis (ChristenUnie): Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over een van de grootste verbouwingen van Nederland, een die al langere tijd piept en kraakt. Ons overvolle net maakt woningbouw en ook elektrificatie van de industrie heel ingewikkeld. Hogere nettarieven remmen verduurzaming. Als ik mijn oor te luisteren leg bij allerlei mooie initiatieven voor smart energy hubs, proef ik ook wel wat conservatisme bij een enkele netbeheerder. Dat vind ik jammer. De hele Kamer is zich bewust van de urgentie, ook de Minister. Ik vraag de Minister daarom ook niet om ijzer met handen te breken, maar wel om met een brede en open blik te kijken naar het energiesysteem en om waar nodig door roeien en ruiten te gaan. Een van de belangrijkste elementen in het toekomstige energiesysteem is energieopslag. Opslag kan het net ontlasten en een zeker deel van de netverzwaring voorkomen. Dat is in het belang van de samenleving en de economie. De Minister blijft daarvoor echt op de markt vertrouwen, terwijl de markt zelf laat zien zijn heil te zoeken in het buitenland. Ik verwacht hier meer regie van de Minister. Afgelopen maandag verscheen een nieuwe versie van de routekaart. Waar is de ambitie? Een flexibiliteitsdoel is mooi, maar ik zou toch weer een lans willen breken voor een specifiek opslagdoel in het belang van onze leveringszekerheid. Gerard Schouw adviseert als bestuurlijk aanjager het stellen van een doel. Een doel geeft richting aan de sector. Kan de Minister toezeggen dat hij nog met een indicatief doel zal komen? Schouw adviseert ook om in 2025 voor alle netvlakken in kaart te brengen waar systeemopslag nodig is om congestie te verminderen en met welke capaciteit. Ook adviseert hij om een plan op te stellen over de vraag op welke wijze opslagcapaciteit is aan te trekken en eventueel te beheren door netbeheerders, waarbij ook de ACM is betrokken. Kan de Minister bevestigen dat de netbeheerders daadwerkelijk de benodigde systeemopslag in kaart brengen? Ik begrijp namelijk dat TenneT geen duidelijkheid over locaties geeft en gemeenten vervolgens geen vergunningen afgeven. Kijkt de Minister ook zelf met een integrale blik naar een manier waarop we de robuustheid van het net kunnen versterken? Hoe borgen we dat tegen de laagste maatschappelijke kosten wordt gewerkt aan een betrouwbaar energiesysteem? Het plaatsen van energieopslag kan immers leiden tot minder netverzwaring, terwijl dat laatste een taak van de netbeheerder is en het eerste aan de markt wordt gelaten. Voor kernenergie kiest het kabinet bijvoorbeeld voor een staatsdeelneming. Zou het kabinet dat ook overwegen voor andere energieprojecten, als blijkt dat dat maatschappelijk gewenst zou zijn? Vorige week bij het kernenergiedebat vroeg ik hier ook naar, maar toen ging de Minister er in de beantwoording niet meer op in. Ik was toen ook bij een ander debat; dat geef ik grif toe. Toen noemde ik bijvoorbeeld het valmeerproject van Delta21. Hoe staat het met de toezegde MKBA? Kan de Minister bevestigen dat er in lijn met de toezegging een integrale verkenning plaatsvindt naar alle kosten en alle baten van het project, dus niet alleen naar de energetische kosten en baten, maar ook die in verband met waterveiligheid en natuur. Ik heb geen motie ingediend, omdat de Minister een ruimhartige toezegging deed. Maar als ik moet constateren dat de verkenning toch te eng wordt opgepakt, moet ik alsnog een motie indienen en in stemming brengen. Liever krijg ik gewoon een prettig antwoord. Dat is een vriendelijke uitnodiging, collega Erkens. De Minister geeft in antwoord op mijn Kamervragen aan geen rol te zien voor batterijen als het gaat om afnamecongestie en ze verwijst daarvoor naar een rapport van CE Delft. Zowel de opslagbranche als de netbeheerders trekken deze conclusie echter in twijfel en wijzen op veranderde omstandigheden, zoals een flink gedaalde batterijprijs. Is de Minister bereid om een gevoeligheidsanalyse te laten verrichten op die studie om te bezien in hoeverre de conclusies van het rapport nog steeds staan en om te zien of batterijopslag alsnog niet, wellicht deels, kan helpen bij het verhelpen van afnamecongestie? Ik kom nog even op de rol van netbeheerders. Gemeenten willen graag duidelijkheid over de investeringsplannen. Ondernemers staan klaar om mee te denken over de rol die zij kunnen pakken in het slim gebruik van het net overal in het land. Het contact met sommige netbeheerders wordt als ingewikkeld ervaren. Ondernemers krijgen nul op hun rekest en that's it. Ik wil de netbeheerders niet over één kam scheren, maar dit voelt toch te veel als onderhandelen met een monopolist met een boekhoudersmentaliteit. Mevrouw Postma (NSC): Ik wilde even constructief verdergaan op het punt van de batterijen. De heer Grinwis noemt die hier terecht. Hij zegt dat dat een oplossing kan zijn voor netcongestie, maar dat er soms wat negatief naar gekeken wordt. Ik vroeg me af of dit gaat over de batterijen voor thuisgebruik of dat dit de batterijen betreft die bedrijven aanbieden om op het net aan te sluiten, zodat er een ontlasting kan komen op de plekken waar dit nodig is. De heer Grinwis (ChristenUnie): Dank voor deze vraag. Het gaat vooral over dat laatste. Het gaat om grootschalige batterijen. Ik heb het niet over het thuisgebruik. Dat is in zekere zin een ander onderwerp. Daar zitten plussen en minnen aan. Die hebben wij volgens mij al vaak in deze commissie besproken. Dit gaat echt over de grootschalige batterijen, die mijns inziens een oplossing kunnen bieden, maar die nu nog een beetje worden afgeserveerd. De sterk dalende prijs biedt volgens mij ook aanleiding tot veranderende inzichten in wat de maatschappelijke kosten en baten hiervan kunnen en moeten zijn. Ik vraag dus om dan op zijn minst even een gevoeligheidsanalyse te doen op in het verleden verrichte studies, omdat de actualiteit veel sneller gaat dan wat staat in zo'n rapport dat een paar jaar geleden of een jaar geleden is opgeleverd. De voorzitter : Dank u wel. U vervolgt uw betoog. U heeft nog een minuutje. De heer Grinwis (ChristenUnie): Voorzitter, dank u wel. Ik had het dus over die netbeheerders. Ondernemers vragen om transparantie en om een meedenkhouding van netbeheerders, bijvoorbeeld over wanneer en hoe vaak er nu precies netcongestie is. Ze willen duidelijkheid over zaken op basis waarvan netbeheerders besluiten al dan niet te investeren. Ze willen meedenken over contractvormen die hun echt helpen en over hoe initiatieven en pilots over slim gebruik van de beschikbare capaciteit echt succesvol kunnen zijn. Mijn vraag aan de Minister is of zij in gesprek met netbeheerders kan kijken hoe ondernemers beter betrokken kunnen worden. De ene netbeheerder gaat er anders mee om dan de andere. Is de Minister bereid om de netbeheerders te vragen om goede voorbeelden met elkaar uit te wisselen en daarop in te zetten? Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over nettarieven. Ik lees dat er momenteel een onderzoek loopt naar het effect van elektrolysers op het net en dat die mogelijk een plek kunnen krijgen in de tariefstructuur, als zij het net ontlasten. Is dit onderzoek echter niet al eerder gedaan door Kalavasta gedaan? Daar verwees ik in mijn Kamervragen naar. Kan de Minister niet met dat rapport in de hand het gesprek aangaan over de gewenste tarievenstructuur? Het gaat allemaal zo traag en ondertussen betalen mensen en bedrijven zich blauw. Ik sluit me wat dit betreft aan bij de vragen die collega Erkens heeft gesteld. Tot zover, voorzitter. De voorzitter : Dank aan de heer Grinwis. Er is een interruptie. Dit is uw laatste, meneer Erkens. De heer Erkens (VVD): Ik proefde bij de heer Grinwis een lichte ergernis over de netbeheerders en TenneT. Ik ben wel benieuwd naar het volgende. De heer Grinwis sprak over duidelijkheid over die investeringsplannen en waar die op gebaseerd zijn, zodat bedrijven, gemeentes en andere overheden weten wanneer een investering zal vallen. Wat voor oplossingsrichting ziet de heer Grinwis? Ik heb zelf genoemd hoe het Verenigd Koninkrijk dat doet met Ofgem, de regulator, die gewoon veel meer bevoegdheden heeft om de plannen te toetsen en om transparant te maken waarop keuzes gebaseerd zijn. Is dat een route die de heer Grinwis ook voor zich ziet of heeft hij nog wat briljante ideeën achter de hand gehouden? De heer Grinwis (ChristenUnie): Over het algemeen ben ik, en is mijn fractie, in de benadering heel positief richting netbeheerders. Ik zie in hen een cruciale speler voor het bouwen aan een betaalbaar en stabiel toekomstig energiesysteem. Alleen, soms hebben ze net een andere snelheid van handelen dan veel ondernemers, lijkt het wel. Veel ondernemers hebben vaak door zich te verenigen – we kennen daar volgens mij allemaal prachtige voorbeelden van – al hele oplossingen klaar en ervaren daarin soms een soort mismatch, zoals ik al beschreef. Ik vind de oplossing die de heer Erkens aanreikt vanuit het Verenigd Koninkrijk een interessante. Ik heb nu een aantal vragen aan de Minister gesteld. Daar wil ik nu gewoon eens een antwoord op. Ik merk dat het m niet altijd in de systemen zit, maar ook gewoon in dingen als: niet alleen een afwijzing geven, maar gewoon even inzicht bieden in hoe die afweging gaat. Dat betekent dus niet drie argumenten geven waarom het niet zou kunnen, maar drie argumenten geven waarom het wel zou kunnen. Ik wil daar niemand onrecht mee doen, maar het is een houding, zo van: hoe kan het wel? Ik geloof dat dat deze coalitie, dit kabinet wel aanspreekt; het kan wel. Dat is het meer. Dus of het nou in systemen zit, weet ik niet. Ja, misschien heb je die nodig, maar het zit m ook in die bedrijven zien als een partner die een probleem kunnen oplossen in plaats van alleen maar entiteiten die klant van je zijn en stroom van je afnemen. De voorzitter : Dank u wel. Mevrouw Postma, u kunt beginnen met uw inbreng. Mevrouw Postma (NSC): Dank, voorzitter. Ik kwam laatst onderstaande krantenkop tegen: flexwoningen kunnen wél op stroomnet worden aangesloten; er is geen sprake van netcongestie. Ik heb altijd geleerd dat dingen die bijzonder zijn of sterk afwijken van de standaard, nieuwswaardig zijn. We zijn dus al zover dat het nieuws is als er ergens in Nederland geen netcongestieprobleem is. Dat gezegd hebbende, wil ik een aantal zaken in dit debat uitlichten. Ik wil beginnen met het beter benutten. We hebben piekmomenten van gebruik op de dag die anders zijn dan vroeger. Iedereen moet dus op een andere manier stroom gebruiken. Niet meer 's nachts de vaatwasser en de wasmachine aan, maar als de zon schijnt. Berenschot heeft daar een lijvig rapport over opgesteld met als doel te komen tot een manier om via prijsprikkels gedragsveranderingen teweeg te brengen. Ik schrok van dit onderzoek. Berenschot stelt voor elk uur van de dag een ander nettarief te hebben en dan ook nog een winter- en zomerseizoen waarin de tarieven weer anders zijn. Dat zijn 48 tariefschijven die allemaal apart doorberekend moeten worden aan de klant door de netbeheerders en de energiebedrijven. Stelt u zich die rekening eens voor: 48 tarieven die je allemaal moet vermelden; dat is gewoon niet te doen. Zo'n energierekening wordt eigenlijk een soort stembiljet dat je moet uitvouwen als je het binnenkrijgt. En dan verwacht men ook nog dat iemand zijn gedrag erop gaat aanpassen. Dat gaat niet als de tarieven zo vaak wisselen. Dan verklein je de prikkel en automatiseer je gedrag niet. NSC stelt voor: houd het gewoon simpel, gebruik een spitstarief en wissel van seizoen met de zomer- en wintertijd. Kies in de winter voor een piektarief van 16.00 uur tot 21.00 uur en van 07.00 uur tot 09.00 uur en in de zomer, als dat al nodig is, een piektarief van 16.00 uur tot 21.00 uur. Kan de Minister ook dit voorstel door de ACM laten uitwerken? Kan de Minister reageren op de kritiek die mijn fractie heeft op het Berenschot-rapport? Voorzitter. Essent heeft in Zeeland een experiment gedaan waarbij mensen beloond werden voor verbruik op het juiste moment. Daaruit kwamen interessante lessen naar voren. Maar ook het experiment Netbewust thuisladen, waarbij huishoudens met een laadpaal prijsprikkels kregen als ze niet in de spits laadden, was succesvol. Ik las een positionpaper van de TU Delft over de flexibele backstop voor laadpalen die in Duitsland ook worden gebruikt. Wat vindt de Minister van deze bevindingen? Hoe gaat ze deze lessen toepassen in heel Nederland? Wanneer kan zij dit doen? Dan de prioritering van het MIEK. Ik wil het graag hebben over de woningbouw. De ACM heeft inmiddels via het MIEK een aantal voorrangregels vastgelegd. Zo heeft een woning altijd voorrang bij een aansluiting. Klopt dit, vraag ik de Minister. Wij begrijpen dat een woning alleen voorrang heeft als het om een 3x35 ampère-aansluiting gaat en niet als het gaat om een andere aansluiting, bijvoorbeeld 3x80, wat vaak wel nodig is voor flats, appartementsgebouwen, eventueel met zorgfuncties, of nieuwe wijken die gasloos worden aangelegd. Is de Minister het met NSC eens dat wonen onder de maatschappelijke prioritering valt en het dus niet uit mag maken of het gaat om een woning in een nieuwe wijk, een huis of een appartement of een verblijf in een zorginstelling? Is zij bereid te kijken of bijvoorbeeld de netcode hiervan kan worden aangepast? Dan de cluster 6-bedrijven. 73% van de duurzame investeringen kan niet doorgaan zolang er geen aansluiting is op het net. Het is oneerlijk dat deze bedrijven dan nog wel de CO 2 -heffing moeten betalen, die inmiddels veel hoger is dan de ETS-prijs. Hier is al eerder naar gevraagd, ook door anderen. Toch voelt dit zo onjuist, dat ik het nog een keer op tafel leg. Kan de Minister de bedrijven die kunnen aantonen serieus te willen investeren in verduurzaming maar niet aan de slag kunnen vanwege de netcongestie, tijdelijk vrijstellen van CO 2 -heffing of op een andere manier compenseren? Dan de kosten, waar anderen ook al over begonnen. Huishoudens gaan tot 2030 maar liefst € 239 per huishouden extra betalen. VNG becijferde zelfs dat je als huishouden per 2040 € 1.200 per jaar betaalt aan alleen netkosten. Dat is € 100 per maand en daar krijg je als huishouden niets extra's voor terug. Ook bedrijven geven aan dat de rekening gewoon te hoog wordt. Ik wil een aantal opties neerleggen waarop ik graag een reactie ontvang van de Minister. Kan de Minister kijken naar twee verschillende tarieven voor huishoudens, waarbij het ene geldt voor gewoon gebruik en het tweede voor het gebruik van een warmtepomp en een laadpaal? Dan kunnen we kijken naar de afschrijving, bijvoorbeeld via TenneT, over een langere periode, bijvoorbeeld 50 of 60 jaar in plaats van 30 jaar. Dus afschrijven over de werkelijke levensduur. Volgens mij heet dat amortisatie, als ik het goed heb begrepen. Over welk deel zou dit kunnen? De voorzitter : Rondt u af, alstublieft. Mevrouw Postma (NSC): Sorry? De voorzitter : Rondt u af, alstublieft. Mevrouw Postma (NSC): O, ik heb nog twee, drie zinnen. Bij wind op zee hebben we eerder subsidie gegeven voor het aanleggen van het stroomnet, volgens mij via SDE++. Zijn er opties om dat weer te doen? Zijn er opties om leningen van TenneT via de Staat te laten verlopen of kan er op een andere manier garantie worden gegeven voor gunstige nettarieven? Dan mijn slotvraag: kan de Minister aangeven wat ze gaat doen om de kosten omlaag te brengen voor huishoudens en het bedrijfsleven? Dan heb ik geen tijd meer, hè? De voorzitter : U heeft echt geen tijd meer. Ik was gisteren bij het Europees Parlement: anderhalve minuut. Nee, dat is niks voor u, daar zijn we het over eens. De heer Flach met een interruptie. De heer Flach (SGP): In het Europees Parlement moet het ook nog vertaald worden, dat kost natuurlijk ook tijd. Ik zit te luisteren naar collega Postma over de nettarieven. Ik denk dat wij het eens zijn dat die tarieven best wel een spelbreker zijn in de hele verduurzaming, zeker als het gaat om verduurzaming van bedrijven. Is NSC het met mij eens dat je in de toerekening van kosten eigenlijk over generaties heen moet kijken en moet voorkomen dat je in één keer de hoge startkosten die we nu maken neerlegt bij het bedrijfsleven van nu, terwijl het een investering is in de toekomst? Zou je niet op zoek moeten naar een financiering die de verduurzaming aanjaagt in plaats van afremt? Mevrouw Postma (NSC): Voorzitter ... De voorzitter : Mevrouw Postma in anderhalve minuut. Kijken of dat lukt. Mevrouw Postma (NSC): Ik word al helemaal zenuwachtig door die anderhalve minuut! Nee, voorzitter. Dit is een terechte vraag. Je ziet dat bedrijven die nu aangesloten zijn, eigenlijk betalen voor de investering voor de andere bedrijven. Daar doelt de heer Flach op. Dat is een van de vragen die ik aan de Minister heb gesteld: kun je die investeringskosten niet uitschuiven over een langere termijn? Dat is die amortisatieregeling, van: als iets over 60 jaar kan worden afgeschreven, dan doe je dat. Daar hoort de vraag bij, en die vind ik ook interessant, of er een manier gevonden kan worden waarbij je gaat kijken hoe degenen die nieuw worden aangesloten eigenlijk veel meer van dat bedrag ook mee gaan betalen. Dan liggen de kosten niet alleen meer bij de bedrijven en mensen die nu al aangesloten zijn. Voor methodes die zich daarop richten, staan wij absoluut open. De voorzitter : De heer Grinwis met een interruptie. De heer Grinwis (ChristenUnie): Over die nettarieven, want dat is inderdaad de showstopper, en eigenlijk niet alleen bij de elektriciteitsnetten. Je ziet het ook bij de warmtenetten. Maatschappelijk optimaal om iets met een warmtenet te doen, maar het komt niet van de grond, want voor de individuele gebruiker is het gewoon niet aantrekkelijk, om een lang verhaal kort te maken. Mijn vraag is: moeten we niet zoals bij de aardgastransitie in de jaren zestig constateren dat er gewoon publiek geld bij moet? Dat hoeft niet saldorelevant. Je kan gewoon via de staatsdeelnemingen die je hebt, lenen uit de staatsschuld, maar dan zonder het EMU-saldo te belasten. Dan kun je wel een enorme stap zetten in het verstandig investeren in de grootschalige verbouwing van onze energie-infrastructuur, zonder dat je daarmee huishoudens en bedrijven de grens over jaagt. Nou ja, huishoudens blijven meestal zitten, maar sommige bedrijven denken op dit moment echt: ik kan mijn heil beter in België of Duitsland of nog verder weg zoeken. Mevrouw Postma (NSC): Dat is inderdaad waar, huishoudens drijf je niet de grens over maar die drijf je wel tot wanhoop. De heer Grinwis (ChristenUnie): Exact! Mevrouw Postma (NSC): En dat moeten we ook absoluut niet hebben. Dit is inderdaad de angel van het debat, waar wij volgens mij ook met z'n allen eerlijk naar moeten kijken: hoe zorgen we ervoor dat de immense kosten die op ons afkomen, te doen zijn, voor huishoudens zowel als voor het bedrijfsleven? Volgens mij is het geen gek idee dat de Minister breed gaat kijken naar de opties die er zijn. Ik heb er zelf een aantal neergelegd. Andere collega's hebben dat ook gedaan, waaronder de heer Grinwis. Wij zien die kosten nu de pan uit rijzen voor de volgende generaties, over tien, twintig jaar. Die kosten moeten wij nú beetpakken. Ik vind het dus een goede vraag om ook aan de Minister te stellen: kijk breed wat we kunnen doen en leg dat op tafel. De voorzitter : Dan is er nog een interruptie van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ik had een vergelijkbare vraag, namelijk hoe je in de financieringssystematiek de mogelijkheid kan bieden om de nettarieven naar beneden te krijgen. Wij hebben ook al eerder voorgesteld om toch een onderscheid te maken tussen huishoudens die heel veel gebruikmaken van het elektriciteitsnet en huishoudens die dat minder doen. Nu hoor ik mevrouw Postma een bepaalde knip maken. Ik vroeg mij af of niet logischer zou zijn om de knip juist te maken tussen mensen die op een warmtenet zitten en louter voor huishoudelijke apparaten elektriciteit gebruiken, versus de overige groepen. Zou daar de knip niet moeten zitten? Daarmee geef je warmtenetten ook weer een extra stimulans. Mevrouw Postma (NSC): Dat is een hele interessante gedachte. Ik heb altijd al moeite om vijf minuten spreektijd te hebben, zoals jullie zien. We moeten kijken naar het energiesysteem als geheel. Daar zitten die warmtenetten in. Daar zit ook de gasprijs in, de heffingen die we daarop hebben en de elektriciteitsrekening. Dat komt allemaal samen in het huishouden. Ik vind dit zeker belangrijk om ook naar te kijken. Volgens mij hebben wij in April een debat staan dat echt gaat over de energierekening. Ik kan mij zo voorstellen dat we dat daar als een van de hoofdthema's beet gaan pakken. Maar om een beter antwoord te geven: het gaat ons echt om de eerlijke verdeling van het gebruik en dat mensen die weinig gebruiken, daar ook een extra beloning voor krijgen, laat ik het zo maar zeggen. De voorzitter : Dank u wel. Dan de heer Eerdmans met zijn inbreng. De heer Eerdmans (JA21): Voorzitter, dank je wel. Onze eigen gasvoorraad ligt momenteel net niet op 30%. Dat is onder het niveau dat we vorig jaar hadden en zeker onder het EU-gemiddelde, zelfs 15% daaronder. De Minister erkent dat de prijs van gas wordt gestuwd door in ieder geval twee dingen, namelijk de lage reserves die er zijn en natuurlijk de energiebelastingen, die in totaal 62% vormen van de energieprijs. De verwachting is dat de gasprijzen alleen maar verder zullen stijgen. Het is mogelijk dat we een handelsoorlog met Amerika krijgen. Ik noem ook de bijmengverplichtingen, het afschaffen van salderingen en stijgende netkosten. Ik zeg altijd: Nederlanders willen geen noodoplossing of een noodfonds, maar een betaalbare energierekening. Voorzitter. Hoe staat het met de aardgasvrijoperatie? TenneT heeft de stand van zaken, want die hebben inmiddels aangekondigd om in de Kop van Noord-Holland voorlopig niks meer van het gas af te halen. Eerder gaven Utrecht, Flevoland en Gelderland al aan terug te grijpen op aardgas vanwege netproblemen. Er zijn verhalen van dieselgeneratoren die weer worden opgestart. Erkent de Minister dat de gasvrijoperatie veel te snel gaat? En welke boodschap heeft zij in reactie op de oproep van TenneT? Is zij bereid om inderdaad uitzonderingsgebieden aan te wijzen waar de aardgasvrijoperatie geen doorgang hoeft te vinden? Graag een reactie. Voorzitter. De lijst van praktische gevolgen door het vastlopen van het elektriciteitsnet wordt steeds langer. Er worden grootschalige stroomstoringen aangekondigd vanwege het overvolle net. Netbeheerder Stedin heeft tussen 16.00 uur 's middags en 20.00 uur 's avonds openbare laadpalen al uitgezet. 10.000 bedrijven staan op de wachtlijsten voor een nieuwe aansluiting. De ACM moet ingrijpen om veiligheidsdiensten, gezondheidszorg en scholen voorrang te geven om het stroomnet. Er waren zelfs plannen om wasmachines uit te zetten via de slimme meter, als noodmaatregel. Enzovoorts, enzovoorts. Ik ben op een gegeven moment echt gestopt met het op te schrijven, want er waren nog zo veel meer ellendige voorbeelden. Maar we moeten tot 2045 ruimte ter grootte van zo'n 4.000 voetbalvelden vinden om al die masten neer te zetten en grote transformatorstation kwijt te raken. Een op de drie straten moet worden opengebroken voor 55.000 transformatorhuisjes. We zien het allemaal gebeuren en horen de waarschuwingen, maar het lijkt alsof we een soort treinongeluk in slow motion aan het beleven zijn. Kan de Minister een inschatting geven van hoeveel woningen of woningbouwprojecten er in totaal op dit moment dus niet kunnen worden aangesloten op het net? Energiedeskundige Remco de Boer stelde dat we nu de rekening gepresenteerd krijgen voor de energietransitie die al zo lang geleden is ingezet. En die rekening is fors. Iedere betrokken partij rinkelt aan de bel. PricewaterhouseCoopers berekende dat de stroomnetwerkkosten de komende jaren gaan verdrievoudigen. Energie-Nederland waarschuwde dat huishoudens de stijgende energiekosten niet meer zullen kunnen dragen. En de Boston Consulting Group berekende dat het overvolle stroomnet Nederland jaarlijks tussen de 10 en 40 miljard euro gaat kosten. Dat is immens. De komende jaren zal ruim 160 miljard nodig zijn om de netcapaciteit mee te laten groeien met de behoefte. En er zijn dus nog steeds mensen en partijen die stellen dat het allemaal goedkoper zal worden. Ja, waarschijnlijk in 2414. Er wordt dan geklaagd dat kerncentrales te hoge kosten hebben en te lang duren. Maar als je deze misgelopen economische schade berekent, kan het dus weleens 40 miljard zijn. En wat krijgen we daar dan voor terug als Nederlanders? Dat is het noodfonds van 60 miljoen euro. Dat is scheef. Dat is zeer scheef. De heer Erkens zei het al: we leveren ook heel veel aan het buitenland. Er is een enorme export. 3.000 megawatt gaat naar België. 30% van de stroomvraag in Nederland komt dus uit België. 4.200 gaat naar Duitsland, Denemarken en Engeland. Door die export laat Nederland de eigen kolen- en gascentrales weer noodgedwongen harder draaien. Dat heeft weer tot gevolg dat we een hogere CO 2 -uitstoot hebben en dus hogere stroomprijzen. Dat lijkt mij nogal krom. Kan de Minister mij uitleggen waarom we doorgaan met het exporteren van elektriciteit, terwijl we daarmee eigenlijk doelbewust onze eigen stroomprijzen hoog maken? Voorzitter. Ik ga tot slot naar de warmtenetten. De aanleg van warmtenetten ligt stil. Zelfs in Amsterdam wordt die ambitie nu losgelaten. Er zouden zo'n 110.000 woningen op warmtenetten moeten worden aangesloten in Amsterdam, maar ook hier bleek de praktijk weer weerbarstig te zijn. In het huidige tempo – dat is geen grap – zou Amsterdam in het jaar 3343 aardgasvrij zijn. Ondertussen worden de huidige bewoners dus wel geconfronteerd met hoge prijzen. Nog voor het warmtenet is gaan lopen, waren Amsterdammers met stadswarmte vorig jaar zo'n € 200 meer kwijt aan hun energierekening. Dat is zorgelijk. Mijn vraag is of de Minister daadwerkelijk nog heil ziet in die warmtenetten op dit moment. Wat is de concrete doelstelling van het kabinet voor het aantal woningen met een warmtenet? Daar sluit ik mee af, voorzitter. Dank je wel. De voorzitter : Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Rooderkerk. Mevrouw Rooderkerk (D66): De heer Eerdmans en ik delen de zorgen die er zijn over de hoge energieprijzen voor zowel huishoudens als bedrijven. Alleen delen we misschien niet de oplossing die dan geschetst wordt. Ik vraag me af waarom hij niet zegt: ga gewoon door met de verduurzaming, maar zorg dat er publiek geld bij komt. We weten immers allemaal dat die verduurzaming nodig is voor onze toekomst. Voor kernenergie worden wel gewoon miljarden uitgetrokken. Warmtenetten zijn ook gewoon een businesscasevraagstuk. We kunnen zeggen dat we daar wat publiek geld bij moeten doen. Waarom hoor ik de heer Eerdmans dat niet bepleiten? De heer Eerdmans (JA21): Omdat de praktijk veel weerbarstiger is voor warmtenetaansluitingen dan voor kerncentrales. Ik heb gezegd hoeveel kosten ermee gepaard gaan. Die komen nu al op ons bordje te liggen. Kijk, kerncentrales kosten ook geld, maar die hebben een veel beter uitvoeringsmodel in de businesscase dan warmtenetten. Ik gaf het voorbeeld dat zelfs Amsterdam, dat heel veel geld bij wil leggen, dat heel graag mee wil doen, nu al een jaar tot een standstill komt. Er is dus een wens om het te doen, inderdaad vanuit de gedachte dat we allemaal van het gas af moeten, terwijl JA21 zegt dat gas nog zó belangrijk is in de aanloop naar kernenergie. Dat zou wat ons betreft de transitie zijn. Je ziet nu ook op alle punten dat Vattenfall, dat Eneco, dat iedereen aan de bel hangt en zegt: dit gaat zo niet. De verkenner heeft volgens mij geconcludeerd dat er 3 miljard nodig is om uiteindelijk de stadsverwarming vlot te trekken. Het is op die manier wensdenken, denk ik. We hebben dat ook in Rotterdam gezien. De burgers betalen de prijs. Mevrouw Rooderkerk (D66): Volgens mij is het wensdenken om te zeggen dat Amsterdam in plaats van een aansluiting op een warmtenet een aansluiting op een kerncentrale zou moeten nemen. Dat is een beetje een wonderlijke gedachtegang. Het is prima om met kernenergie door te gaan. Het is een goede basisload energie, maar het gaat natuurlijk niet het hele energievraagstuk oplossen. Ik hoor dus nog steeds geen steekhoudend argument waarom we niet met publiek geld vooral zouden kunnen zorgen dat warmtenetten rendabeler worden en dat bedrijven en huishoudens de energieprijzen zien dalen doordat we bijvoorbeeld investeren in de kosten van het aanleggen van het net. Daar hoop ik de heer Eerdmans dan ook een logisch pleidooi over te horen houden. De heer Eerdmans (JA21): Ik heb al gezegd wat Remco de Boer hierover zei. Ik denk dat de Amsterdammers liever een kerncentrale in hun stad hebben dan dat zij € 200 meer voor de energierekening betalen vóórdat de meter gaat lopen. Ik denk dat dat een eerlijke vraag zou zijn. Ik zou daarover best een referendum durven te houden als ik de burgemeester van Amsterdam was. De voorzitter : Mevrouw Rooderkerk, uw laatste interruptie. Mevrouw Rooderkerk (D66): Ik kom uit Amsterdam en ik vind dit echt complete onzin. Laat ik dat erover zeggen. Ik hoop dan wel gewoon op een beetje een rationeel verhaal, ook over andere vormen van energie. Laten we het niet alleen hebben over stokpaardjes die volgens bepaalde partijen interessanter zijn en alleen daarvoor miljarden willen inleggen, terwijl we voor andere vormen van verduurzaming geen geld willen uittrekken. De heer Eerdmans (JA21): Dan wil ik mevrouw Rooderkerk weleens een keer uitdagen. Wat zegt zij dan tegen de Amsterdammers, die pas over 300 jaar allemaal aangesloten zijn als ze nu doorgaan met de warmtenetten? Wat zegt dat voor D66? Is dat misschien een of andere wens, een droomballon die rondgaat in de lucht met de boodschap: wij zullen ooit ons doel bereiken? Dat is toch gewoon niet haalbaar en dus ook niet betaalbaar? Want als iets niet haalbaar is, kun je het ook niet betalen. De voorzitter : De bedoeling is dat u de vragen beantwoordt, niet dat u vragen terug gaat stellen. We gaan hier niet ... De heer Eerdmans (JA21): Ik vind het persoonlijk een vrij domme opmerking om het zo simplistisch te maken, terwijl je aan alle, alle, alle alarmbellen die afgaan, ziet dat het niet te doen is, dat het dus ook niet gaat lukken en dat het dus ook niet te betalen is. De voorzitter : Dank u wel. Ja, daar was ik al bang voor! Mevrouw Rooderkerk wil reageren. Mevrouw Rooderkerk (D66): Laten we elkaar niet dom noemen en er gewoon een beetje netjes met elkaar over in debat gaan. Dat is het eerste wat ik daarover wil zeggen. Dat vind ik eerlijk gezegd niet zo heel chic van de heer Eerdmans. Daarnaast vind ik het nogal simplistisch dat hij zegt: het lukt allemaal niet, dus stop er maar mee. Nee, natuurlijk niet. Je moet gewoon nadenken. We hebben het hier straks over de Warmtewet in de Kamer. Wij komen daarbij met amendementen over hoe je ervoor kan zorgen dat de warmtetransitie vlot wordt getrokken. Het zal niet simpel zijn. Het is niet zo eenvoudig als een kerncentrale volgens de heer Eerdmans. Ik denk echter dat het wel belangrijk is dat we dit soort discussies goed met elkaar voeren en dat we dan ook steekhoudende voorstellen doen om te zorgen dat het wel kan. Uiteindelijk moeten we namelijk naar die duurzame toekomst toe. De voorzitter : Dank u wel. De heer Vermeer voor zijn inbreng. De heer Vermeer (BBB): Dank u wel, voorzitter. Stelt u zich eens voor: u koopt een nieuwbouwwoning, maar voordat de sleutels worden overhandigd, hoort u dat er geen stroom beschikbaar is. U kunt er dus niet gaan wonen, want anders kan u niet koken en uw elektrische auto niet opladen. Het warmtepompensysteem blijft stil, maar geeft ook geen warmte. Netcongestie heeft dezelfde verlammende impact op onze samenleving als de kredietcrisis ooit op de economie had. Waar de kredietcrisis huizenbouw stopzette en bedrijven naar de rand van faillissement bracht, blokkeert netcongestie nu de verduurzaming van onze samenleving. Ook bedrijven voelen de gevolgen. Voor veel ondernemers die willen uitbreiden of investeren, is het antwoord simpelweg: nee, er is geen ruimte op het net. Maar ze moeten straks wel heffingen betalen. Hiervoor kent de wet geen hardheidsclausule, zoals de Minister al aangegeven heeft. Netcongestie is daarmee de grootste rem op woningbouw, economische groei, innovatie en maatschappelijke ontwikkeling. Ook in deze geopolitiek spannende tijden is dat van essentieel belang. Het hoofdlijnenakkoord benadrukt dat het kabinet regie moet nemen. Dat is ook broodnodig, omdat bedrijven, gemeenten en burgers op deze manier vastlopen. Zoals de banken tijdens de kredietcrisis werden gered met een ongekende overheidsingreep, zo is nu ook een ingreep nodig voor ons elektriciteitsnet. We hebben een crisisaanpak nodig die netcongestie bij de wortel aanpakt en niet alleen bij de gevolgen van de netcongestie. Voorzitter. Het dashboard van netbeheer staat op rood. Netbeheerders geven zelf aan dat het elektriciteitsnet overbelast is en dat nieuwe aansluitingen steeds moeilijker worden. Toch blijft de overheid in hoog tempo nieuwe vergunningen afgeven voor windparken zonder weides op land en worden wijken gasvrij gemaakt of moeten dat doen. Dat is onhoudbaar en werkt netcongestie alleen maar verder in de hand. BBB trekt hier een duidelijke streep: er moet een pauzeknop ingedrukt worden op de vergunningverlening voor weersafhankelijke energieopwekking op land. Het kan niet zo zijn dat het net overbelast is, terwijl we tegelijkertijd projecten blijven toevoegen die nog meer piekbelasting veroorzaken. Daarom pleiten wij voor een tijdelijke stop op nieuwe windturbines en zonneparken totdat, één, het netbeheer op orde is, twee, flexibiliteit en opslag volwaardig worden meegenomen en, drie, de energiemix stabieler wordt. Is de Minister bereid om een tijdelijke stop op nieuwe vergunningen voor wind- en zonneparken op land te overwegen totdat het net dit aankan? Verder hebben wij tien concrete voorstellen voor een crisisaanpak tegen netcongestie. De voorzitter : Voordat u daaraan begint, heeft u een vraag van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Nee, ik wacht graag die tien voorstellen af. Ik ben benieuwd. De voorzitter : Nou, dan gaan we eens even naar die tien voorstellen luisteren. U heeft nog ruim twee minuten. De heer Vermeer (BBB): Ik weet dat mevrouw Kröger altijd geïnteresseerd is in onze oplossingen, dus dat scheelt haar een interruptie. Maak de wachttijden inzichtelijk en geef bedrijven vooral duidelijkheid over wanneer zij aangesloten kunnen worden. Versnel procedures en beperk de regeldruk. Prioriteer de aansluiting en geef voorrang aan nieuwbouwwoningen en bedrijven die investeren in netontlasting of opslagtechnologieën. Zo hebben wij een petitie overhandigd gekregen van microgrid, die een oplossing heeft waarmee een nieuwe woonwijk onafhankelijk van het stroomnet aangesloten kan worden, met een eigen miniwarmtenet en stroomvoorziening. Is de Minister bereid dit soort experimenten via een AMvB op korte termijn mogelijk te maken? Verder noem ik de volgende zaken. Een regionaal prioriteringssysteem, waarin woningbouw en publieke voorzieningen voorrang krijgen. Slimme energy hubs die lokale vraag en aanbod efficiënter koppelen. Decentrale opwek en gebruik stimuleren, zoals het experiment dat ik net noemde. Snellere netverzwaring en regie op uitvoering, door procedures en vergunningverlening te versnellen. In Harderwijk is het prima mogelijk om een wandelpad naast de rietkraag van het Randmeer te hebben, waar gelopen wordt terwijl de kleine karekiet aan het broeden is, maar een onderstation mogen we niet verzwaren vanwege het broedseizoen. Energiecontracten afgeven met leveringszekerheid voor mkb en industrie. Versnelde invoering van flexibele energiecontracten. Samenwerking tussen mkb'ers stimuleren voor gedeelde energieoplossingen. Voorzitter. Ook de warmtenetten kunnen wij aanslingeren door bijvoorbeeld een revolverend fonds met risicovereffening in te zetten voor geothermie, want dat is op dit moment de grootste drempel voor het loskomen van die bronnen. Is de Minister bereid om deze voorstellen over te nemen en te onderzoeken? En wat kan de Minister, of wat kunnen wij doen om de ACM zo spoedig mogelijk te bewegen het piek- en daltarief aan te passen aan de huidige tijd, dus met het dal in de middag in plaats van in de avond, nacht en weekend? Wat is hiervoor nodig? Voorzitter. Ook batterijopslag en slimme netwerken kunnen pieken en tekorten opvangen, zoals hier eerder al genoemd is. Maar dit wordt nog onvoldoende gestimuleerd, of er wordt ronduit gezegd dat dit niet effectief is, omdat dit ook speculatie rondom stroomtarieven in de hand werkt. Volgens specialisten is dat elektronisch te ondervangen. Wat zijn de Minister haar ideeën hierover? De voorzitter : Rondt u af? De heer Vermeer (BBB): Voorzitter, afsluitend. De focus op weersafhankelijke energiebronnen zorgt voor grote schommelingen in onze stroomvoorziening. Dit leidt tot hoge kosten en investeringen in de netcapaciteit. Klimaatbeleid is een marathon, geen sprint. Dank u wel. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): De tien voorstellen van meneer Vermeer hebben alleen maar de urgentie van mijn vraag verhoogd. De heer Vermeer schetst dat het een geopolitiek spannende tijd is. Dat deed hij gisteren in het debat ook. Juist in deze tijd zou je alles op alles moeten zetten om onafhankelijk te worden van de grote import van fossiel die we nu nog hebben. Je zou juist alles op alles moeten zetten om de elektrificatie snel doorgang te laten vinden, want dat betekent dat we onafhankelijk worden. Het is voor mij dus echt een volstrekt ... Wat probeert de heer Vermeer nou te bereiken door gister tegen een motie te stemmen om te stoppen met de import van Russisch lng – als je het dan hebt over geopolitiek spannend; we importeren nog steeds Russisch lng en voeden daarmee Poetins oorlogskas – en vandaag te pleiten voor een stop op de aanleg van zon en wind? Dat is echt ... Waar is de heer Vermeer nou echt mee bezig? De heer Vermeer (BBB): Ik ben ermee bezig om te zorgen voor een integrale aanpak. Dat is het interessante als je woordvoerder bent voor meerdere portefeuilles. Meneer Vermeer is ermee bezig te zorgen dat onze energierekening betaalbaar blijft. Want wie rood staat, kan niet groen doen. Daar hebben we het al eens eerder over gehad. Als er bijvoorbeeld een ongeluk plaatsvindt op de snelweg – ik noem dat maar even congestie – wat doet Rijkswaterstaat dan? Die zet dan even een kruis op bepaalde baanvakken. Waarom doen ze dat? Niet om de boel te laten stoppen en vastlopen. Nee, dat doen ze om te zorgen dat er vanaf dat moment weer doorstroming kan komen. Een pauzeknop indrukken is niet bedoeld om de boel te traineren, zoals mevrouw Kröger mij in de mond wil leggen. Dat is juist bedoeld om weer doorstroom te creëren op de plekken waar dat wél mogelijk is. Echt, op deze manier ... Ik heb eerder het voorbeeld genoemd van een formule 1-wedstrijd. Als je band tijdens de race aan het leeglopen is, dan ga je ook niet doorrijden. Dan maak je eerst een pitstop om daarna weer snellere rondjes te kunnen rijden. Wees alstublieft verstandig en heb niet de reflex om van alles wat niet lukt maar te zeggen dat het sneller moet. Dat is gewoon onmogelijk. Laten we zorgen dat we bij de juiste dingen versnellen en bij een aantal dingen vertragen of, wat ons betreft, de pauzeknop indrukken. Dat kan niet beide. De voorzitter : Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Grinwis. De heer Grinwis (ChristenUnie): Het is algemeen bekend: de BBB vecht graag tegen windmolens. Wat is de boodschap van de heer Vermeer aan boeren die al jaren bezig zijn om windturbines op hun land of erf te zetten, daar eventueel graag in zouden samenwerken met de buren, en daar al jarenlang tegen allerlei barrières aan lopen? Als ik het goed begrijp, zegt de heer Vermeer nu dat die boeren maar moeten wachten omdat we dat voorlopig niet meer gaan doen, terwijl het op sommige plekken daadwerkelijk kan helpen bij het tegengaan van congestie. Die boeren willen bijvoorbeeld zelfs heel graag offgrid, met andere energietoepassingen die ze op hun bedrijf hebben. De heer Vermeer (BBB): Zoals ook al eerder in debatten is aangegeven, is de algemene lijn dat we geen wind- en zonneparken op land willen, zeker niet voor de korte termijn. Dat heb ik net toegelicht. Daarnaast heb ik steeds duidelijk aangegeven dat er uitzonderingsgronden moeten zijn voor de windmolens die op industrieterreinen geplaatst kunnen worden, die kunnen werken voor lokale energy hubs, en dus ook lokaal energie kunnen opwekken, waar overlast richting omwonenden uit te sluiten is. Daarnaast willen we uitzonderingsregels voor kleine windmolens op erven. Dat geldt niet alleen voor boeren, maar voor iedereen die in het buitengebied werkt. Als die windmolens niet hoger zijn dan een boom, is er wat ons betreft niets aan de hand. Juist dat lokale opwekken zullen wij, ook om strategische redenen, eigenlijk moeten aanmoedigen. Het maakt je namelijk minder kwetsbaar als je de energie die je verbruikt ook lokaal op kunt wekken. Die kant zullen we op moeten. Dat is ook de reden dat ik voorstel om die geothermieputten echt te stimuleren, zodat we lokale bronnen kunnen benutten. Geothermie is eigenlijk kernenergie, maar dan direct uit de grond. De voorzitter : Meneer Grinwis, u heeft nog één interruptie. De heer Grinwis (ChristenUnie): Over geothermie ben ik het eens met de heer Vermeer, maar dat weet hij wel. Wat betreft wind en die uitzonderingen is het misschien nog wel prettig dat er bij de communicatie in de strijd tegen windmolens en windturbines duidelijk wordt gezegd wat de uitzonderingen zijn. De heer Vermeer zegt dat desgevraagd wel in de debatten; over de bedrijventerreinen heeft hij bijvoorbeeld al eerder iets gezegd. Maar voor de mensen in het land en voor de overheden is het prettig om te weten welke ruimte er nog is om initiatieven te ontplooien voor het plaatsen van windturbines. Bij een boerderij kunnen natuurlijk wel buren wonen, maar die kunnen misschien gewoon coöperatief aan de slag gaan met het plaatsen van een windturbine die iets hoger is dan een boom. Want ja, wat is de hoogte van een boom? Is dat 30 meter, 50 meter, 25 meter? De voorzitter : Uw vraag? De heer Grinwis (ChristenUnie): Ik hoor heel veel over initiatieven voor windturbines van, zeg, 50 meter. Dat kan dan dus niet. Ik zou van de heer Vermeer graag de wel-boodschap heel goed wil horen, omdat ik wil weten waar de windturbines niet mogen verschijnen en waar wel. De heer Vermeer (BBB): In het laatste tweeminutendebat dat we hierover gehad hebben, heb ik mijn tijd besteed aan één motie en één toelichting – uit mijzelf, zonder dat daarnaar gevraagd werd. Maar ik zal uw communicatietips ter harte nemen; die kan ik best gebruiken. De voorzitter : Dank u wel. U heeft nog een interruptie, van mevrouw Postma. Mevrouw Postma (NSC): De heer Vermeer had het terecht al eventjes over die energiepieken en wanneer je energie moet gaan gebruiken. Ik kan mij voorstellen dat hij met al zijn portefeuilles niet de gelegenheid heeft gehad om het hele Berenschot-rapport te lezen. O, hij heeft het wel gelezen. Dan heeft de heer Vermeer gezien dat de uitvoering die zij stellen echt onnodig complex is, met al die verschillende tarieven en wisselende tijden die erin staan. De heer Vermeer weet ook wat van marketing, dus hij heeft hier volgens mij ook wel gevoel bij: als je verschillende, onduidelijke zaken neerzet, gaan mensen niet het gedrag vertonen dat je wil. Is de heer Vermeer het met NSC eens dat we moeten gaan kijken naar een veel simpeler piektarief, met bijvoorbeeld een wisseling bij de zomer- en de wintertijd en een duidelijk tijdslot, in plaats van al die verschillende momenten en tarieven? De heer Vermeer (BBB): Zoals ik net al in mijn bijdrage aangaf, wil ik toe naar een simpel piek- en daltarief. Dat ondersteun ik. Ik heb het rapport van Berenschot zeker wel gelezen. Dat is zeer interessant, omdat dat eigenlijk laat zien hoe je dit het beste kunt optimaliseren. Feitelijk zijn al die scenario's al verwerkt in een vast energiecontract. Het zou mooi zijn als er straks leveranciers komen die dat op die manier gaan belonen, want een deel van de huishoudens wil dat best uitzoeken, en wil best kijken wanneer ze welk apparaat aanzetten. Er komen ook steeds meer apparaten die gewoon aan te sturen zijn via je home system. Via je thuissysteem kun je gewoon instellen dat de vaatwasser op dit moment draait en de wasmachine op dat moment. Dat kun je perfect koppelen aan die tarieven, als die tariefverschillen er zijn. Er zijn nu al thuisbatterijen die je kunt aanschaffen, die je met een USB-stickje in je slimme meter doet. Die wordt dan automatisch aangestuurd, en die kun je zelf programmeren. Ik ben het ermee eens dat het nu simpel moet. Daarom was mijn vraag aan de Minister wat er op de kortst mogelijke termijn nodig is om het piek- en daltarief aan te laten sluiten bij de huidige realiteit in plaats van bij de jaren zestig. De voorzitter : Dank u wel. Mevrouw Postma, met een laatste interruptie. Mevrouw Postma (NSC): Het is belangrijk wat meneer Vermeer zegt. Je hebt inderdaad een aantal mensen – dat zijn de echte techies – die hele apparaten op elkaar afstemmen via de techniek. Maar je hebt ook gewoon 2 miljoen laaggeletterden in Nederland, die op een andere manier omgaan met energiebesparing. Ik ben zelfs mensen tegengekomen die het al moeilijk vinden om een draaithermostaat naar beneden te draaien, omdat ze niet goed weten hoe het werkt. Is de heer Vermeer het dan toch met mij eens dat we een systeem moeten bedenken dat in beginsel voor iedereen werkbaar is – daarna kunnen we misschien een systeem bedenken dat voor de techies en de hooggeïnteresseerden interessant is – en dat de basis dus een systeem moet zijn waarmee iedereen uit de voeten kan? De heer Vermeer (BBB): Ik weet niet of ik Frans praat of zo, maar ik heb steeds gezegd dat ik een eenvoudig systeem wil – voor de korte termijn, en voor de langere termijn wil ik dat er meer optimalisatiemogelijkheden zijn. Maar dan moet je mensen ontzorgen. Hier hebben we het altijd over doevermogen. Dat is voor het ene gezin dus anders dan voor het andere; soms vraag het investeringen. Maar wij moeten zorgen dat het voor iedereen bereikbaar is en dat we met z'n allen optimaal de energie benutten, op de juiste manier en op de juiste momenten. Maar het allerbeste is nog energie niet verbruiken; dat is nog beter dan het op het juiste moment gebruiken. De voorzitter : Meneer Eerdmans met een interruptie. De heer Eerdmans (JA21): Ook ik heb een vraag aan de heer Vermeer, want in het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 zo'n 8 miljoen bedrijven en huishoudens gasloos moeten zijn. We zitten nu op 500.000. De heer Vermeer heeft het over een snelweg en af en toe eens een kruis op rood zetten misschien. In hoeverre is er sprake van groen licht voor BBB om deze afspraak uit te voeren? De heer Vermeer (BBB): Zoals ik al gezegd heb: je moet bepaalde dingen misschien pauzeren om andere dingen voorrang te kunnen geven en te zorgen dat daarbij in ieder geval wel de doelstellingen gehaald worden. Ik persoonlijk zie het nog niet zitten dat wij de eerste 40 jaar van het gas af zijn in Nederland. Dit terwijl ik volgens mij toch een van de grootste optimisten van de hele Kamer ben. Ik zie het nog niet gebeuren, of er moeten baanbrekende ... Ja, zijn er nog grotere optimisten? Oké. D66 is een grote optimist? Nou ja, ook weer wat nieuws geleerd. Maar ik ben optimistisch; dingen kunnen veranderen. De voorzitter : Meneer Vermeer, laten we het bij de interruptie houden. Is dit het einde van uw beantwoording? Begrijp ik dat goed? De heer Vermeer (BBB): Nou, nee. Ik denk dat iedereen kan zien, met hoe alles nu loopt qua tempo, dat dat niet te verwachten is. Op het warmtenet aansluiten gaat relatief gemakkelijk in nieuwe woonwijken. Daar staan ook de private partijen wel voor klaar, maar kijk eens bij de verbouwing van het Binnenhof hoe complex het is als je in oude omgevingen gaat graven en dingen wilt aanleggen, en hoeveel doorlooptijd en extra kosten dat soms vraagt. Dus ik zie met name al die oude binnensteden nog niet zomaar gasvrij worden. Maar er kunnen wonderen gebeuren. De voorzitter : Nog een interruptie van de heer Eerdmans. De heer Eerdmans (JA21): Helemaal mee eens. Het is een project voor de happy few. Een paar GroenLinksers in Haarlem zullen absoluut vrij gemakkelijk overschakelen, maar – dat deel ik volledig met de heer Vermeer – het gaat inderdaad om de gigantische aantallen die ertegenaan lopen dat het alleen maar geld kost en die dat ook niet snel krijgen terugverdiend. Dat hebben we al eerder ook gezien bij zon. Ik houd er ook van als mensen willen meedenken over een energiezuinige omgeving en energiezuinig huis, maar gelet op deze doelstelling van 8 miljoen huishoudens over 25 jaar van het gas af, ben ik blij dat de heer Vermeer – u zei het op persoonlijke titel, maar ik ga er toch een BBB omheen vouwen – zegt dat de BBB er echt wel voor is om de handrem erop te zetten, begrijp ik. De heer Vermeer (BBB): Ik praat hier niet op persoonlijke titel. Ik zit hier als volksvertegenwoordiger namens de BBB. Dat klopt. De voorzitter : Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA met haar inbreng. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van als laatste spreker bij zo'n belangrijk debat spreken is dat ik van een heleboel collega's heb gehoord dat netcongestie gigantische urgentie heeft die ook gevoeld wordt. Het is een bottleneck, het is de nieuwe stikstofcrisis, en mogelijk met nog grotere implicaties. Ik wil dan toch genoemd hebben dat ik het wonderlijk vind dat bij zo'n groot en belangrijk probleem de grootste partij van het land, een coalitiepartij, niet aanwezig is, en dat een andere partij uit de coalitie eigenlijk vol de rem op van alles zet. Dat vind ik zorgelijk. De voorzitter : Meneer Vermeer, een interruptie. De heer Vermeer (BBB): Ik heb er toch moeite mee hoe hier collega's, en de afwegingen van collega's, worden neergezet. Daar gaan wij het debat niet verder mee helpen. Volgens mij ben ik net wel met een heel aantal oplossingen gekomen, maar vindt u al die oplossingen dan waardeloos en alleen maar een kwestie van op de rem trappen? Of heeft mevrouw Kröger toch ook nog enig lichtpuntje hierin kunnen ontdekken? Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Nee hoor, voorzitter. Ik hoor de heer Vermeer ook dingen zeggen waarvan ik denk dat klinkt prima , zoals de noodzaak van energiehubs en de experimenteerruimte daarvoor. Het wonderlijke is alleen dat als je dan met beheerders van bedrijventerreinen praat, die zeggen: mogen we alsjeblieft een windmolen neerzetten, want dat helpt ons. Maar daarvoor gooit de heer Vermeer weer allerlei blokkades op. Dus het is een weinig consistent verhaal van de heer Vermeer, moet ik eerlijk zeggen. Nogmaals, als je serieus bent en je je betoog begint met de geopolitieke verhoudingen, maar vervolgens de conclusie trekt dat we een rem moeten zetten op de energietransitie en we langer afhankelijk moeten blijven van gas en we zelfs niet moeten stoppen met Russische lng-importen, dan vind ik dat gewoon een heel inconsistent verhaal. De voorzitter : Meneer Vermeer, met nog een vraag. De heer Vermeer (BBB): Ik weet niet of dit een persoonlijk feit is of een interruptie – het maakt eigenlijk ook niet uit, want het is de laatste spreker. Ik heb niet gezegd dat ik een rem wil zetten op de energietransitie. Ik heb alleen gezegd dat ik een rem wil op bepaalde deeloplossingen binnen die energietransitie. Ik heb niet gezegd dat we niet van het gas af moeten. Ik heb gezegd dat dat op deze manier nog zeker 40 jaar gaat duren. Dat wil ik wel even duidelijk maken. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ja, maar als u vervolgens in alle voorstellen die u doet en in de reacties op de interrupties van de heer Eerdmans zegt die 2050 vind ik ook niet reëel, dus dat doel ben ik bereid los te laten , dan zeg je als BBB dus: wij staan niet meer voor de energietransitie, zoals die is afgesproken en onderliggend is aan de plannen van deze Minister. Dat vind ik heel zorgelijk. Wij hebben een Minister die probeert de energietransitie vlot te trekken, maar de grootste coalitiepartij komt überhaupt niet opdagen bij het debat en een andere coalitiepartij trekt eigenlijk het kleed onder de plannen van de Minister vandaan. Dan maak ik mij bijzonder veel zorgen over de besluitvorming richting de Voorjaarsnota, want er moet een heel stevig pakket liggen om te zorgen dat we doorgaan met die energietransitie. Dat is namelijk cruciaal, niet alleen voor het klimaat, maar zeker ook gezien de geopolitieke situatie waarin we beland zijn. De voorzitter : De heer Vermeer, met nog een interruptie. De heer Vermeer (BBB): Maar wat vindt mevrouw Kröger dan van mijn voorstel om juist te proberen die warmtenetten een versnelling te geven door geothermieputten te slaan via een revolverend fonds met risicoverevening? Als ik dat voorstel, kan mevrouw Kröger toch niet meer zeggen dat ik allerlei dingen niet wil? Dan kan zij toch ook eens proberen om constructief te zeggen: jongens, laten we hier nou eens een punt van maken, want blijkbaar heeft die BBB wel ideeën. Het zijn misschien niet de ideeën die u zelf op uw papiertje heeft staan, maar daarom hoeven ze toch nog niet fout te zijn? Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): De voorstellen om geothermie meer vlot te trekken hebben wij ook vaker gedaan. Dat lijkt me heel goed, maar het gaat erom dat we ons rekenschap moeten geven van het volgende. Kijkend naar de plannen van de Minister moet er nog een hele schep bovenop om überhaupt die energietransitie vlot te trekken. Wat ik de heer Vermeer hoor doen, is continu nee zeggen tegen voorstellen, en dingen onderuit trekken. Dat is gewoon hartstikke zorgelijk. Eerlijk gezegd denk ik dat een heleboel mensen die dit debat volgen, zich bijzonder veel zorgen maken over hoe robuust en consistent ons beleid is. Dat hebben we nodig, dat hebben gemeentes nodig, dat hebben provincies nodig, dat hebben een heleboel bedrijven nodig. Je hebt een robuust en consistent beleid nodig. Nogmaals, met een PVV die er niet is en een BBB die het kleedje onder plannen vandaan trekt, maak ik me grote zorgen. De voorzitter : U vervolgt uw betoog. U heeft nog ruim vier minuten. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Dank, voorzitter. Het belang van netcongestie aanpakken is in deze gedachtewisseling volgens mij benoemd. Ik deel een aantal van de zorgen en oplossingsrichtingen van de collega's, namelijk dat we meer sturing, meer regie van deze Minister nodig hebben. We hebben ook meer transparantie nodig. De heer Erkens verwees daar ook naar. Het gaat ook om de belangenafweging die gemaakt wordt. Dat is wat mij betreft iets wat ook op tafel moet liggen en waarbij wij als Kamer goed mee moeten kunnen kijken. We moeten ook kunnen versnellen, maar daarvoor is het ook nodig dat de investeringen daadwerkelijk gedaan worden. Dus ik deel het punt dat mevrouw Rooderkerk maakte met haar vragen over de onderbestedingen: hoe gaat dat nou precies, wat gaat daar mis? Ook deel ik de vragen van de heer Flach over hoe je er in die belangenafweging voor zorgt dat bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven of woonzorginstellingen echt aan bod komen bij de verzwaring van het net en niet buiten de boot vallen. Uiteindelijk gaat het er volgens mij om dat wij sturen op doelen die in lijn zijn met de doelen die we elders in ons beleid stellen, namelijk in 2035 een CO 2 -neutraal elektriciteitssysteem, van het gas af, zoals de heer Vermeer ook al aangaf, en de klimaatdoelen. Dus kan de Minister in haar rapportages duidelijk maken hoe wat wij nu doen aan netcongestie in lijn is met de doelen die wij gesteld hebben en daar heel transparant op rapporteren? Voorzitter. De oplossingen zitten, denk ik, in écht zorgen voor goede energiebesparing en slimmer benutten van het net. Dat is een belangrijk onderdeel. Mijn vraag is dan ook of alle stemmen over wat er mogelijk is aan het slimmer benutten van technische oplossingen goed aan tafel zitten bij alle plannen rond het LAN. We moeten opwek en gebruik bij elkaar brengen; het decentrale energiesysteem. De Minister komt met plannen. Ik ben heel benieuwd hoe zij daar vaart aan gaat geven. De zonnebrief vond ik echt teleurstellend. Eigenlijk lees ik dat de implementatie van de EPBD op zich laat wachten. Kan de Minister mij garanderen dat dat vaart krijgt, dus dat we echt achter die verplichtstelling, die normering voor zon op dak, aan gaan en dat er niet hele ruime uitzonderingsgronden komen waardoor het toch weer stilvalt? Ik krijg het signaal vanuit eigenlijk alle gemeenten dat het cruciaal is dat er genoeg capaciteit is bij gemeenten om lokale opwek en gebruik bij elkaar te brengen in het lokale, decentrale energiesysteem. De bezuinigingen die gepland zijn, zijn echt heel zorgelijk. Wat zegt de Minister daarop? Vanuit de energiecoöperaties hoor ik dat op dit moment de financiering vanuit de SCE voor de huidige projecten niet goed loopt, met name door hoge kosten. Welke mogelijkheden ziet de Minister om in gesprek te gaan met de sector om die lokale opwek door energiecoöperaties wél vaart te geven? En zou ook hierbij lokale opslag niet een ongelofelijk belangrijke rol spelen? Wat gaat zij doen om lokale opslag toch te financieren? Dat betreft de wijkbatterij en buurtbatterij, maar ook opslag bij lokale opwek van coöperatieve projecten. Dan, voorzitter ... De voorzitter : Meneer Vermeer, met uw laatste interruptie. De heer Vermeer (BBB): Is mevrouw Kröger er ook voorstander van om bedrijven en grootverbruikers die dicht bij de opwek zitten, eventueel nog te gaan belonen door daar extra korting op te geven, zodat we op die manier ook zorgen dat de grotere netwerken minder belast gaan worden? Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Dan bedoelt de heer Vermeer waarschijnlijk dat we juist stimuleren dat opwek ook dicht bij bedrijven komt, dus dan komen we toch weer op het punt van al die bedrijventerreinen die zeggen: geef me alstublieft de mogelijkheid om én de daken vol te leggen én een windmolen te plaatsen. Ja, ik denk dat je inderdaad in je tariefstructuur, in je prioritering en in je subsidieverlening moet sturen op opwek en gebruik dicht bij elkaar brengen en op elkaar aan laten sluiten. Hoeveel tijd heb ik nog? De voorzitter : U heeft nog een minuut, precies een minuut. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ah, nou, dan ga ik iets rustiger. Dan het vraagstuk waar we volgens mij ook allemaal naar gevraagd hebben: hoe gaan we die nettarieven nou zo vormgeven dat we de kosten voor gebruikers drukken en dat we het zo eerlijk mogen inrichten? Daar speelt het ibo natuurlijk een cruciale rol in. Ik deel de vragen van de collega's in hoeverre je moet zorgen dat je meer geld vanuit de algemene middelen of vanuit verschillende financieringsstromen investeert in het net, zodat niet alles via het kostenveroorzakersprincipe gefinancierd hoeft te worden. Daarbij heb ik nog de volgende vraag. Ik lees veel over de vergunningsversnelling. Ik heb daar wel een zorg bij. Dat zie je op allerlei plekken. We moeten zorgen dat we ook oog houden voor de omgeving en het natuurinclusief maken. Daar is budget voor nodig, dus mijn vraag is in hoeverre de Minister daar ook naar kijkt. En ... De voorzitter : Dank u wel. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): O! Nou, voorzitter! Dan maak ik het toch even met één zin af. De voorzitter : Nog één zin, hè. Ja, dat hadden een paar andere collega's ook. Nog één zin dan. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Op dat punt. Ik begrijp dat er gekeken wordt naar een gebiedsfonds. Daarbij heb ik wel echt de vraag of daar ook dingen uit gefinancierd gaan worden die bijdragen aan de opgaven die we hebben op het gebied van natuur en klimaat. Het gaat mij er dus om dat dat type dingen gefinancierd wordt. De voorzitter : Dank, mevrouw Kröger. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. We gaan een halfuur schorsen, zodat de Minister zich kan voorbereiden. Ik stel voor dat u allemaal ook even een boterham neemt, want dan kunnen we daarna meteen door met de tweede termijn. We beginnen dus weer om 12.00 uur. De vergadering wordt van 11.34 uur tot 12.06 uur geschorst. De voorzitter : Welkom terug bij dit debat van de vaste Kamercommissie voor Klimaat en Groene Groei. Aan de orde is een commissiedebat over netcongestie en energie-infrastructuur. We zijn toe aan de eerste termijn van de kant van het kabinet. Beste Minister, bent u er klaar voor? Minister Hermans : Ja, bijna. De voorzitter : Bijna. Dat is belangrijk. Dan is aan u het woord. Minister Hermans : Voorzitter, dank u wel. Ik zal de beantwoording beginnen met een aantal algemene opmerkingen en gestelde vragen. Dan ga ik in op de drie lijnen uit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie: sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht. Daar zijn ook veel vragen over gesteld. Dan over opslag en batterijen. Vervolgens over kosten en tarieven. Ik heb daarna nog een mapje met overige vragen. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): De zonnebrief stond ook op de agenda. Waar horen alle vragen over zonne-energie bij, zoals over zon op dak? Minister Hermans : De vragen die u daarover gesteld heeft, zullen zeker aan bod komen. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): In welk blokje? Minister Hermans : Volgens mij valt er een vraag onder beter benutten. U heeft een vraag over normeren gesteld. Die valt volgens mij onder het blokje overig. Ik heb die dus voorbij zien komen. De voorzitter : Alle vragen komen langs, mevrouw Kröger. We gaan luisteren naar de Minister, met eerst algemene opmerkingen. Minister Hermans : Die vragen komen ook nog aan bod bij slimmer inzicht. Voorzitter, dank. Het is door veel Kamerleden genoemd: ons energieverbruik verandert in rap tempo. Het huidige stroomnet kan dat tempo eigenlijk niet aan, met netcongestie als gevolg. Dat zet een rem op de economische groei en de verduurzaming. Mevrouw Rooderkerk schetste in haar treintour door Nederland eigenlijk een paar treffende voorbeelden van de plekken waar netcongestie in de praktijk nu een bottleneck is. Volgens mij gebruikte mevrouw Kröger het woord bottleneck . Denk aan verduurzaming van de industrie en aan bedrijven op bedrijventerreinen die tegen belemmeringen en drukte op het stroomnet aan lopen als die een uitbreidingsinvestering willen doen die samenhangt met verduurzaming. Voorzitter. Tegelijkertijd noemde iedereen terecht de hoge kosten voor zowel huishoudens als bedrijven. Dat zet ook een rem op de verduurzaming, zeker voor bedrijven. Het ongelijke speelveld – daar is ook veel over gezegd – is daarbij een onderwerp dat serieus aandacht verdient en krijgt. Kortom, er is geen of maar beperkte ruimte op het elektriciteitsnet. Het gebruiken van de beschikbare ruimte is duur. Dat stelt ons voor een aantal ingewikkelde vraagstukken. Die zullen we de komende tijd moeten oplossen. Voorzitter. Ik begin even met de congestie. Ik zei het al: die zet een rem op economische groei en verduurzaming. Als we het niet oplossen, lopen we ook heel veel kansen in ons verdienvermogen mis. Ik geloof dat de heer Eerdmans en de heer Erkens daarnaar verwezen. U ziet, gegeven uw bijdragen, allemaal het probleem en de serieuze barrière die netcongestie op dit moment vormt voor onze economie en ons proces van verduurzaming. Ik zie dat ook. Dat zien ook TenneT, de netbeheerders, provincies, gemeenten en iedereen met wie we dag in, dag uit keihard werken om dit probleem aan te pakken en de netcongestie te verzachten. We willen het namelijk allemaal oplossen. Er is niemand die dit probleem niet wil oplossen. Nogmaals, er wordt keihard aan gewerkt. Ik proefde bij een aantal van u dat er soms ook een gevoel van frustratie is, zo van: Er zit bij niemand onwil en tóch lukt het soms niet. Ondernemers hebben het gevoel dat de netbeheerder niet of onvoldoende meedenkt. Hoe kunnen we dan aan alle kanten een extra duw geven of er een schep bovenop doen om de boel in beweging te krijgen? Ik heb dat gevoel zelfs ook weleens. Mevrouw Rooderkerk vroeg een paar keer: wat doet de Minister eraan, hoe ziet de regiefunctie eruit en wat gebeurt er nu allemaal? Volgens mij vroeg mevrouw Kröger dat ook. Ik ga daar uitgebreider op in bij de beantwoording van de verschillende vragen, maar de basis van de aanpak is het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Dat bevat drie lijnen: sneller bouwen, het beter benutten van de capaciteit die we hebben, en slimmer en sneller inzicht krijgen in wat de investeringen zijn en wat de beschikbare capaciteit is. Het zijn drie sporen naast elkaar, met heel veel acties. Het is en-en-en. Met alle partijen die daarbij betrokken zijn – ik noemde die net al op – zitten we aan tafel. Het ministerie voert daarbij ook echt de regie om de uitvoering van dat plan voor elkaar te krijgen. Dan hebben we het MIEK, het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat. Daarin prioriteren we met elkaar wat de investeringen zijn die onze absolute aandacht moeten hebben. Dan zijn er nog de rijksprojecten, waarover het Rijk heeft gezegd: daarbij nemen wij de coördinatie voor onze rekening. Dat zijn echt cruciale projecten voor de verduurzaming. Ik zit zelf boven op alle mogelijkheden om processen te versnellen. Ik ga zo in op de vragen daarover. Ik ben op dit moment ook in gesprek met de Minister van VRO, TenneT en de netbeheerders om nog een keer te kijken of er niet nog dingen zijn die we kunnen doen naast wat we al hebben afgesproken. Ik hoop echt dat we daar in de komende weken nog wat, als ik het zo mag noemen, uitgeperst krijgen. Ik zie en vind namelijk echt dat we hiervoor elke steen moeten omdraaien. We zullen soms ook, zoals de heer Grinwis zei, door ramen en ruiten moeten gaan. Maar het is echt nodig om de beweging erin te houden bij de verduurzaming van de industrie en de huishoudens. Mevrouw Kröger vroeg: hoe houd je bij het versnellen van die procedures oog voor omwonenden en natuurinclusief bouwen? Tegen haar zeg ik dat er een spanningsveld is wanneer je gaat versnellen. Je moet de balans vinden tussen enerzijds zo maximaal mogelijk versnellen en anderzijds voldoende ruimte houden voor participatieprocessen en beroepsprocedures, die ook onderdeel zijn van ons systeem en van hoe we tot draagvlak en gedragen investeringen en projecten willen komen. We zullen ook niet zomaar afstand doen van de voorwaarden voor natuurinclusief bouwen, zoals in tenders of in voorwaarden die we daar zelf aan stellen. Maar als je wilt versnellen, is het dus altijd een kwestie van zoeken naar waar je bereid bent om iets in te leveren of in te korten, en waar niet. Het is een continue zoektocht naar balans daartussen. Ik heb de vraag en oproep van mevrouw Kröger goed gehoord: we mogen daar niet aan voorbijgaan. Dat zouden we ook niet moeten doen, want dan bouwen we wel sneller, maar kan dat mogelijk op andere plekken een effect hebben. Mevrouw Kröger vroeg ook naar de effecten van acties tegen netcongestie op de andere doelen die we gesteld hebben in het energiedomein. Daar kom ik straks op terug. De voorzitter : U heeft een interruptie van de heer Eerdmans. De heer Eerdmans (JA21): De Minister zegt: we zijn keihard bezig met het oplossen van die problemen. We gaan door roeien en ruiten; dat is geloof ik de juiste uitdrukking. Dat zei Jozias van Aartsen vroeger altijd – dat weet ik nog – maar ik dacht dat we die niet meer gebruikten. Hoe dan ook, de vraag is eigenlijk als volgt. De Minister zegt dat we alles proberen om het op te lossen. Dat doen we tegen de klippen op. Maar tegelijkertijd kun je zien dat we het probleem ook veroorzaken. Terwijl we het probleem aan het oplossen zijn, wordt het probleem verder verergerd. We moeten namelijk steeds meer van het gas af en we zijn iedereen op dat net aan het duwen, terwijl daar geen ruimte voor is. Is dat dan geen aanleiding voor de Minister om toch te denken dat we iets rustiger aan moeten doen? Het gaat ons, omdat we in een te hoog tempo gaan, volgens berekeningen namelijk bijna 200 miljard euro kosten om de netcapaciteit op orde te krijgen. Dat treft niet alleen consumenten, maar ook de overheid. Dit gaat ons te snel, want we kunnen het niet bolwerken. Is er voor de Minister ook aanleiding om die gedachte te vormen? Minister Hermans : We zitten in een gigantische transitie en verbouwing van onze energie-infrastructuur. Dat doen we om een heleboel redenen. Een daarvan is in de afgelopen periode, en zeker de afgelopen dagen – je zou bijna kunnen zeggen: de afgelopen 24 uur – nog pregnanter geworden. We worden in onze energievoorziening namelijk onafhankelijk van fossiele brandstoffen, zoals gas en olie, die we nu uit landen halen waar we helemaal niet van afhankelijk willen zijn. Die operatie, de verbouwing van onze energie-infrastructuur, moeten we dus doorzetten. Tegelijk zie ik ook dat we tegen barrières en hobbels – noem het maar flinke hobbels – aanlopen bij de uitvoering. Daar is het volle stroomnet een voorbeeld van. Maar dat vind ik geen reden om het zo snel mogelijk energieonafhankelijk worden on hold te zetten. Dat vind ik een reden om, met de partijen die ik net noemde, alles op alles te zetten om de netcongestieproblematiek te verzachten. Dat betekent dat we de komende jaren sneller zullen moeten bijbouwen. Dat kun je doen door vergunningsprocedures te versnellen, maar het betekent ook dat we de beschikbare capaciteit beter moeten benutten. Ook daar is absoluut nog ruimte voor. Daar laat ik het even bij. De heer Eerdmans (JA21): We zijn afhankelijk van de VS, Qatar en Rusland, omdat we onze eigen gasvoorraad definitief hebben afgesloten. Je hebt het nodig en dan wordt het inderdaad geïmporteerd uit moeilijke landen. Drie provincies hebben al gezegd: we gaan weer terug naar gas. Overigens is dat nog steeds een van onze schoonste bronnen. Dat is door het kabinet ook bevestigd. Het is helemaal geen vreselijke grondstof, want het wordt overal gebruikt. Sterker nog, we hebben daar heel veel plezier van gehad. Mijn vraag is als volgt. U zegt dat vergunningen sneller moeten. Wat betekent dat? Er is zo veel meer ruimte nodig. Ik zei het al: een op de drie straten moet straks opengebroken worden voor de nieuwe transformatorhuisjes. We krijgen er masten bij. We krijgen er gigantische transformatorstations bij. Hoezo vergunningen sneller maken? Wordt het de mensen dan gewoon opgedrongen? Is dat wat ik eruit moet halen, zoals we ook zien bij windturbines, zonneparken en zonnecellen? Ik maak me daar dus ook zorgen over. De ruimte is er niet. Het kost vreselijk veel geld. We doen heel dom, want we hebben onze eigen productie van gas gestopt omwille van een overvol net. Dat lossen we de komende 50 jaar niet op. We halen het gas fluïde uit het buitenland. Minister Hermans : Volgens mij zijn we de gasproductie in eigen land, om precies te zijn in Groningen, niet gestopt vanwege de verduurzaming of het verzwaren van ons net. We zijn daarmee gestopt omdat er effecten zijn van die jarenlange gaswinning. Daarover hebben we met z'n allen, de politiek, het kabinet, gezegd: daar stoppen we mee. En ja, dat heeft ons in zekere zin weer iets afhankelijker gemaakt, omdat we nog even gas nodig hebben in deze transitieperiode. Maar dat besluit is wel op zichzelf en onafhankelijk genomen. Dat begrijp ik ook. Daar sta ik volledig achter. Dat laat onverlet dat ik ook vind dat die verduurzaming door moet gaan. Ik zal zo meteen ingaan op de verschillende mogelijkheden om te versnellen. Maar ik herhaal wat ik net zei: de afgelopen dagen hebben aangetoond hoe belangrijk die energieonafhankelijkheid is. De voorzitter : U vervolgt uw betoog. Minister Hermans : Voordat ik overga op de vragen die gesteld zijn over de versnellingsprocedure, wil ik nog even ingaan op het volgende. De heer Vermeer deed tien voorstellen voor de aanpak van netcongestie. Het waren er zelfs elf, hoor ik hem zeggen. Als ik naar deze elf kijk ... Ik heb er hier tien staan. We hebben zo snel mogelijk meegeschreven. Vergeef mij dat ik de elfde nu niet paraat heb. Dit komt in grote lijnen overeen met wat we doen in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. In de manier waarop de heer Vermeer hierover spreekt, hoor ik een oproep om daar met nog meer urgentie of harder aan te werken. Ik interpreteer dat als: zet er een tandje bij wat betreft tijd, aandacht en energie. Als ik de tien voorstellen zo mag opvatten, wil ik dat graag doen. Dat is dan ook precies de manier waarop we nu met netbeheerders, TenneT en medeoverheden in overleg zijn. Ik ben ook met de Minister van VRO aan het kijken wat we kunnen doen om versnelling aan te brengen en wat we met de netbeheerders en TenneT kunnen doen om de transparantie en het inzicht in de wachtrijen te vergroten, zodat we voor zover mogelijk voorspelbaarheid en duidelijkheid voor bedrijven kunnen creëren. Mevrouw Rooderkerk en volgens mij ook mevrouw Kröger vroegen naar de onderinvesteringen door netbeheerders. De voorzitter : Sorry, Minister. Voordat we daarnaartoe gaan, is er een interruptie van de heer Vermeer. De heer Vermeer (BBB): Ik bedank de Minister dat zij dat ondersteunt. Die ideeën zijn natuurlijk ook niet allemaal door onszelf bedacht, want het zijn dingen die uit alle brieven en alles wat hierover besproken is, naar voren komen. Maar die richten zich altijd wel precies op de vraag hoe we het ontstane probleem kunnen oplossen, terwijl we één stap terug zouden moeten gaan: wat zijn de factoren die het probleem versterken? Dat is bijvoorbeeld de weersafhankelijke stroomvoorziening, zolang er nog geen opslagen beschikbaar zijn die het langer dan vier uur volhouden. Natuurlijk gaat dat voor de korte termijn tegen bepaalde plannen, tijdslijnen en doelstellingen in, maar op de langere termijn win je er tijd mee als de rest van die projecten door kan gaan. Is de Minister het dus met ons eens dat we ook moeten werken aan de factoren voor het ontstaan van netcongestie? Minister Hermans : Ja, we moeten natuurlijk maatregelen nemen op de dingen die netcongestie kunnen verergeren. Batterijen zijn daarvan een voorbeeld. We stimuleren dat er bij grootschalige batterijen flexcontracten worden afgesloten waarin met kortingen en tarieven wordt gestimuleerd om op bepaalde momenten af te schakelen. Maar achter de vraag van de heer Vermeer zit een vraag die verderop in mijn beantwoording aan de orde zou komen, namelijk de vraag of ik bereid ben om voorlopig geen vergunningen af te geven voor wind op land en zon op land. Nog even los van het feit dat ik geen bevoegd gezag ben voor deze projecten – het zijn vaak lokale, gemeentelijke en provinciale projecten en daar geeft het kabinet geen vergunningen voor af – vind ik dat ook heel onverstandig. In het debat met de heer Grinwis en mevrouw Kröger werd namelijk terecht gewisseld dat als je wind op land op de goede plekken neerzet, dus in de buurt van een industrieterrein of bij een boer op het erf, het de netcongestie kan verzachten. Je hebt dan het aanbod heel dicht bij de vraag georganiseerd. Je hoeft het dan ook niet heel ver te transporteren en daarmee vermindert het dus de congestieproblematiek. Dus nog los van het feit dat ik niet over de vergunningverlening ga, vind ik het ook een onverstandige richting, juist vanwege het probleem dat we willen aanpakken. Voorzitter. De onderinvesteringen. Er moet veel bij worden gebouwd en ik snap dan ook dat het uitblijven van investeringen en daarmee het uitblijven van projecten vragen oproept. Wat mevrouw Rooderkerk en mevrouw Kröger zeggen klopt, want netbeheerders krijgen inderdaad niet al hun investeringen tijdig gerealiseerd. Dat heeft verschillende oorzaken: het personeelstekort, het vinden van ruimte en het inpassen van al deze projecten in de ruimte en vergunningsprocedures die soms een tijd duren. Het is een samenspel van factoren dat hiertoe leidt. Op dit specifieke onderwerp werk ik samen met alle betrokken stakeholders in het LAN. We bekijken daarbij steeds weer tegen welke knelpunten we aan lopen en wat we nog meer kunnen doen. Kunnen we wellicht nog aanvullende acties verzinnen? Het LAN met al zijn actiepunten is niet in beton gegoten. Als we onderweg met elkaar dingen verzinnen, worden die acties aangevuld en dat geldt ook voor dit specifieke onderdeel. De vergunningverlening. Daarover is een heel aantal vragen gesteld. Ik begin met een vraag van de heer Erkens: kunnen er meer stappen gezet worden om de doorlooptijd van het plannen en het bouwen te verkorten? De voorzitter : Ik zie een vraag van mevrouw Rooderkerk. Mevrouw Rooderkerk (D66): Ik zat nog even na te denken over het laatste antwoord, het antwoord op de vraag over die onderbestedingen. De Minister noemt een aantal oorzaken, maar die hebben we ook kunnen lezen in de analyse van de ACM. Ik zoek naar iets meer concreetheid, want het is natuurlijk zonde dat 25% niet wordt uitgegeven, terwijl het wel in de plannen staat. Kan de Minister toezeggen dat ze komt met een analyse en een brief, waarin ze ingaat op hoeveel procent ze het komende jaar en de komende jaren in denkt te kunnen lopen? Kan ze daar gewoon echt even concreet mee aan de slag, want het is natuurlijk wel gewoon zonde als we dit laten liggen? Minister Hermans : Ik denk dat ik dat wel kan toezeggen. Ik zat gelijk na te denken over welke brief dat dan moet zijn en wanneer die naar de Kamer komt. Ik snap de vraag heel goed. Ik gaf het antwoord dat ik gaf om aan te geven dat er niet één knop is om aan te draaien. Je kunt het niet morgen regelen door even een knopje om te zetten. Maar iets meer inzicht in hoe de portefeuille eruitziet van de investeringen die blijven liggen en de stappen waarmee we investeringen naar voren kunnen halen of sneller kunnen realiseren: dat kan. Ik denk dat we dat in de volgende MIEK-brief zouden kunnen opnemen. En dan ga ik nu even aan mijn ambtenaren vragen wanneer die brief komt. De voorzitter : We kunnen de volgende MIEK-brief opschrijven, dus ... Minister Hermans : De volgende MIEK-brief. Maar die komt wel pas later in het jaar. Ik ga daarom even kijken of deze informatie eventueel op een eerder moment kan. De voorzitter : Oké. Mevrouw Rooderkerk, nog een interruptie? Nee. Dan mevrouw Kröger met een interruptie. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Ik vind het een antwoord op een wel heel logische vraag, een vraag die ook door meerdere mensen is gesteld. En het antwoord verontrust me dan wel een beetje, want het is niet een probleem. We hebben het hier nu al een tijd over netcongestie. We hebben 25% onderbesteding! Ik zou denken dat er dan inmiddels een plan van de Minister zou liggen. Een brief aan het eind van het jaar? Dan denk ik: tja, we weten allang dat het personeelstekort een gigantische bottleneck is. We hebben hier een debat gevoerd met bewindspersonen van het vorige kabinet over hoe je kunt zorgen voor banen in de technische sector. Wat is daarvoor nodig? Wie kan je sneller aan het werk krijgen? Hoe kan je die opleidingen stimuleren? Dit kabinet gaat gigantisch bezuinigen op het onderwijs en opleidingen. Dat zou ik niet doen als je een enorm personeelstekort hebt. Dus ik verwacht van deze Minister concreetheid en snelheid. Wanneer komen dus de voorstellen om met name wat aan het personeelstekort te doen? Minister Hermans : Nu worden wel even twee dingen door elkaar gehaald. Eén. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Kröger en mevrouw Rooderkerk dat we meer inzicht in die 25% moeten bieden. Ik vind ook dat dat sneller moet en daarom zei ik net al: het einde van het jaar is te laat; we gaan dit eerder doen. Het personeelstekort oplossen is niet iets waarover ik even kan toezeggen dat ik het voor de zomer geregeld heb. Alle sectoren in het land, van veiligheid tot techniek, hebben hiermee te maken en dat is niet even op te lossen met een paar extra stageplaatsen. Als mevrouw Kröger dat wenst, kan ik zo meteen nog ingaan op wat de netbeheerders hieraan doen en wat het kabinet hieraan doet. Maar het is niet zo dat we even in een handomdraai kunnen regelen dat we door het personeelstekort op te lossen die 25% van de investeringen weer van de kant krijgen. De voorzitter : Mevrouw Postma met nog een interruptie. Mevrouw Postma (NSC): Dat er sprake is van onderbesteding klinkt gezien de omstandigheden logisch en ik verwacht dus ook dat dit vaker zal gebeuren. Mijn vraag aan de Minister is of het geld dat is weggezet voor de onderbesteding verwerkt is in de tarieven. Of worden de tarieven gebaseerd op wat er daadwerkelijk is uitgegeven? Minister Hermans : De doorberekening in de tarieven is gebaseerd op geprognosticeerde uitgaven in de tijd. Dus daar wordt niet zomaar even uit gehaald wat er nu niet gerealiseerd wordt. Maar er wordt op sommige momenten natuurlijk wel gecorrigeerd. Als mevrouw Postma wil weten hoe dat precies in de tijd zit, kan ik dat natuurlijk nagaan. Mevrouw Postma (NSC): Dat vind ik interessant om te weten, dus dat zie ik graag tegemoet. Maar daarnaast heb ik de vraag wat het zou betekenen voor de tarieven, want 25% is echt aanzienlijk. Wat zou het betekenen voor de tarieven als we dit op een andere manier verwerken, dus dat we gaan kijken naar de daadwerkelijke uitgaven? Je hebt ook infrastructuur in wegenprojecten en het is dus een gegeven dat dit vaker voorkomt en iets is wat we vaker kunnen verwachten. De voorzitter : Terwijl de Minister even nadenkt, kan ik tegen de leden zeggen dat we vier interrupties doen bij de Minister. Ik hoop dat we het dan halen, maar mocht het snel gaan, dan gaan we snel naar zes. Dat weet u van mij. Maar we houden het nu even op vier. De Minister. Minister Hermans : Ik dacht even na, omdat we allemaal in kranten en rapporten prognoses lezen van de ontwikkeling van de tarieven in de komende jaren. Daar zitten investeringsplannen onder. Wat daadwerkelijk in de tarieven wordt doorberekend, zijn natuurlijk de daadwerkelijk gemaakte kosten en de gedane investeringen. Wat ik kan doen, is in de reactie op het ibo hierover iets opschrijven. Dat is namelijk de eerste brief waarin ik echt uitgebreid zal ingaan op de nettarieven en hoe we daarmee omgaan. In die brief zal ik dan ingaan op hoe investeringsagenda's worden doorberekend en op wat er gebeurt als investeringen achterblijven of, bijvoorbeeld om de redenen die ik net noemde, niet gedaan kunnen worden. De voorzitter : U vervolgt uw betoog. Nee, toch niet. De heer Vermeer heeft ook nog een vraag. De heer Vermeer (BBB): Een vraagje over de onderbestedingen en de tarieven. Worden die tarieven bepaald op basis van daadwerkelijk gerealiseerde projectbedragen of op basis van de budgetten? Hoe werkt dat precies? Minister Hermans : In de tarieven zitten alleen de daadwerkelijk gemaakte investeringen. Het gaat dan om de kosten die in het afgelopen jaar zijn gemaakt. De vraag van mevrouw Postma gaat ook over: We prognosticeren naar de toekomst. Daar zijn alle analyses in verwerkt van hoe de tarieven zich in de komende jaren gaan ontwikkelen. Hoe kan je daarin meenemen wat er niet geïnvesteerd wordt? Maar in de tarieven zitten dus de daadwerkelijk gemaakte kosten. De voorzitter : U vervolgt u betoog. Minister Hermans : Voorzitter, dan kom ik bij de versnellingsvragen en de vraag van de heer Erkens daarover. De voorstellen uit het versnellingspakket van het vorige kabinet worden op dit moment uitgewerkt. Dat pakket is in 2023 gepresenteerd. Het eerste voorstel is naar de Raad van State voor advies. Dat gaat over de gedoogplicht van rechtswege. Het houdt in dat als TenneT onderzoek wil doen om te bepalen of een bepaalde plek geschikt is voor energie-infrastructuur, TenneT de grond waar ze dat onderzoek wil doen mag betreden. Dat kan nu niet zomaar en daarom kan het nu nog leiden tot allerlei beroepen en procedures, wat tot anderhalf jaar vertraging kan opleveren. Dat voorstel ligt nu bij de Raad van State. We waren voornemens – mevrouw Rooderkerk vroeg daarnaar – het per januari 2025 van kracht te laten worden. Dat zou nog steeds moeten kunnen lukken, maar dat vraagt wel iets van ons allemaal. In de eerste plaats vraagt het iets van ons. Wanneer het straks terugkomt van de Raad van State zullen we snel het advies moeten verwerken om het definitieve voorstel eveneens snel aan de Kamer te kunnen sturen. Ik kan vervolgens alleen maar hopen – laat ik het zo formuleren – op een spoedige behandeling. Als we het hier en in de Eerste Kamer spoedig behandelen, zodat we het in september kunnen afronden, zou de ingangsdatum naar voren gehaald kunnen worden. De voorzitter : Mevrouw Rooderkerk met een vraag. Mevrouw Rooderkerk (D66): Dat lijkt me een goed idee, aangezien het zeer nodig is. Ik denk ook dat we het allemaal willen. Maar mijn verzoek is nog wel dat de Minister dat met spoed wil doen en dus ook met spoed met die reactie komt. Wellicht kan ze er nog over spreken en met een termijn bij ons terugkomen. Maar wat ons betreft: hoe eerder, hoe beter. Minister Hermans : Zodra het bij mij ligt, zodra wij het terug hebben, zal ik alle mogelijke snelheid betrachten. Het ligt nu bij de Raad van State. Ik heb die termijn niet in de hand. Maar daarna zal ik er alles aan doen om het zo snel mogelijk naar u te kunnen sturen. Dan vroeg de heer Erkens mij wat er nog meer komt. Ik ben nu nog met twee uitwerkingen bezig. Eén voorstel hangt onder de Wet versterking regie volkshuisvesting. In die wet zit een haakje waarmee ik een AMvB kan maken die ziet op elektriciteitsprojecten tot 21 kV. Die kunnen we dan in een versnelde procedure, door beroep in eerste en enige aanleg, bij de Raad van State neerleggen, met daarbij ook een verkorte uitspraaktermijn. Dat kan ook weer zo'n anderhalf jaar versnelling opleveren. Die ziet vooral op het middenspanningsnet. Ik hoop dat die AMvB in werking kan treden per 1 januari 2026, maar daarvoor moet de Wet versterking regie volkshuisvesting wel van kracht zijn. Samen met de Minister van VRO ben ik nog twee andere voorstellen uit dat pakket aan het voorbereiden. Die gaan over het verlengen van de termijn van het voorbereidingsbesluit. Met een voorbereidingsbesluit reserveer je grond voor een bepaalde periode, als je bijvoorbeeld in afwachting bent van het omgevingsplan dat moet wijzigen. Nu kan je maar reserveren voor een periode van anderhalf jaar. Het is nu eigenlijk niet mogelijk om dit te verlengen. Maar bij dit soort grote projecten heb je vaak meer tijd nodig. We werken nu dus een voorstel uit om die termijn te kunnen verlengen voor energie-infrastructuurprojecten. Daarnaast zoeken we naar een aanpassing in de verkenningsfase van de projectprocedure. Dat gaat over participatie en onafhankelijk advies. We willen die procedure zo inrichten dat je die natuurlijk wel overeind houdt. Dat zijn namelijk wel belangrijke elementen in onze procedures, zoals terecht door mevrouw Kröger is genoemd. Maar we willen ze wel beter laten aansluiten bij de fase waarin zo'n project zich dan bevindt. Dat zijn dus twee aanpassingen waar ik nog aan werk met de Minister van VRO. Daarnaast ben ik dus in gesprek met TenneT en VRO om te kijken of we boven op deze vier voorstellen nog extra stappen kunnen zetten. Ik hoop dus echt dat daar op korte termijn nog wat uit komt. De heer Erkens en volgens mij ook de heer Flach vroegen mij hoe die uitspraken van de rechter over stikstof energieprojecten raken. Mevrouw Postma vroeg dat overigens ook. Ja, die raken ze. Dat geldt ook voor de uitspraak over de terugwerkende kracht. Intern salderen gebeurt natuurlijk veel in energieprojecten. Het heeft natuurlijk iets heel frustrerends, want het zijn bij uitstek de energieprojecten die uiteindelijk minder stikstof uitstoten. Maar bij de aanleg stoot je nog wel wat uit. Daar zitten we nu in de knel en dat moet worden opgelost. Dat is ook de reden dat ik deelneem aan die commissie. In brede zin vind ik natuurlijk dat het probleem moet worden opgelost, maar ik heb er voor mijn eigen portefeuille ook echt groot belang en baat bij. De voorzitter : Dat leidt tot een vraag van de heer Grinwis. De heer Grinwis (ChristenUnie): Morgen hebben we een uitgebreid plenair debat over stikstof, maar daar is deze Minister niet bij aanwezig. Ik heb een vraag die specifiek gericht is op dit soort energie-infrastructuurprojecten. Er was namelijk allerlei fuss rondom een rekenkundige ondergrens en zo. Die kwam er eerst wel en toen toch weer niet et cetera. Maar daarbij wordt het beleid voor NO x en NH 3 , dus voor stikstofoxiden en ammoniak, nog op één hoop gegooid. Maar stel dat we een knip zetten tussen NO x en NH 3 . We weten dat de NO x -emissie op dit moment jaarlijks trendmatig met ongeveer 4% à 5% daalt. Ergo, daar zit misschien toch wel iets meer ruimte. Of je het nou een rekenkundige ondergrens, een drempelwaarde of een bouwvrijstelling noemt, welke mogelijkheden herkent de Minister op dit punt? We weten namelijk allemaal dat hier juridisch waarschijnlijk net iets meer mogelijk is dan wanneer je alles op één hoop gooit en ook ammoniak erbij betrekt. Minister Hermans : In die ministeriële commissie worden alle opties en alle sporen onderzocht, om te kijken hoe we hier een doorbraak kunnen forceren die voor de bouw van woningen, voor de aanleg van energie-infrastructuur, voor perspectief voor boeren en voor de aanleg van infrastructuur in het algemeen behulpzaam is. We kijken dus wat er gedaan moet worden in de landbouw en wat er extra gedaan kan worden in industrie en mobiliteit. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat ik zelf echt vind dat hier een doorbraak moet komen. Ik had het er net over dat netcongestie een rem zet op economische groei en verduurzaming, maar dit probleem doet dat evenzeer. Volgens mij zei mevrouw Kröger zelfs dat netcongestie eigenlijk eenzelfde type probleem is of zou kunnen worden. Laten we in elk geval hopen dat het dat niet op die manier wordt. Maar: we moeten hierdoorheen. Ik vind dus ook dat hier alle sporen bewandeld moeten worden. Op dit moment moet ik het doen binnen de context en de ruimte die er is. De heer Flach heeft eerder gevraagd of je een stikstofvrijstelling voor energie-infrastructuurprojecten kan krijgen. Dat is niet mogelijk. Maar we hebben gekeken wat er dan wél kan. Daar is de ADC-toets als optie uit gekomen. We kijken nu ook hoe je die route zo snel mogelijk kan implementeren, om de energie-infrastructuurprojecten los te krijgen. De ADC-toets lijkt ook geen last te hebben van het probleem van de uitspraak met betrekking tot intern salderen. De heer Grinwis (ChristenUnie): Dat laatste klopt, alleen het eerste deel van het antwoord was wat algemeen. De uitstoot van NO x daalt gewoon door. Bij ammoniak is het sinds 2010 eigenlijk een beetje tot stilstand gekomen: dat daalt te langzaam. Maar NO x daalt behoorlijk hard per jaar. Daarbij is het dus doenlijk, zou ik zeggen, om een geborgde daling te garanderen bij de rechter. Daarmee heb je op NO x -vlak toch meer ruimte voor of je het nou een vrijstelling noemt, of een ondergrens of een drempelwaarde. Ik weet dat er allemaal juridisch onderscheid in zit. Ik zou de Minister willen meegeven dat er naast de ADC-toets ook een knip gezet moet worden tussen NO x -beleid en NH 3 -beleid. Volgens mij krijg je dan meer mogelijkheden in het NO x -beleid. Volgens mij zit daar echt muziek, ook juridisch. Dat geef ik graag mee. Minister Hermans : Zo was het eerste deel van mijn antwoord ook bedoeld. We moeten al dit soort oplossingsrichtingen bezien, om te kijken hoe je zo snel mogelijk ruimte creëert. De volgende vraag is natuurlijk: als je die ruimte gecreëerd hebt, aan wie geef je die ruimte dan? Wie heeft dan prioriteit? Er komt daarna dus weer een discussie achter vandaan. Maar goed, laten we beginnen met überhaupt ruimte creëren, want die is er nu niet. Ik neem uw suggestie dus mee, meneer Grinwis, en zal m inbrengen in de discussie. Voorzitter. Volgens mij heb ik dan antwoord gegeven op de vragen wat er nog loopt en wat er nog aankomt op het vlak van versnellingsvoorstellen. De heer Flach vroeg mij of aanvragen voor energie-intensieve projecten waarvoor binnen afzienbare termijn geen vergunning voor afgegeven gaat worden, onderaan de wachtlijst komen. Kijk, het werkt als volgt. Netbeheerders kennen transportcapaciteit toe op basis van het first come, first served -principe. De uitzonderingen hierop worden bepaald door het prioriteringskader van de ACM. Als netbeheerders dat doen, houden ze geen rekening met het doel van de benodigde transportcapaciteit en het uitgeven van de vergunning. Ze kijken dus gewoon sec naar de vraag die een partij stelt: Heeft u ruimte voor mij? Heeft u beschikbare transportcapaciteit? Een partij die mogelijk binnen afzienbare tijd geen vergunning krijgt, wordt om die reden niet onderaan de wachtlijst gezet. Het sturen op activiteiten die je in de ruimte of in een bepaald gebied wel of niet wilt, kan via het omgevingsrecht, maar dus niet via het vergeven van transportcapaciteit. Nu is het wel zo dat we kijken – daar ben ik met netbeheerders over in gesprek – hoe realistisch het is dat capaciteit in de toekomst gaat worden gebruikt; is dit een vraagstuk dat op meerdere plekken in Nederland speelt of concentreert zich dat op een bepaalde plek en kun je daar iets aan doen? Want als we weten dat die ruimte niet wordt vrijgegeven, is het natuurlijk zonde als die wordt vastgehouden en niet wordt gebruikt. We zoeken daarbij dus wel naar mogelijkheden, maar op dit moment is het zoals ik nu schetste: op de activiteit sturen we via de vergunningen en de transportcapaciteit kan ik niet zomaar afnemen als we denken dat de vergunning mogelijk niet vergeven gaat worden. De voorzitter : Dat leidt tot een vraag van de heer Flach. De heer Flach (SGP): Daar zat inderdaad mijn vraag: waar zit m dat precies in? Je hebt op een gegeven moment criteria vastgesteld op basis waarvan je zegt: we gaan het wie het eerst komt, die het eerst maalt -principe gebruiken. Maar op bijvoorbeeld datacenters zit in veel gemeenten echt een soort stop, terwijl daarvoor in sommige gevallen wel een vergunning is aangevraagd. Kun je die criteria niet samen met de netbeheerders opnieuw tegen het licht houden om te kijken of de nood niet dermate hoog is dat we nu ongebruikte capaciteit laten liggen? Minister Hermans : Dat laatste doe ik. Ik voer gesprekken over wat je kan doen met capaciteit waarvan we zien dat die niet of niet op korte termijn gebruikt gaat worden. Maar op dit moment kan ik of de netbeheerder niet de transportcapaciteit terugvorderen voordat de vergunning definitief is afgewezen. Bij het doen van aanvragen geldt dus in principe first come, first served , maar daarbij hebben we het prioriteringskader om bepaalde verzoeken en groepen voorrang te kunnen geven. Dat is dus hoe het systeem nu werkt, maar we zijn hierover in gesprek: kan je hier iets doen om ruimte die er potentieel is omdat er nog geen vergunning is afgegeven, eerder in te kunnen zetten? De voorzitter : Er is toch een vraag van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Misschien toch wel op dit punt, omdat het ook niet de allereerste keer dat deze vraag gesteld is. Sorry, meneer Flach, maar volgens mij is al best wel vaak gevraagd of dit gewoon opgelost kan worden. Nu hoor ik de Minister weer zeggen: we zijn hierover in gesprek. Dan blijft bij mij een beetje de vraag hangen wat de belemmering is voor deze Minister om hier gewoon snel een concreet besluit over te nemen. Minister Hermans : Bij mij persoonlijk zit geen enkele belemmering, maar ik heb wel te maken met een kader van afspraken en Europese wet- en regelgeving waaraan ik me heb te houden en waarbinnen ik moet zoeken naar een oplossing. We raken hier namelijk aan de kern van waar je met het oplossen van netcongestie tegenaan loopt. We zijn een heel nieuw systeem aan het bouwen. Dat zei ik al in de inleiding. Dat doen we voor een heel groot gedeelte binnen wet- en regelgeving of kaders die we gemaakt of vormgegeven hebben voor een oud systeem, als ik het zo mag formuleren. Dat is niet iemands schuld of fout, maar dat is gewoon een gegeven. Daarbinnen moeten we nu handelen. Daar waar ik het snel kan aanpassen, pas ik het aan. Dat doe ik waar ik het zelf in de hand heb; laat ik het zo zeggen. Maar in sommige gevallen zitten we, zoals ik net al zei, vast aan Europese wet- en regelgeving en afspraken. Dat is nog steeds geen reden om niet alles op alles te zetten om het op te lossen, maar dat kan er soms toe leiden dat het langer duurt. Maar bij mij persoonlijk zit geen belemmering om dit te willen oplossen. Voorzitter. Dan vroegen de heer Flach en mevrouw Rooderkerk naar transparantie voor bedrijven en meer inzicht in wanneer er capaciteit vrijkomt en in hoe het zit met die wachtrijen. Ik ben het heel erg eens met deze oproep, want die transparantie en dat inzicht hebben we nodig om te kunnen zien wat er extra nodig is, waar nog belemmeringen zitten en hoe we die mogelijk op kunnen lossen. Maar dat biedt ook perspectief of duidelijkheid. Het geeft in elk geval een beetje grip op hoe je je plannen kan maken, zeker als je als bedrijf nadenkt over uitbreiding of investeringen in verduurzaming. Daarom is het dus op zich goed nieuws dat er steeds meer informatie gedeeld wordt en dat die publiek gemaakt wordt. De capaciteitskaart is daarvan een voorbeeld. Die geeft met iedere update meer inzicht. Netbeheer Nederland en VNO-NCW werken heel goed samen om die capaciteitskaart ook zo vorm te geven, en om die informatie – en dan bedoel ik niet alleen het type informatie – zo te presenteren dat het bedrijfsleven daar ook wat aan heeft. De laatste update van die capaciteitskaart laat ook zien welke netuitbreidingen waar en wanneer gepland zijn. Dat geeft dan een beeld van het verwachte moment waarop transportcapaciteit kan worden verleend aan partijen, aan klanten op de wachtlijst. De volgende stap waar we aan werken, is het toevoegen van informatie over hoe die capaciteit zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Ik moet nu even kijken op mijn briefje; ik heb weer een nieuw woord geleerd. Er moet namelijk ook inzicht komen in de nettopologie : bedrijven moeten weten wie hun energieburen zijn, zodat die ook kunnen samenwerken in een energy hub. De voorzitter : Die topologie leidt tot een vraag van mevrouw Rooderkerk. Mevrouw Rooderkerk (D66): Die gaat niet precies over dat punt, maar wel over het algemene punt van inzicht en transparantie ten aanzien van de capaciteit. De Minister geeft aan dat VNO-NCW meewerkt aan die capaciteitskaart, maar dat geeft bij ons aan dat het graag zou zien dat er gewerkt wordt met doelindicatoren. VNO-NCW wil dus dat netbeheerders niet alleen zeggen: we hebben zo veel kilometer kabels – dat zijn die twee rondjes om de aarde – en zo veel transformatorhuisjes nodig. Er moeten juist concrete data zijn, zodat je op kwantitatieve wijze kan zien wanneer elektrische vermogens beschikbaar zullen zijn. Dan kunnen bedrijven daar namelijk ook rekening mee houden wat betreft hun investeringen. Ten tweede moet transparanter worden gemaakt welke vergunning van de gemeente er bijvoorbeeld nodig is. Dat is natuurlijk iets waar de overheid ook heel goed bij zou kunnen helpen. Dat was even mijn eerste vraag. Minister Hermans : Ik beantwoord ze even in omgekeerde volgorde, dus ik begin met de laatste vraag. Die ziet echt op informatievoorziening, denk ik: wat voor vergunning heb je nodig? We kunnen natuurlijk altijd bekijken of dit ook via de RVO kan. Volgens mij heeft men daar al een kennisfunctie ingericht, ook op het gebied van netcongestie. Als dat niet is wat mevrouw Rooderkerk bedoelt, dan ... Daar waar we dit kunnen doen, vind ik dat we dit ook moeten doen. We moeten zo dan nog even uitwisselen waar dit nog meer kan gebeuren. Dan iets over die duidelijkheid. Ik snap dat punt heel erg goed. Het liefste hoor je natuurlijk gewoon: in 2032, 2033, 2028, 2026, of wanneer dan ook, is deze capaciteit beschikbaar. Dat snap ik ook. Het allerliefst zou je die duidelijkheid ook willen geven. Tegelijkertijd snap ik ook dat netbeheerders aangeven dat zij voor het realiseren van de infrastructuur wel afhankelijk zijn van een aantal factoren, die zij niet allemaal zelf in de hand hebben. Vanuit onze kant is het zo dat wij ons niet keihard kunnen vastleggen op zo'n datum of zo'n moment. Waar nu naar gekeken wordt – dat gebeurt ook in overleg met VNO en het mkb; ik hoop dat dat gaat helpen, maar als er meer suggesties zijn, ben ik van harte bereid om die mee te nemen – is of we met een soort bandbreedtes kunnen gaan werken, zodat je wel iets kunt laten zien qua verwachtingen, zonder dat je je keihard vastlegt op één specifiek moment. Want dat heeft mogelijk ook weer teleurstellingen in zich. Ik snap dat de netbeheerder zich daar, met alle onzekerheden die er zijn, ook niet op vast kan leggen. De voorzitter : Mevrouw Rooderkerk, met haar laatste interruptie. Mevrouw Rooderkerk (D66): Ik wil hier dan toch op doorvragen, want ik denk dat dit belangrijk is. We willen bedrijven hier meer inzicht in geven. Dan snap ik dat de Minister zegt: we kunnen niet beloven dat het dan gelukt is, want het hangt van meer factoren af. Maar ik denk dat het voor een bedrijf wel uitmaakt of ze weten of ze mogelijk in 2020 kunnen worden aangesloten, of dat het 2033 wordt; maar dat hoop ik niet. Dat maakt het natuurlijk nogal anders. Ik denk dus dat dit wel echt van belang is. Ik zou de Minister willen vragen of ze daarvoor een plan aan het maken is. Kan ze daarop terugkomen? Dan wil ik toch ook nog even terugkomen op dat vorige punt. Stel dat je wel met het first come, first served -principe te maken hebt, op een wachtlijst staat en niet weet waar je staat op die lijst en hoelang je dan moet wachten. Dan moeten bedrijven tegelijkertijd vergunningen aanvragen; misschien loopt dat dan helemaal niet gelijk. Dan ben je dus bij de volgende op de wachtlijst aangekomen, maar dan heeft diegene z'n vergunningen nog niet aangevraagd. Snapt u dat? Dit vraagt volgens mij echt om veel meer sturing en inzicht als het gaat om het snel aansluiten van bedrijven. Minister Hermans : Dat snap ik, maar zomaar een wachtrij publiceren kunnen we ook niet doen, want dan geef je potentieel ook bepaalde bedrijfsgevoelige informatie prijs. Tegelijkertijd snap ik wel dat je wilt weten waar je in het proces bent en welke stappen je zelf al proactief kunt zetten om als die capaciteit er dan is, er ook klaar voor te zijn. Ik wil dus het volgende doen en toezeggen. Eind maart komt de tweejaarlijkse voortgangsrapportage netcongestie. En dat ik dit specifieke punt, namelijk de vraag of we nou nog meer informatie transparant kunnen maken die bedrijven duidelijkheid geeft – zo veel als mogelijk is; laat ik het zo omschrijven – in die brief opschrijf, met betrekking tot het gesprek dat al gaande is, de uitkomsten daarvan en de stappen die daarin nog gezet worden. Tegen mevrouw Rooderkerk zeg ik ook dat ik die urgentie deel, want ik snap echt dat je hierop perspectief nodig hebt, ook al is het nog ver weg. Dat laatste is niet leuk om te horen, maar liever hoor je dat, dan dat je helemaal niks weet. De voorzitter : Meneer Flach heeft een interruptie. De heer Flach (SGP): Energie hoort, meer dan 25 jaar geleden, bij de eerste levensbehoeften en tegelijkertijd moeten we het vaak nog met wetgeving doen die wel uit die tijd stamt. Ik hoor de Minister een aantal onmogelijkheden opsommen waardoor dingen niet kunnen. Er zijn verschillende voorbeelden genoemd, zoals drinkwater voorrang geven, en bijvoorbeeld zorgwoningen. Ik heb zelfs gehoord dat een ziekenhuis voor een miljoen een batterij moest aanschaffen om een dependance te kunnen openen. Kortom, je kunt echt wel spreken van een crisis en schaarste, en van het feit dat de markt op dit punt op dit moment gewoon eigenlijk niet functioneert. Dan zien we ook dat er latente ongebruikte energieruimte is. Wanneer vindt de Minister het tijd om haar bestuurlijke gewicht echt in de strijd te werpen door misschien wel met noodbevoegdheden te komen? Wat heeft ze ervoor nodig om die verdeling en die volgordediscussie te beslechten, en ervoor te zorgen dat de juiste keuzes worden gemaakt? Minister Hermans : Dat prioriteringskader waar de heer Flach naar verwijst, is het prioriteringskader dat de ACM maakt. Ik hoor ook verhalen van partijen, groepen, die daarbuiten vallen. Ik kan ook niet altijd plaatsen waarom dat zo is. Daarover heb ik ook vragen en voer ik het gesprek met de ACM. Ik weet dat er bezwaar is aangetekend bij het college van beroep door een heel aantal partijen dat zegt: waarom staan wij niet op dat prioriteringskader? Daarover komt begin maart de uitspraak. Ik verwacht niet dat de ACM voor die uitspraak iets zal veranderen aan het prioriteringskader, maar die uitspraak gaat natuurlijk wel iets doen, zeker ook voor de groepen die de heer Flach noemde. Volgens mij noemde ook mevrouw Postma de gehandicaptenzorg in het bijzonder in dat kader. Mij is er alles aan gelegen dat we ruimte creëren, dat we de ruimte die we hebben beter benutten en dat we dan díe partijen of groepen aansluiten waarvan in het prioriteringskader is gezegd dat die voorrang moeten krijgen. Het lastige bij prioriteren is altijd het volgende, en dat is ook bij MIEK-projecten zo. We vinden dat we moeten gaan prioriteren, want we moeten keuzes maken. Wie mag er eerst? Wat vinden we echt belangrijk? Maar op het moment dat je dat gaat doen, melden zich altijd andere projecten of groepen die zeggen: wij hebben ook prioriteit. Dat begrijp ik; begrijp me niet verkeerd. Maar dat is wel het dilemma waarin je terechtkomt als je gaat prioriteren. Nogmaals, ik snap het. Een aantal vragen die gesteld zijn, heb ik zelf ook: hoe kan het dat dit buiten het prioriteringskader valt? Dus daarover voer ik ook het gesprek met de ACM. Maar zij gaat dus over dat prioriteringskader. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Toch ook op dit punt, want het gaat over het prioriteringskader, maar vooral ook over vraag hoe je nou die ongebruikte ruimte inzichtelijk kunt krijgen, zodat je die ter beschikking hebt voor al die belangrijke maatschappelijke actoren, waarvan we allemaal zeggen dat die gewoon een aansluiting moeten hebben, zoals bijvoorbeeld de drinkwatervoorziening of de gehandicaptenzorg inderdaad. De Minister zei net een beetje makkelijk: ja, er zitten Europese regels in de weg. Maar er is juist een Europese regel, de EU Electricity Directive, artikel 59, die eigenlijk veel meer transparantie mogelijk maakt en vraagt van netbeheerders over het gebruik en het ongebruikte net. Dus hoe snel gaan we die geïmplementeerd krijgen, daarin inzicht krijgen en gaat de ACM daarop handhaven? Hoe pakt de Minister dit aan? Minister Hermans : Dit is precies wat ik aan het doen ben; kijken binnen bestaande wet- en regelgeving waar de haakjes, grondslagen of artikelen zitten die ruimte bieden om bijvoorbeeld niet gebruikte capaciteit, waarvan we vermoeden dat die helemaal niet of zeker niet op korte termijn ingezet gaat worden, snel te kunnen inzetten op plekken waar die heel hard nodig is. Dat is wat ik aan het doen ben. Sommige dingen kan ik zelf doen. Over sommige dingen moet ik een gesprek voeren met de ACM, of contact hebben met de Minister van VRO. Dat doe ik allemaal, als het om dit specifieke punt gaat. Ik zei al dat ik eind maart de voortgangsrapportage stuur. Daarin kan ik ook ingaan op wat de stand van zaken is, want die gesprekken zijn as we speak gaande. Hopelijk biedt dat al wat verlichting. De voorzitter : Dan is er nog een interruptie van meneer Erkens en daarna mevrouw Postma. De heer Erkens (VVD): Volgens mij toont deze discussie volledig het probleem met een prioriteringskader. Iedereen wil dan iets anders voor in de rij krijgen. Iedereen wil in het prioriteringskader vooraan komen te staan. Juridisch gaat dat waarschijnlijk een groot grijs gebied zijn waarop veel rechtszaken gevoerd gaan worden. Dan worden er uiteindelijk ook uitspraken gedaan waardoor er continu gewisseld wordt in die prioriteringsrij. Volgens mij helpt dat niet bij het vinden van de oplossing. Prioritering is nodig om juist op de korte termijn de ergste pijn te voorkomen, maar de energie moet volgens mij gaan naar het oplossen van de netcongestie. Kan de Minister in die brief die eind maart komt, ingaan op de uitkomst van die juridische procedure die zij net noemde? In hoeverre is een prioriteringskader überhaupt wel houdbaar als we al zien dat het aangevochten wordt en als een rechtszaak een bepaalde kant op valt? Misschien moeten we ook wel concluderen dat een systeem van first come, first served heel veel onrechtvaardigheden heeft, maar dat er ook voordelen aan kunnen zitten op het gebied van uitvoerbaarheid, juridische houdbaarheid, complexiteit en waar de energie heen gaat. Minister Hermans : Ik vind het sowieso een goed idee om in die brief in te gaan op wat de uitspraak is geweest in maart en wat dat voor effecten heeft. Ik ga niet zo snel zeggen dat je geen prioriteringskader moet hebben, omdat we ook wel degelijk zien dat er heel veel vraag is naar ruimte op het net en dat we onvoldoende aanbod hebben om aan die vraag te kunnen voldoen. Dan moet je toch wel iets hebben om dat te kunnen verdelen. Wat ik net zei, blijft wel overeind. Je maakt een prioriteringskader en dan wil iedereen op die lijst, en het liefst ook bovenaan. Ik zie dat dat ook tot lastige keuzes leidt, maar iets van volgorde daarin aanbrengen, vind ik, gelet op de vraag waar we voor staan, geen rare aanpak. De voorzitter : Dan nog een vraag van mevrouw Postma. Mevrouw Postma (NSC): Ik ben het niet eens met mijn collega van de VVD dat we geen prioriteringskader moeten hebben. Anders krijg je zoiets als dat degenen die de meeste juristen kunnen betalen, bovenaan komen. Dat is iets wat mijn fractie absoluut niet ziet zitten. Dan mijn vraag, maar ik weet niet of de Minister daar al aan toe is gekomen. Die ging specifiek over de woningbouw. O, daar komt u nog aan toe. Dan wacht ik met mijn interruptie, als het goed is, totdat zij die vraag beantwoordt. Minister Hermans : Ik wilde zeggen: dan kom ik bij de vraag of een woning altijd voorrang heeft voor een aansluiting. Eerst in algemene zin. Er werden tussendoor een aantal opmerkingen gemaakt, niet per se vragen aan mij, maar in de inbrengen, over wachtrijen voor kleinverbruikers en woningen die niet kunnen worden aangesloten. In principe is er op dit moment geen wachtrij voor kleinverbruikersaansluitingen. Volgens mij spraken de heren Vermeer en Eerdmans daarover. Dat betekent dat nieuwbouwwoningen met een kleinverbruikaansluiting gewoon aangesloten kunnen worden. Het kan weleens voorkomen dat er een grootverbruikersaansluiting nodig is, bijvoorbeeld in een groter complex, en dan kan er sprake zijn van een wachtrij. Het prioriteringskader van de ACM regelt dat grootverbruikersaansluitingen die nodig zijn voor collectieve voorzieningen, dan weer voorrang kunnen krijgen. In de praktijk kunnen nieuwbouwprojecten wel te maken krijgen met langere doorlooptijden, als uitbreiding van het net nodig is om de nieuwbouwwijk daarop te kunnen aansluiten. Hoe groot de impact van netcongestie op de doorlooptijd van woningbouwprojecten precies is, hebben we nog niet in beeld, maar er loopt wel een actie van het LAN met betrokken partijen om de impact van netcongestie op woningbouw beter in beeld te krijgen. Dan de specifieke vraag van mevrouw Postma. Woningen met een aansluiting van maximaal 3x35 ampère kunnen voorrang aanvragen via het prioriteringskader van de ACM. Die grotere aansluitingen die ik net noemde, bijvoorbeeld 3x80 ampère, krijgen geen prioriteit in dat kader. Maar we zijn wel met de ACM aan het kijken hoe je dat soort knelpunten kunt oplossen. Dat wordt ook door de ACM meegenomen in een vervroegde evaluatie van het kader. Mevrouw Postma (NSC): Ik bespeur dat zowel de ACM als de Minister het belangrijk vindt om wonen mee te nemen als prioriteit, dat zij dit echt als een dilemma zien en daarvoor een oplossing zoeken. De Minister had het erover dat zij daarover in gesprek is. Ik zou heel graag de toezegging willen dat wij een verslag daarvan kunnen inzien. Is dat al beschikbaar of kan dat mee met de volgende brief over netcapaciteit die wij krijgen? Ik zou daar heel graag een reactie op hebben. Minister Hermans : Ook hier: dit is de bevoegdheid van de ACM. Maar ook als iets de bevoegdheid van de ACM is, kan ik er natuurlijk wel met hen over praten, dus dat doe ik ook. Een verslag van dat gesprek vind ik ingewikkelder, maar misschien bedoelt mevrouw Postma dat niet zo. Ik kan wel de stand van zaken aangeven. Bij veel van dit soort vraagstukken ondernemen we een actie en dan kijken we of die iets oplost. Het is ongoing, zal ik maar zeggen. In de voortgangsrapportage van eind maart kunnen we opnemen wat de stand is. De heer Flach vroeg of ik de adviezen in het rapport van Gerard Schouw, Slim met Stroom, overneem. Hij bespeurde dat dat niet zo zou zijn of dat ik daar terughoudend in zou zijn. Sec gezien nemen we inderdaad niet alle aanbevelingen een-op-een over, maar de kern van de aanbevelingen over hoe je de capaciteit die er is, beter kunt benutten, hebben we overgenomen en daar wordt ook al aan gewerkt. Er wordt bijvoorbeeld gekeken hoe je het bestaande subsidie-instrumentarium wat beter, gerichter kan inzetten, ook om problemen met netcongestie te mitigeren. We onderzoeken de mogelijkheden om het net zwaarder te belasten. We kijken naar meer mogelijkheden voor het sluiten van sectordeals. Er is er nu eentje gesloten met de waterschappen, maar we kijken naar andere sectoren, onder andere de glastuinbouw. Volgens mij vroeg de heer Flach daar ook naar. En we stimuleren de inzet en de vormgeving van energiehubs. Ik geloof echt dat we op die manier lokaal aanbod organiseren, dicht bij de vraag. Dat is heel belangrijk voor het oplossen of verzachten van de netcongestie, maar het is ook de richting waar we naartoe werken bij ons nieuwe energiesysteem. Dat is veel meer decentraal dan nu het geval is. Over netbewust thuisladen was er een vraag van mevrouw Postma. Door de TU Delft is hierover een positionpaper geschreven. Zij vroeg hoe wij deze lessen toepassen. Alle experimenten die plaatsvinden om mensen te belonen voor of te stimuleren tot energieverbruik op het juiste moment, juich ik alleen maar toe. Ik vind het ook belangrijk dat we dat soort goede voorbeelden in de etalage zetten. Als iedereen dat doet, heeft dat bij elkaar opgeteld natuurlijk een ongelofelijk effect, al heeft het dat in zichzelf genomen misschien niet. Waar dat kan vind ik ook dat we dat soort maatregelen landelijk moeten toepassen, met slimme apparaten, financiële prikkels, het belonen van verbruik op de goede momenten. Dat zijn allemaal van die elementen die daaraan kunnen bijdragen. In de voortgangsrapportage zal ik erop ingaan hoe dat loopt. De heer Grinwis vroeg hoe ondernemers echt betrokken kunnen worden door netbeheerders. Ik herken die oproep van de heer Grinwis heel erg. Er zijn in de afgelopen weken een paar bezoeken geweest waar dit steeds aan de orde kwam. Het is niet zozeer dat er geen contact is tussen ondernemers en netbeheerders. Het is ook niet alleen maar naar ontevredenheid. Maar er is wel een gevoel van: kan er nou echt niet een stapje extra gezet worden? Ik zie juist de creativiteit van ondernemers. Ik was afgelopen vrijdag bij een glastuinbouwondernemer in Groningen. Dan hoor je voorbeelden dat zij in de uitvoering tegen dingen aan lopen waarvan je denkt: dit zou toch oplosbaar moeten zijn? Ik neem aan dat als ik zo'n voorbeeld een keer hoor, dat zich vaker voordoet. Ik ben het hier helemaal mee eens en doe er alles aan om die betrokkenheid te verstevigen. Ik hoop dat ik dit soort voorbeelden blijf krijgen, omdat ze ook helpen bij het heel gericht vinden en oplossen van dit probleem. We verkennen dus of het mogelijk is om een sectordeal over de glastuinbouw te sluiten; dat had ik genoemd. De heer Flach vroeg ook naar een netcode die perspectief biedt. Dat was ook in het kader van de groepstransportbijeenkomst en de bezwaren die daarover geuit zijn door een aantal energiehubs, of potentiële energiehubs, moet ik eigenlijk zeggen. De berichten dat het codewijzigingsvoorstel onvoldoende aansluit bij de behoefte, herken ik. De netcode is nog niet definitief. Het contract is ook nog niet geïmplementeerd. Ik hoop dat die signalen daar op een goede manier een plek in krijgen, maar ik zal dat zelf ook nogmaals onder de aandacht brengen bij de ACM. Mevrouw Rooderkerk vroeg of er aanvullend slimme oplossingen zijn, bijvoorbeeld biedzones, waarover TenneT begin dit jaar of eind vorig jaar een voorstel deed in een krant. Wat mij betreft is die gedachte er onderdeel van dat alle gedachten, ideeën en voorstellen op tafel moeten komen, dat we met alle betrokken partijen de voors en tegens afwegen en doen wat nodig is om dit probleem te verzachten. Specifiek over biedzones vroeg mevrouw Rooderkerk hoe ik naar dat voorstel kijk. Er zitten voor- en nadelen aan. Wat ik een voordeel vind, is dat je het land opknipt in meerdere kleinere regionale stukjes. Dat biedt de mogelijkheid om op meer locaties specifieke prikkels voor vraag en aanbod te organiseren. Nederland is daarentegen wel klein, dus de vraag is of het die werking heeft in Nederland. TenneT wil het het liefst ook samen met Duitsland doen. Dat roept weer allerlei nieuwe ingewikkeldheden op. Wat betreft het model van de zones vind ik de gedachte van locatiespecifieke prikkels wel interessant. Er zitten dus ook wel nadelen aan, want je krijgt in verschillende regio's verschillende prijzen. In de kleinere regio's heb je minder en vraag en aanbod en dat kan tot minder stabiliteit van die prijzen leiden. Zo vind ik dat we naar een voorstel als dit moeten kijken, maar ik vind niet dat we de luxe hebben om op voorhand, omdat er een nadeel aan zit, een voorstel of een idee van een van de betrokken partijen af te schieten. Op die manier kijken we er echt serieus naar en zijn we er ook over in gesprek. Maar het heeft dus ook gewoon echt nadelen. Daar moet ik ook eerlijk over zijn. De voorzitter : Ik hoor hier fluisteren: wanneer horen we daar dan meer over? Kunt u daar iets over zeggen? Minister Hermans : Er ligt natuurlijk niet een concreet voorstel voor van TenneT. Het was een oproep om hierover na te denken of hierover in gesprek te gaan. Dat is nou zoiets van gesprekken die lopen. Ik durf dus niet nu te zeggen dat ik daar volgend maand een antwoord op heb. Als daar ontwikkelingen op te melden zijn, zal ik dat in de voortgangsrapportage meenemen of op een ander moment dat dat aan de orde is. De voorzitter : Dank u wel. U vervolgt uw betoog. Minister Hermans : De heer Vermeer vroeg mij naar de petitie microgrids en of ik de Energiewet zo kan aanpassen dat ruimte wordt gemaakt voor de innovatieve mogelijkheid dat met decentrale stroomsystemen woonwijken zelfstandig van stroom kunnen worden voorzien. De petitie vraagt om in plaats van met vrije leverancierskeuze, te gaan werken met door de ACM vastgelegde tarieven voor decentrale stroomsystemen. Dat is niet toegestaan binnen het Europees recht, dus een aanpassing in die zin van de Energiewet kan ik niet doen. Maar het afstappen van de vrije leverancierskeuze is niet noodzakelijk voor het realiseren van kleine decentralere netten. Daar is in Nederland ook al eerder mee geëxperimenteerd. Een deel van die kleine netten functioneert goed. Een ander deel werd niet professioneel beheerd, voldeed ook niet aan een aantal Europese eisen en is daardoor niet succesvol gebleken. Wat er gebeurt bij eventueel wanbeheer, is dat de publieke netbeheerder het beheer moet overnemen en dat leidt weer tot hoge maatschappelijke kosten. Er zitten dus echt risico's of nadelen aan. Wat ik kan doen, is toezeggen aan de heer Vermeer dat ik op basis van deze ervaringen, positief en negatief, en in lijn met de nieuwe Europese regels die er zijn, kijk wat er kan, wat er mogelijk is, en of we binnen die mogelijkheden iets moeten aanpassen binnen de Energiewet wat dit verder stimuleert, maar wel de risico's die ik schetste beperkt houdt. De heer Vermeer (BBB): Ik wil de Minister bedanken voor die toezegging. Kan die toezegging nog iets concreter gemaakt worden met een deadline, zodat ook de projectontwikkelaars en bouwers weten of en wanneer er wellicht hoop gloort? Minister Hermans : Dat ga ik even vragen, voordat ik hier iets onuitvoerbaars toezeg. De voorzitter : Helemaal goed. U vervolgt uw betoog. Minister Hermans : De heer Erkens vroeg nog naar flextenders in de SDE++. Ik ga ervan uit dat de heer Erkens refereert aan een motie of een amendement van hemzelf over het stimuleren van flexibiliseren in de industrie, in de industriële stroomvraag. Ik verwacht dat ik nog deze week een brief aan de Kamer kan sturen over het afdoen van die motie en hoe we hiermee omgaan in de openstelling van de SDE++. Mevrouw Kröger vroeg of de partijen met de technische oplossingen om het net slimmer te benutten echt goed aan tafel zitten bij het LAN. Het antwoord is dat we met heel veel verschillende partners samenwerken, dus ook met technische partners als Techniek Nederland en de Federatie Elektrotechniek. Als mevrouw Kröger andere signalen heeft of zegt dat er partijen ontbreken die ook aan zouden moeten sluiten, dan hoor ik dat heel graag. Maar naar mijn weten nemen deze partijen deel en voert de stichting NEN een verkenning uit om na te denken over regels voor slimme apparaten. Alle marktpartijen die slimme technologische nieuwe of innovatieve oplossingen hebben, zijn uitgenodigd om daaraan deel te nemen. Dan kom ik bij de vragen die gesteld zijn over de opslag. Ik begin met de vraag van de heer Grinwis over het stellen van een doel. De heer Grinwis zei dat de bestuurlijk aanjager adviseert om een doel te stellen. Misschien interpreteer ik de vraag van de heer Grinwis nu niet goed, maar de heer Schouw roept op in zijn rapport tot het stellen van flexdoelen in algemene zin, dus niet per se alleen voor batterijopslag. Het klopt dat in de Routekaart Energieopslag geen nationale doelstelling hiervoor is voorzien. Opslag en batterijopslag zijn voor het kabinet een van de vormen om flexibiliteit in het systeem te organiseren, maar niet de enige. Het is daarmee niet een doel op zich, maar echt een middel voor het balanceren van vraag en aanbod, het voorkomen van netcongestie en natuurlijk het beter benutten van je eigen aansluiting. De voorzitter : Dat leidt tot een korte vraag van mevrouw Postma. Mevrouw Postma (NSC): Dank, voorzitter. Het is mij even ontglipt, maar ik heb een vrij uitgebreide vraag gesteld over het rapport van Berenschot en wat de Minister vindt van het idee om gewoon één piektarief te doen en niet te wisselen met zomer- en wintertijd. Dat antwoord is aan mij voorbijgegaan. Minister Hermans : Nou, dat is nog niet geweest. Ik ga het zo meteen over de tarieven hebben. Mevrouw Postma (NSC): O, is het nog niet geweest. Ik dacht: het valt onder beter benutten. Waar valt dat onder? Minister Hermans : Kosten en tarieven. Die komt hierna. De voorzitter : Die komt hierna. De heer Grinwis, met een interruptie. De heer Grinwis (ChristenUnie): We draaien hier nu al een aantal keren rondjes om dit thema. De prikkels zijn verschillend verdeeld. Een netbeheerder is verantwoordelijk voor netverzwaring en opslag wordt aan de markt gelaten. Het systeem zit gewoon niet helemaal consistent in elkaar. De Minister houdt vast aan dat zij geen separaat doel wil stellen. Ik blijf vasthouden aan dat het van meerwaarde is. Ik denk dat we hier maar eens een oproep over aan de Kamer moeten voorleggen, want we blijven een beetje rondjes draaien. Ik denk echt – dat is mijn oproep nu in ieder geval aan de Minister – dat we af en toe eventjes de klok gelijk moeten zetten op de realiteit, want de ontwikkelingen gaan snel en soms zijn ooit ingenomen posities door het ministerie goed om tegen het licht te houden. Ik denk dat we hier echt zo'n onderwerp te pakken hebben, dat we niet eindeloos moeten vasthouden aan de ooit ingenomen positie dat opslag een van de vormen van flexibiliteit is en dat we het daaronder een beetje vrijlaten. Minister Hermans : Dat ben ik helemaal met de heer Grinwis eens. De tijd schrijdt voort en ontwikkelingen schrijden voort. De prijs van batterijen is lager geworden en de opslagcapaciteit is groter geworden. Er zijn dus ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat je van standpunt verandert. Dat geldt overigens twee kanten op, zeg ik er dan wel bij. Ik vind de vraag van de heer Grinwis ook niet helemaal een gekke, juist omdat die flexibiliteit ook in dat toekomstige systeem, dat energiesysteem waar we aan bouwen, zo belangrijk is. Dus als het daartoe kan bijdragen, vind ik dat helemaal niet een gekke redenering. Tegelijk zie ik ook dat de hoeveelheid doelen, ambities, streefwaarden en wat dies meer zij die we hebben gigantisch is. Ik wil ook oppassen dat dat niet doelen in zichzelf worden, terwijl het middelen zijn om een groter doel of een grotere ambitie voor elkaar te krijgen. Misschien kunnen we het volgende afspreken. De heer Grinwis verwijst terecht naar de gewijzigde Elektriciteitsverordening en wat daarin wordt gezegd over een indicatief nationaal doel. Ik zet nog een keer op een rij wat nou die verordening zegt en hoe we daarmee omgaan. Wat zijn de plussen en de minnen? Hoe kan het positief bijdragen en waar moeten we de risico's van zo'n doel in de gaten houden? Op basis daarvan maken we dan de weging met elkaar. De voorzitter : De heer Grinwis zegt prima , maar er moet dan nog wel een deadline bij. Dan kunnen we het noteren als toezegging. Minister Hermans : Dat laat ik zo weten. De voorzitter : In de tweede termijn laat u het weten. U vervolgt uw betoog. Minister Hermans : Daarmee heb ik deze vraag beantwoord. De heer Grinwis vroeg mij ook naar het valmeerproject en hoe serieus ik nou de eerder aan hem gedane toezegging heb opgepakt. Nou, uitermate serieus, al is het natuurlijk aan de heer Grinwis om te beoordelen of het serieus genoeg is. Er wordt op dit moment een onderzoek opgezet, zoals toegezegd bij, zeg ik uit mijn hoofd, de begrotingsbehandeling. Daarin zit ook een MKBA en kijken we naar financiering en financieringsconstructies of -modellen. De deelneming wordt daarin dus als optie meegenomen. Dat was volgens mij ook een vraag van de heer Grinwis. De voorzitter : De heer Grinwis, met zijn laatste interruptie. De heer Grinwis (ChristenUnie): Heel kort. Dank aan de Minister. Met het noemen van het woord MKBA includeert ze dus dat niet alleen de baten en de kosten op energetisch terrein worden meegenomen, maar ook de baten en de kosten die meer op het terrein liggen van de Ministeries van IenW en LVVN. Want water en natuur doen ook mee in dit project. Ik zoek even naar de garantie dat het echt een brede MKBA is en dat niet alleen de energetische aspecten een rol spelen omdat het binnen KGG speelt. Het is belangrijk dat we het in één keer goed doen. Minister Hermans : Ik herinner me dat de heer Grinwis het tijdens het debat bij de begroting ook juist op die manier aan mij voorstelde. Voor zover ik weet, wordt er in de MKBA ook breed gekeken naar al deze aspecten. Het antwoord is dus: ja. Mocht ik nu iets helemaal verkeerds zeggen, dan kom ik er zo even op terug. Maar zo heb ik het begrepen. Voorzitter. De heer Grinwis vroeg ook nog om alle netvlakken in kaart te brengen waar systeemopslag nodig is om congestie te verminderen. Dat is ook een van de adviezen van de heer Schouw. Ik heb aan de netbeheerders gevraagd om in kaart te brengen waar opslag nodig is om congestie te verminderen. Dat heb ik volgens mij ook in de kabinetsreactie opgeschreven. Als we daar een beeld van hebben, dan kan ik via de energyboards ook met decentrale overheden in gesprek over hoe we de ruimtelijke inpassing gaan doen. Die bevoegdheid ligt namelijk eigenlijk altijd op decentraal niveau. Maar dat is een langer traject in het Programma Energiehoofdstructuur. Daar wordt ook naar de locatiesturing voor batterijen gekeken. Maar dat staat dus nog even los van wat ik net vertelde over wat we via de energy boards kunnen doen. De heer Grinwis vroeg ook naar de tariefstructuur voor elektrolysers. Het klopt dat daar al aanvullend onderzoek naar is gedaan. Dat haalde de heer Grinwis ook aan. Dat was in opdracht van NLHydrogen. Op dit moment vinden er gesprekken plaats met de ACM om dit onderwerp verder onder de aandacht te brengen. De mogelijkheden om iets aan de elektriciteitskosten te kunnen doen zijn onderdeel van het ibo. Daar zal dit element ook verder in worden meegenomen. Voorzitter. Ik denk dat ik alle vragen over batterijen en opslag heb beantwoord. Dan kom ik nu bij de kosten en de tarieven. De voorzitter : Dan heeft u nog twee mapjes, begrijp ik. Minister Hermans : Ja. Het mapje over de kosten en tarieven is wat langer en daarna is er nog een klein setje vragen. De voorzitter : Een korte, want ik denk eerlijk gezegd dat het nog wel moeilijk wordt met de tweede termijn. De heer Vermeer (BBB): Voorzitter, om 13.45 uur zijn er stemmingen. De voorzitter : Fractiegewijs? Dan moet de heer Eerdmans in ieder geval weg. We gaan gewoon snel verder met de mapjes van de Minister. Misschien kunnen we dan wel om 13.45 uur eindigen, maar we gaan het zien. Anders gaan wij gewoon verder en moet de heer Eerdmans maar gewoon gaan stemmen. Minister, u vervolgt uw betoog. Minister Hermans : Voorzitter. Er zijn veel vragen gesteld over de kosten. De investeringen in het stroomnet gaan stijgen en daarmee gaan ook de nettarieven stijgen. De heer Erkens waarschuwt ervoor dat dit iets doet met de concurrentiepositie van onze bedrijven en natuurlijk ook met de betaalbaarheid voor huishoudens. Eigenlijk heeft iedereen dat gedaan in zijn bijdrage. Dat deel ik. Het kabinet deelt die zorg ook. Het ibo naar elektriciteitskosten is niet voor niets ingezet. Dat wordt begin volgende maand opgeleverd. Ik zal het onderzoek dan direct naar de Tweede Kamer sturen, nog zonder appreciatie. Die volgt binnen acht weken. Maar ik wil dat laten samenvallen met de Voorjaarsnota en alles wat daar besproken wordt. De heer Erkens vroeg mij specifiek naar de kosten per aangelegde kilometer infrastructuur. Hij vroeg ook of ik dat kan vergelijken met Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk. Ik ken geen exacte getallen met betrekking tot de kosten per aangelegde kilometer infrastructuur. De ACM kijkt naar investeringen van netbeheerders in het kader van de tariefregulering en toetst op efficiëntie. De kostenbenchmark bij netbeheerders uit andere Europese landen, of tussen netbeheerders onderling, kan daar ook onderdeel van zijn. De heer Erkens vroeg mij ook: kunnen we leren van hoe het VK toetst op die investeringen? Het afgelopen jaar heeft de ACM bekeken hoe we de toets op de investeringsplannen kunnen verbeteren. Daarbij heeft de ACM ook gekeken naar andere landen, waaronder het VK. Wat wij daarvan kunnen overnemen, zullen wij implementeren in lagere regelgeving onder de Energiewet. Ik bedoel dat je bijvoorbeeld meer eisen stelt aan scenario's waarop investeringen worden gebaseerd, waar de ACM op verschillende momenten op kan toetsen. Verder heeft de ACM naar aanleiding van vorige investeringsplannen al afspraken gemaakt met netbeheerders over het verbeteren van de transparantie. Denk aan het geven van meer inzicht in prioritering en meer inzicht in eventuele vertraging en doorlooptijden. In het algemeen wordt in het ibo ook gekeken naar de besluitvorming rondom netinvesteringen, om te zien hoe die beter gestroomlijnd kunnen worden. De heer Erkens vroeg mij nog naar de netcongestie: Welk aandeel komt nou door Duitsland? Wat zijn de kosten voor diepe aanlanding van wind op zee voor het Ruhrgebied? Ik weet die kosten nu niet exact. Ik ben wel bereid om de kosten voor diepe aanlanding verder uit te zoeken. Ik zeg daar in alle eerlijkheid bij dat ik niet weet of ik daarover meer te weten kom of dat ik meer cijfers kan geven dan ik al heb gedaan in antwoord op Kamervragen van de heer Bontenbal, over de Delta Rhine Corridor. De schatting daarbij was dat dergelijke kabels ongeveer 8 tot 12 miljoen per kilometer kosten. Het is heel lastig om de bijdrage van Duitsland aan onze netcongestie exact aan te geven. Aan de ene kant is er netcongestie in Nederland omdat we in Duitsland veel opwekken in het noorden en de vraag juist in het zuiden zit. Die kan Duitsland zelf niet exporteren. Anderzijds zou op termijn wind op zee tot netcongestie kunnen leiden, als het niet deels lokaal dicht bij de kust wordt verbruikt. Internationale verbindingen spelen natuurlijk sowieso een rol voor flexibiliteit, maar we profiteren daar zelf van door internationale verbindingen die we hebben met Noorwegen, met het Verenigd Koninkrijk en, via België, met Frankrijk. Wat wij wel doen – daar heb ik over twee weken een gesprek over met Europese collega's – is de netkosten eerlijk verdelen op Europees niveau, zowel wat betreft de infrastructuur op land als die op zee. De heer Eerdmans stelde een vraag over de hoge gasprijzen: komt dat nou door de lage gasvoorraden en de hoge belastingen? De voorzitter : Eerst nog een vraag van meneer Erkens. De heer Erkens (VVD): Ik dank de Minister voor de beantwoording. Zij gaf aan dat een aantal zaken in lagere regelgeving opgenomen zal worden op het gebied van de toetsing en de transparantie van de investeringsplannen. Kan zij richting de Kamer terugkomen op wat er dan aangepast en verbeterd wordt? Daar ben ik namelijk wel benieuwd naar. Minister Hermans : Ik heb beloofd om te kijken of ik daar meer inzicht in kan krijgen. Als ik die informatie heb, zal ik die delen met de Kamer. Het antwoord is dus ja. De voorzitter : Dat is mooi. Een vervolgvraag van meneer Erkens. De heer Erkens (VVD): De Minister zei volgens mij specifiek dat vanuit de Energiewet in de lagere regelgeving een aantal zaken op dat vlak zou worden aangepast. Ik ben vooral benieuwd wat dat dan zal zijn. Mijn andere vraag ging over Duitsland. De Minister zegt: ik kan ook niet precies de cijfers geven. Dat is ook precies de reden waarom ik de vraag stel. We gaan tot 2040 220 miljard investeren in een stroomnet. Ik denk dat het wel goed is om te weten wat het aandeel daarvan is, ook voor de grensoverschrijdende verbindingen. Je ziet dat het in veel Europese landen een grote politieke kwestie is geworden. De Noorse regering is min of meer gevallen op de interconnectie met Duitsland, met de prijspieken. Het lijkt mij goed als we hier tijdig meer zicht op gaan krijgen in Nederland. Minister Hermans : Daarom zegde ik ook toe dat ik nader naar die kosten ga kijken. De voorzitter : Helemaal goed. U vervolgt uw betoog. Minister Hermans : De heer Eerdmans stelde dus een vraag over hoge gasprijzen: komt het door de lage gasvoorraden en hoge belastingen? De prijzen op de groothandelsmarkt zijn het resultaat van vraag en aanbod. In de afgelopen periode was de vraag relatief hoog door de kou en door het inmiddels in debatten veelgebruikte woord dunkelflaute , dus door weinig zon en wind. Dat was de belangrijkste reden voor het stijgen van de prijzen. Tegelijkertijd zijn er genoeg middelen om in de vraag te voorzien, waaronder de import en de gasvoorraden die we hebben. Dat maakt dat de prijzen – gelukkig , zou ik willen zeggen – niet verder zijn gestegen dan nodig, en deze week ook weer dalen. Ze zijn inmiddels alweer 10% tot 20% lager dan begin vorige week. Voorzitter. Mevrouw Postma vroeg wat ik ga doen om de kosten voor huishoudens en bedrijven omlaag te brengen. Volgens mij heb ik verteld over het proces dat we doorlopen met het ibo. Daarop komt een reactie. Daarin wordt gekeken naar opties om zowel de kosten voor huishoudens als die voor bedrijven te verlagen. Mevrouw Kröger vroeg: Is er bereidheid? Wat kun je nou financieren uit algemene middelen? Hou je dan nog wel betalen naar gebruik overeind? Ik ben het met mevrouw Kröger eens dat je voor ogen moet houden dat de tarieven die we hebben, op een gezonde manier prikkelen om energie te besparen en om het net efficiënt en nuttig te besteden. In het ibo zullen voorstellen worden gedaan. Een aantal opties is ook door u actief naar voren gebracht. Denk aan het verlengen van afschrijftermijnen, de amortisatie en subsidies via algemene middelen. Al die opties zijn mij ook ter ore gekomen. Mogelijk zit er nog wel meer in het ibo. Maar het is allemaal met budgettaire consequenties. Ik zal moeten bekijken hoe we daarmee omgaan en waar je het dan uit betaalt. Maar ik deel dat er een vraagstuk ligt om iets te doen aan de betaalbaarheid voor huishoudens en bedrijven. Ik deel ook dat je moet blijven prikkelen om het net efficiënt te gebruiken en om energie te besparen waar dat kan. Dan het nettarief voor kleinverbruikers. Er is een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over het onderzoek van Berenschot. Berenschot heeft onderzoek gedaan en heeft daarin een aantal aanknopingspunten en uitgangspunten geschetst met betrekking tot de vraag: hoe zou zo'n nieuw tariefsysteem eruit kunnen zien? Even voor alle duidelijkheid en ook voor het proces: het is niet zo dat dit nu het nieuwe systeem wordt of is. De netbeheerders zijn bezig met een heel zorgvuldig proces om te komen tot een mogelijk ander nettarief voor kleinverbruikers. Er worden meerdere varianten bekeken. Daarbij wordt ook gekeken naar ervaringen in het buitenland. Nederland is op dit moment het enige Europese land dat geen prikkel heeft voor slimmer netgebruik bij kleinverbruikers. Er wordt nu gewerkt aan een voorstel. Dat moet natuurlijk uitvoerbaar zijn. Dat moet ook uitlegbaar zijn. Uiteindelijk wil je een systeem dat begrijpelijk is en dat mensen meer grip geeft op het eigen energieverbruik. Daarbij heb je oog voor hoe dit met name kwetsbare huishoudens raakt. Daar wordt nu dus heel zorgvuldig naar gekeken. Netbeheerders doen dat. Die dienen een voorstel in bij de ACM, en die zal dat uiteindelijk toetsen en daarover moeten besluiten. Nogmaals, eenvoud en uitvoerbaarheid, ook voor kwetsbare huishoudens, zijn allemaal elementen die daarbij betrokken worden. Ik hoor mevrouw Rooderkerk vragen: wanneer is dat? Volgens mij duurt dat echt nog wel even en zal zo'n nieuwe tariefstructuur niet eerder dan in 2027 ingaan. Maar ik zal checken wanneer zo'n voorstel precies klaar is. Ik ga nog na wat het exacte moment is. Ik kijk even naar mevrouw Postma, want volgens mij heb ik haar vragen beantwoord met deze toelichting op het proces en de randvoorwaarden of uitgangspunten. Ik kan nu helemaal specifiek ingaan op allerlei spitstarieven en verschillende methodieken, maar dit is hoe er nu door netbeheerders naar aanleiding van het Berenschotonderzoek wordt gewerkt aan een voorstel, dat vervolgens door de ACM wordt getoetst. Ik wil dat dus doen, maar ik weet niet of dat iets toevoegt, ook met het oog op de tijd. U wilt dat wel? Oké, dan ga ik dat doen. Mevrouw Postma vroeg of ik door de ACM een voorstel met tijdsblokken in nettarieven wil laten uitwerken, en wat ik daarvan vind. Netbeheerders hebben een voorstel voor tijdsblokken verkend, maar hebben uiteindelijk gekozen voor een tijdsafhankelijk tarief, dat per uur kan verschillen. Een uurtarief betekent niet dat er 48 aparte tarieven zijn in de winter en in de zomer, want tarieven zijn op een aantal uren van de dag natuurlijk ook gelijk. De reden dat netbeheerders niet hebben gekozen voor zo'n spitstarief, is dat er dan aan de randen van de dag mogelijk weer nieuwe pieken ontstaan. In het voorstel zoals mevrouw Postma dat in haar inbreng schetste, zou dat dan tussen vijf en negen kunnen zijn. Netbeheerders achten het wenselijker om meer fijnmazige prikkels te hebben. De ACM gaat de balans opmaken tussen de juiste prikkels en eenvoud, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid van het systeem. Het is natuurlijk ook de bevoegdheid van de ACM om die tarieven uiteindelijk vast te stellen. De voorzitter : De heer Vermeer moet gaan stemmen, maar hij wil heel graag nog één vraag stellen. De heer Vermeer (BBB): Ja, sorry. De Minister legde uit wat de netbeheerders besloten hebben, maar ik snap er eerlijk gezegd gewoon geen ene bal van. Ze hebben op dit moment namelijk nog steeds een piek- en daltarief dat averechts werkt op de manier waarop we op dit moment stroom opwekken. Mijn dringende vraag zou dus zijn: wat kan de Minister doen of wat moeten wij doen om op z'n minst te zorgen dat het oude piek- en daltarief per direct wordt afgeschaft? Minister Hermans : Dit gaat weer over het stellen van tarieven. Ik snap heus dat het frustrerend is, maar dit is wel hoe we het geregeld hebben en waar de ACM een bevoegdheid heeft. Ik ga niet over tarieven. Het kabinet kan wel met subsidies, vrijstellingen of belastingvermindering iets doen om energiekosten, nettarieven of wat mensen betalen, te dempen. Maar de tarieven an sich stel ik niet vast. De voorzitter : Dank u wel. Succes met stemmen, meneer Vermeer. U vervolgt uw betoog, Minister. Minister Hermans : Voorzitter. Dan heeft mevrouw Postma een heel aantal opties neergelegd om de kosten voor huishoudens en het bedrijfsleven te verlagen: twee tarieven voor één woning, het verlengen van de afschrijftermijn van infrastructuur, subsidie voor het net op zee, en leningen van TenneT via de Staat. Ik zei net al dat in het ibo een heel aantal opties wordt voorgelegd. Daarnaar zullen we moeten kijken. We zullen de voors, de tegens en de budgettaire consequenties daarvan moeten wegen. Ik kom eind april met een reactie daarop. Ik vermoed maar zo dat een groot deel van de opties die mevrouw Postma hier schetste, daarin voorbijkomt. De voorzitter : Een heel korte vraag. Mevrouw Postma (NSC): Hoor ik daar de toezegging dat er gekeken wordt naar de twee verschillende tarieven die ik noemde en misschien een derde voor de kleinverbruikers, de huishoudens? Die noemde de Minister kort en dat zie ik dan graag uitgewerkt in het ibo. Minister Hermans : Ik ga niet over wat het ibo uitwerkt. Dat onderzoek wordt het kabinet over een week of twee aangeboden. In de reactie kan ik hierop ingaan. De voorzitter : Helemaal goed. Vervolgt u uw betoog. Minister Hermans : Voorzitter. Met het antwoord op de vraag hoe het nu verdergaat met het voorstel van netbeheerders naar aanleiding van het onderzoek van Berenschot, heb ik volgens mij ook de vraag van de heer Erkens daarover beantwoord. De vraag van de heer Flach over hoe we met het ibo omgaan in de besluitvorming bij de Voorjaarsnota heb ik ook beantwoord. De heer Dekker is weg, maar hij vroeg naar de elektriciteitsprijzen in Nederland en de ons omringende landen. Het is belangrijk om daar precies in te zijn. De elektriciteitskosten voor burgers en bedrijven bestaan uit drie componenten: de prijs, de nettarieven, en de belasting en overige heffingen. De heer Dekker vroeg specifiek naar de elektriciteitsprijs en die is grosso modo gelijk in Noordwest-Europa. Dat komt door de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt. De energie-intensieve bedrijven zijn een uitzondering. Daarvoor geldt dat in een aantal landen de IKC nog van kracht is; in Nederland is dat dit jaar natuurlijk ook nog het geval. Daar zien we dat Europa duurder is dan bijvoorbeeld Amerika en China, en dat Nederland binnen Europa ook weer hogere tarieven heeft. Dan vroeg de heer Erkens naar de invoering van het producententarief. Er wordt op dit moment door de ACM onderzoek gedaan naar de invoering daarvan. Het toenmalige Ministerie van EZK, Netbeheer Nederland en de ACM hebben in begin 2024 een gezamenlijke oproep gedaan aan de Europese Commissie om het maximale invoedingstarief te heroverwegen. Dat paper en het verslag van de Energieraad van maart 24 waarin dit besproken is, zijn ook met de Kamer gedeeld. Dus dat is de Europese stand van zaken. Dan vroeg mevrouw Rooderkerk nog naar de situatie in de Rotterdamse haven. Dat hangt eigenlijk ook samen met dat ongelijke speelveld en die hoge nettarieven. Ik heb die brandbrief gezien en ik deel ook die zorg. Ik denk dat wat de wethouder en de gedeputeerde in die brief schrijven terechte punten zijn. We zijn ook in gesprek over wat we kunnen doen om netcongestieproblemen specifiek daar sneller op te lossen of in elk geval te verzachten. Het hele vraagstuk van de elektriciteitskosten en hoe we omgaan met het ibo is natuurlijk ook voor de Rotterdamse haven van groot belang, dus ik erken het punt. Dat is ook een van de redenen waarom dit een van de onderwerpen is hoog op mijn agenda. Dan vroeg mevrouw Rooderkerk ook nog hoeveel investeringen er nou uitblijven door netcongestie. Er is geen volledig overzicht van hoeveel investeringsbeslissingen uitblijven, maar door de provinciale CES'en en de Top 60 interviews die het RVO heeft gedaan, is het wel op projectniveau in kaart gebracht. Dan zie je gewoon dat projecten blijven liggen door netcongestie en de reductie van CO 2 daardoor overigens dus ook, waardoor een megatonnenpotentieel niet benut wordt. We hebben ook concrete voorbeelden van bedrijven die als gevolg van die problemen besluiten zich niet hier te vestigen, en naar het buitenland gaan omdat daar geen sprake is van netcongestie of omdat ze daar in elk geval wel plek hebben op het net. Ik denk dat het recente voorbeeld van Cloetta daar een illustratief maar pijnlijk voorbeeld van is. NFIA houdt dat type investeringen en die verschuivingen naar het buitenland ook bij. Een aantal van u heeft ook al de brutokosten van netcongestie door het uitblijven van investeringen genoemd. Er loopt een vervolgonderzoek om dat nog beter in kaart te brengen en daarmee nog meer inzicht te krijgen in wat je kan doen om dit te voorkomen. Mevrouw Postma vroeg nog naar bedrijven die door netcongestie niet kunnen verduurzamen en daardoor wel CO 2 -heffing moeten gaan betalen. Op verzoek van de heer Erkens is eerder al uitgezocht dat de hardheidsclausule nu niet mogelijk is. We kijken nu wel naar andere vormen om die flexibiliteit erin te brengen, bijvoorbeeld via een handelsplatform of het versterken van de carry-back. Voorzitter. Dit over kosten en tarieven. Dan kom ik bij het mapje overig. Ik begin met een vraag van mevrouw Kröger over de normering van zon op dak. Zij vraagt of ik daarmee doorga. De implementatie van die EPBD, waar mevrouw Kröger aan refereerde, ziet op de normering van zon op dak voor de gebouwde omgeving. De uitwerking van die normering ligt bij de Minister van VRO. Deze zomer start de internetconsultatie van die regeling. Dan wordt ook de Tweede Kamer geïnformeerd. De heer Flach vroeg nog naar een capaciteitsmechanisme in relatie tot de leveringszekerheid en de problemen van netcongestie. Hij vroeg hoe die daarbij worden betrokken. Hij sprak daar terecht meer woorden over uit, maar zo vat ik het even samen. Voor de Monitor Leveringszekerheid, die TenneT jaarlijks maakt, wordt uitvraag gedaan bij producenten. Elektriciteitsproducenten geven dan voor die monitor een zo goed mogelijke schatting van de capaciteit voor de komende tien jaar. TenneT gebruikt die schattingen voor de analyses voor leveringszekerheid. Op basis hiervan blijkt uit de monitor dat die leveringszekerheid in 2030 ook met minder gasvermogen dan nu en zonder kolenvermogen in orde zal blijven. Ik ben me wel bewust van de geopolitieke situatie en van het gegeven dat we breed moeten kijken naar wat de leveringszekerheid onder druk zou kunnen zetten en wat wij kunnen doen om daarop voorbereid te zijn en daar weerbaar tegen te zijn. Ik heb eind vorig jaar aangekondigd dat we onderzoeken hoe zo'n capaciteitsmechanisme eruit zou kunnen zien. Er zit in de Energiewet een grondslag om daar werk van te kunnen maken. Dat onderzoek wacht ik dus af. Op basis daarvan bezie ik welke vervolgstappen we moeten zetten om ons hierop voor te bereiden. De heer Flach (SGP): Dit is toch wel heel urgent, want TenneT zegt eigenlijk dat er pas vanaf 2033 problemen te verwachten zijn, terwijl we weten dat de kolencentrales in 2030 uitgaan. Die nemen op dit moment een heel groot gedeelte van die balanscapaciteit voor hun rekening. Tegelijkertijd vragen wij hen zich voor te bereiden op een situatie waarin ze toch nodig zijn, maar er wordt wel gezegd: 1 januari 2030 gaat de stekker eruit. Het kan niet meer hersteld worden op het moment dat we moeten constateren dat het toch een verkeerde beslissing was om dit af te schakelen voordat we voldoende andere balanscapaciteiten hadden. Ik vraag de Minister dus dringend om niet alleen ambitieus te blijven maar ook realistisch, ook in het licht van geopolitieke spanningen. Ga morgen het gesprek aan met dat soort partijen en geef ze ook toekomstperspectief als we in de toekomst nog iets van hen verwachten. Minister Hermans : Ik noemde niet voor niks de geopolitieke ontwikkelingen en dat we die moeten betrekken. Er komt in mei een nieuwe monitor van TenneT over de leveringszekerheid. Bij de beoordeling daarvan kijk ik natuurlijk ook wat er aan de hand is, hoe we onze ambities overheid houden en hoe we ervoor zorgen dat de verduurzaming, de elektrificatie doorgaat en dat we ook de leveringszekerheid kunnen garanderen op de korte en de lange termijn. De voorzitter : Dat leidt tot nog een vraag, namelijk de laatste vraag van mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Nu hoor ik opeens een pleidooi om kolencentrales langer open te houden. Dan heb ik toch wel een vraag over zowel zon als wind, die maar deels beantwoord zijn door de Minister. Ik had een vraag over energiecoöperaties die het nu moeilijk hebben, of die geholpen kunnen worden met batterijopslag. Wind combineren met opslag is ook een manier om leveringszekerheid te borgen. En ik had ook een vraag met betrekking tot de normering zon op dak. De Minister zegt nu: dat ligt bij VRO. Ik hoop toch wel dat zij zelf ook ziet dat er een gigantisch belang ligt voor haar, voor leveringszekerheid en alle doelstellingen op duurzame elektriciteit, om die normering van zon op dak goed vlot te trekken met weinig uitzonderingsgronden. Dus heel graag daar toch een inzet op van de Minister. Minister Hermans : Dat belang zie ik. In de gesprekken die ik daarover heb met de Minister van VRO benadruk ik dat al en zal ik dat ook blijven doen. Over de vraag over de energiecoöperaties heeft u helemaal gelijk. Ik dacht dat hij ertussen zat, maar ik zie m niet. Ik zorg dat ik dat antwoord krijg, want die vraag begrijp ik goed. De heer Eerdmans is er niet, maar ik ga hem toch antwoorden. Het was een vraag over warmtenetten, of we daar nou mee door moeten gaan. Ja, daar moeten we zeker mee doorgaan. Daarom is behandeling van de Warmtewet op korte termijn ook belangrijk. We hebben daarbij aan de ene kant oog voor hoe we die investeringen weer loskrijgen en er in warmtenetten wordt geïnvesteerd en aan de andere kant hoe we zorgen voor de betaalbaarheid. Daar refereerde de heer Eerdmans ook aan. De heer Eerdmans wil ook dat ik de netcongestie oplos, dat het kabinet netcongestie oplost. Dan zullen we dus ook andere bronnen moeten aanboren voor warmte en dat is dus niet alleen elektriciteit, maar ook warmte zoals we die in warmtenetten kunnen gebruiken. De voorzitter : Nog één vraag van de heer Erkens, ook zijn laatste vraag. De heer Erkens (VVD): Ik had nog een vraag gesteld over het openbaar maken van de vergunningsprocedures en hoelang die duren per gemeente of per regio. Volgens mij is die vraag niet beantwoord in de eerdere blokjes. Ik dacht die misschien nog bij overige nog zou komen. Het gaat er met name om dat we ook inzichtelijk maken of al die versnellingsmogelijkheden goed toegepast worden in elke gemeente en regio, zodat we ook kunnen ingrijpen wanneer dat niet zo is en de kennis kunnen delen over hoe je dat wel voor elkaar krijgt. Minister Hermans : Ik denk dat ik iets te enthousiast net in een blokje blaadjes heb omgedraaid. Ik herinner me die vraag. Benchmarken is ingewikkeld. Dat kan ik niet doen. Wat ik wel kan doen en wat ik bereid ben om toe zeggen, is dat ik in de gesprekken met netbeheerders specifieker kijk hoe het eruitziet in provincies of in regio's, waar we daartegenaan lopen en of het regiospecifieke knelpunten zijn waar we iets aan kunnen doen. Op die manier kan ik aan dit verzoek tegemoetkomen, maar het echt benchmarken gaat een stap te ver. De voorzitter : Dank u wel. De laatste antwoorden, hoop ik. Minister Hermans : Dit is allemaal in interrupties aan de orde geweest. Ik probeer nog even het antwoord op de vraag van mevrouw Kröger over de energiecoöperaties te krijgen. De heer Vermeer vroeg mij nog termijn te noemen voor de toezegging over de optie die ik ga onderzoeken voor energiegemeenschappen om kleine netten te beheren. Daar kan ik voor de zomer meer over laten weten. Dat hing samen met die private netten. De voorzitter : Oké, dank u wel. Was dat het? Ik hoor alleen nog iets over een vraag over groene banen. Minister Hermans : Daar heb ik volgens mij in relatie tot de vraag over de 25% investeringen, of de Kamer daar meer inzicht in kan krijgen, antwoord op gegeven, namelijk dat ik daarachteraan ga en dat ik dan ook zal zeggen wat er allemaal gebeurt, wat netbeheerders doen in het opleiden van extra mensen, van extra handjes om deze grote operatie vorm te kunnen geven. Ik ben er ook eerlijk over geweest dat ik dat probleem niet even op korte termijn kan oplossen. De voorzitter : Een heel korte vraag, mevrouw Kröger. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): De Minister zei dat ze er later in de beantwoording op terug zou komen; vandaar dat ik erom vroeg. Er is een monitor toegezegd op het actieplan voor groene banen. Dat zou eind dit jaar komen, in een Kamerbrief. Dat is misschien een goed iets om in terug te koppelen wat er concreet gedaan wordt, want ik denk ook niet dat het een-twee-drie is opgelost. Er loopt als het goed is een actieplan voor groene banen. Ik ben benieuwd naar de monitor. Waar blijft die? Minister Hermans : De monitor loopt. Ik herinner me een vragenuurtje herinneren waarin het daar uitgebreid over ging. Dat actieplan voor groene banen valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken. Het goede nieuws is dat wij in hetzelfde gebouw zitten, dicht bij elkaar. Ik ga bij hem na wat de stand is. Hij is dezer dagen in het buitenland, maar zodra hij terug is zal ik hem daarnaar vragen. Mevrouw Kröger vroeg nog specifiek naar energiecoöperaties, de SDE-regeling en de batterijopslag. Wat ik hier heb, is geen antwoord op haar vraag. We hebben het eerder gehad over die SDE-subsidie en de beschikbaarheid daarvan, zodat energiegemeenschappen, coöperaties, kunnen doen wat ze moeten en willen doen en ook over de energieopslag. Daar wil ik toch even apart op terugkomen, want anders ga ik nu een half antwoord geven en dat vind ik geen recht doen aan de vraag. De voorzitter : Helemaal goed. Bent u dan klaar met uw termijn, Minister? Minister Hermans : Ja, voorzitter. Ik heb volgens mij alles beantwoord. De voorzitter : Hartstikke goed, maar er zijn toch twee Kamerleden die daar anders over denken. Meneer Flach, wat is er nog niet beantwoord? De heer Flach (SGP): Tenzij u nog een tweede termijn wilt toestaan, voorzitter. Dan spaar ik het even op. De voorzitter : Een tweede termijn gaat niet gebeuren. De heer Flach (SGP): Dan stel ik m toch even. Ik denk dat ik het antwoord heb gemist op de vraag over betere bemetering van het net en het delen van informatie. De voorzitter : Dat is nog één vraag. Mevrouw Kröger, had u ook nog een openstaande vraag? Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Als de Minister toch gaat terugkomen op dat punt van energiecoöperaties: eigenlijk was mijn vraag of ze met de sector in gesprek kan gaan over of opslag als onderdeel van de SDE niet een manier is om toch gewoon in die SDE die energiecoöperaties de ruimte te bieden. Minister Hermans : Hier mag ik toch op antwoorden toch? De voorzitter : Ja, ja. Graag. Op allebei. Minister Hermans : Dat vind ik een interessante, een goede suggestie. Ik zal dat gewoon meenemen in het gesprek en in de brief over decentrale systemen die voor april voorzien is, zal ik daar dan op ingaan. De voorzitter : En de vraag van de heer Flach. Minister Hermans : De vraag van de heer Flach: ja, dat gaan we doen. De voorzitter : Dat gaan we doen. Mevrouw Rooderkerk? Mevrouw Rooderkerk (D66): Ik had een vraag gesteld over de Rotterdamse haven. De Minister gaf alleen aan: we zijn in gesprek over het helpen van die bedrijven. Kan ze ons ook laten weten wat daaruit komt? Minister Hermans : Ik en collega's zijn sowieso doorlopend in gesprek met ondernemers, met lokale overheden over waar zij tegenaan lopen en welke knelpunten er zijn als het gaat over netcongestie. Ik heb al gezegd dat de elektriciteitskosten een apart vraagstuk zijn. Ik hoop dat we wat we doen in Landelijk Actieprogramma Netcongestie verder door kunnen ontwikkelen en dat uit de ronde die ik nu nog een keer doe met netbeheerders, met TenneT, over wat we nog kunnen doen om verder te versnellen, dingen komen die ook de Rotterdamse haven helpen. Daarom vind ik het lastig om apart terug te komen op gesprekken met één gemeente of één sector. Ik zal dat natuurlijk wel doorlopend doen over wat ik doe en hoe dat hopelijk bijdraagt aan de problemen in de haven, in specifieke industrieclusters, in cluster 6-bedrijven. Hoe pakt dat voor hen uit? Dan kunnen we de problemen die zich daar voordoen hopelijk oplossen. De voorzitter : Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de zijde van het kabinet. Dan ga ik eens kijken of ik dit debat kan afronden. Normaal hebben we in de tweede termijn de mogelijkheid voor Kamerleden om een tweeminutendebat aan te vragen. Ik kijk even of daar interesse voor is. Ik constateer dat de heer Erkens een tweeminutendebat heeft aangevraagd. We gaan meemaken wat er in dat tweeminutendebat gaat gebeuren. Dan ga ik nog even door de toezeggingen heen. Als de Kamerleden even goed willen luisteren? – De Minister informeert de Kamer in de volgende MIEK-brief over onderinvesteringen in de investeringsplannen van de netbeheerders. Dat is een toezegging aan mevrouw Rooderkerk. Minister Hermans : Nee, die gaan we eerder doen, want de MIEK-brief komt pas in december. Dat is gewoon te laat. Ik heb toegezegd de brief hierover zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer, te sturen. De voorzitter : Hartstikke goed: voor de zomer. – De volgende toezegging. In de kabinetsreactie op het ibo-rapport gaat de Minister erop in of de onbenutte 25% aan investeringen wordt meegenomen in de nettarieven. Dat is een toezegging aan mevrouw Postma. Is dit helemaal correct? Minister Hermans : Later heb ik in antwoord op de heer Vermeer nog wel onderscheid gemaakt tussen wat we zien in artikelen en in prognoses en wat er daadwerkelijk in de tarieven zit. Dat zijn de daadwerkelijk gemaakte kosten. Maar ook omdat mevrouw Postma er nu niet is: daar kunnen we nog wel wat over opschrijven in die brief. De voorzitter : Prima. – De Minister gaat in de volgende voortgangsrapportage netcongestie in op de mogelijkheden om de informatievoorziening en transparantie voor ondernemers rond netaansluitingen en netcongestie te verbeteren. Dat is een toezegging aan mevrouw Rooderkerk. Die is correct, begrijp ik. – De Minister gaat in de voortgangsrapportage netcongestie ook in op het prioriteringskader. Dat is een toezegging aan mevrouw Kröger. De vraag is of dit misschien nog specifieker moet. Minister Hermans : Deze toezegging heb ik als volgt geïnterpreteerd. Er komt straks de uitspraak. Er zijn wat vragen gesteld over woningbouw, over gehandicaptenzorg en over waterbeheer. Hoe staat dat ervoor eind maart en heeft dat nog tot veranderingen geleid? Ik geef gewoon de stand van zaken rondom het prioriteringskader. Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA): Volgens mij was in een ander debat ook toegezegd, en dat heeft hier natuurlijk ook mee te maken, om te melden welke ruimte er eigenlijk is vanuit de Kamer of de Minister om op de uitkomst van het ibo te sturen. Dat is de juridische brief. Volgens mij was die ook al toegezegd, maar daar hangt dit natuurlijk mee samen. Minister Hermans : Dit gaat echt over het prioriteringskader: wie wordt eerder aangesloten of krijgt voorrang? De andere vraag zag inderdaad op nettarieven, bevoegdheden et cetera. In de kabinetsreactie zal ik er nog een keer op ingaan hoe dat nu is verdeeld en wat voor ruimte er is om daar in het debat tussen kabinet en Kamer nog voorstellen voor te doen. De voorzitter : Hartstikke goed. – Dan de laatste toezegging. De Minister informeert de Kamer over weging van de voor- en nadelen rond de gewijzigde Elektriciteitsverordening. Dit is een toezegging aan de heer Grinwis. De vraag aan de heer Grinwis is of dit zo specifiek genoeg is. De heer Grinwis is er echter niet, dus ik stel de vraag aan de Minister. Minister Hermans : Nee, het ging over de voor- en nadelen van een specifiek doel voor flexibiliteit en voor opslag, ook naar aanleiding van het feit dat er een gewijzigde Elektriciteitsverordening is. Ik zet nog een keer de plussen en de minnen op een rij en dan kunnen we gezamenlijk een afweging maken. De voorzitter : Oké, harstikke goed. Dank u wel voor deze verbetering. Dat waren de toezeggingen. Dan zijn we hiermee aan het eind gekomen van dit commissiedebat. Ik dank de Minister en haar team, ik dank de Kamerleden voor hun aanwezigheid. Het is een beetje een afvalrace geweest. Dat is volgens mij niet uit desinteresse, want er waren heel veel leden aanwezig, maar dat is ook omdat er stemmingen zijn en plenaire en andere verplichtingen. Dus dank aan de Kamerleden die hier allemaal waren. Ook dank aan het publiek, wellicht ook online. Ik dank de collega's van de Tweede Kamer voor de ondersteuning, want anders lukt het helemaal niet met deze debatten. Ik sluit de vergadering. Sluiting 14.07 uur. [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
04-04-2025 17:09:48 | Overig
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 23 645 Openbaar vervoer Nr. 560 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 31 maart 2025 Het Nederlands elektriciteitsnet staat onder druk. De elektrificatie van bedrijven en huishoudens gaat steeds sneller en dat is goed nieuws voor de verduurzaming van ons land. De uitbreiding van de elektriciteitsnetten kan dit tempo van de energietransitie echter niet bijhouden. In veel gebieden komen bedrijven en instellingen die als grootverbruiker een nieuwe of zwaardere aansluiting willen, op een wachtlijst. Zo lijkt netcongestie een knelpunt te worden voor de klimaatdoelen voor 2030. 1 Dit stelt de samenleving voor een grote opgave. Daarom wordt het elektriciteitsnet zo snel mogelijk uitgebreid. Tegelijkertijd vraagt de toenemende elektrificatie dat we slimmer en flexibeler met de beschikbare netcapaciteit omgaan. Daar zijn al op korte termijn veel mogelijkheden voor. Iedere sector kent zijn eigen specifieke uitdagingen om flexibel stroomgebruik te realiseren. Daarom zet het kabinet in op maatwerkafspraken per sector. Het kabinet heeft als eerste afspraken gemaakt met waterschappen en netbeheerders. 2 Met trots melden we u dat de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Klimaat en Groene Groei (KGG) een tweede sectorovereenkomst hebben gesloten, nu met de OV-sector en netbeheerders. Impact van netcongestie op het openbaar vervoer In het najaar van 2023 heeft het kabinet u geïnformeerd dat netcongestie in toenemende mate ook voor mobiliteit – en openbaar vervoer (OV) in het bijzonder – een knelpunt wordt. 3 Tegelijkertijd liggen er ook kansen doordat het OV ook een bijdrage kan leveren aan flexibilisering van het stroomgebruik en het verlichten van de netcongestie door slimme en innovatieve oplossingen in het OV. Het kabinet is daarom met de sector in gesprek gegaan over de uitdagingen en kansen die er zijn. De Ministeries van KGG en IenW hebben gezamenlijk opdracht gegeven tot twee onderzoeken om de interactie tussen netcongestie en het openbaar vervoer in kaart te brengen (zie bijlagen). Dit was ook onderdeel van de Landelijke Actieagenda Netcongestie (LAN). In het eerste onderzoek zijn de lopende innovatieve pilots rondom netcongestie in het OV in kaart gebracht. Daarna is er een brede probleemanalyse gemaakt waarbij ook oplossingen in kaart zijn gebracht (zie bijgevoegd tweede rapport). Grofweg zijn daarbij drie sporen te onderscheiden: − Het stedelijke vervoer: hier lijken de problemen tot 2030 beperkt en de kansen om netcongestie te verlichten het grootst. − Het regionale busvervoer: hier zit een spanning tussen de agenda om het busvervoer te elektrificeren en de beschikbaarheid van voldoende laadcapaciteit. Alternatieve contracten lijken een goede oplossing te bieden. − Het landelijk spoorvervoer: hier kunnen voor 2030 al op een aantal plekken problemen ontstaan die gevolgen kunnen hebben voor continuïteit en groeiambitie van het landelijk spoorvervoer. Tegelijk lijken ook hier oplossingen mogelijk die zowel het spoor als netbeheerders helpen, zoals het plaatsen van batterijen en het toevoegen van lokale opwek. Een gezamenlijke ambitie en ambitieus opschalingsplan Zowel de energiesector als de OV-sector staan dus samen gesteld voor een gedeelde opgave. Op initiatief van beide ministeries hebben partijen in het openbaar vervoer en de netbeheerders daarom de handen ineen geslagen en een bestuurlijk akkoord Netcongestie en OV gesloten. Doel van het bestuurlijk akkoord Netcongestie en OV is de continuïteit en de duurzame groei van het openbaar vervoer mogelijk te maken en bij te dragen aan de landelijke energietransitie door het beperken van de netcongestie. Om dit doel te bereiken, willen partijen de kansen die er liggen in slimme en innovatieve oplossingen benutten en versnellen. Hiervoor blijkt allereerst goed inzicht in de netcongestieproblematiek nodig. Dit vraagt specifiek om een data-analyse naar de interactie tussen de verschillende energienetten van netbeheerders onderling en met die van OV-partijen. De gedane onderzoeken leveren al waardevolle informatie op; afgesproken is verder te gaan met deze analyse waar dit nodig is. Ten tweede moeten de reeds bestaande succesvolle technische en contractuele oplossingen maximaal worden benut en opgeschaald. Door nauw samen te werken in de gehele energie- en OV-keten, verbinden de partijen bij het akkoord de beschikbare inzicht, kennis, kunde en oplossingen. Ten derde moeten belemmeringen op het gebied van regelgeving, besluitvorming, financiën en beleid waar mogelijk worden weggenomen. Ook daarover hebben de partijen bij het akkoord afspraken gemaakt. Concrete afspraken – de werkagenda Het bestuurlijk akkoord Netcongestie en OV is nader uitgewerkt in een werkagenda met een concrete, gefaseerde aanpak, een overlegstructuur op werk- en bestuursniveau en middelen voor het ontwikkelen en verspreiden van benodigde kennis. Het Rijk financiert dit en pakt een belangrijke regierol. De werkagenda bevat ook een aantal concrete afspraken: 1. In het stedelijk vervoer worden de mogelijkheden om de overcapaciteit op tractienetten van stedelijke vervoerders te gebruiken opgeschaald. Een speciaal benoemde ambassadeur en ervaringsdeskundige gaat aan de slag met het opschalen van succesvolle initiatieven in het stedelijk vervoer zoals de energiebank in Rotterdam en de mogelijkheden om laadcapaciteit van bussen en auto s te faciliteren zoals dat gebeurt in Den Haag. 2. Het afsluiten van alternatieve transportcontracten voor elektriciteitsaansluitingen met busvervoerders: de afspraak om in 2025 al het nieuwe busvervoer elektrisch te rijden vergt voldoende laad-infrastructuur. Het afsluiten van gewone contracten met netbeheerders is vaak niet mogelijk in congestiegebieden. Het voordeel van bussen is dat deze s nachts geladen kunnen worden, waarbij niet constant maar wel voldoende lang elektriciteit nodig is. Tijdsblokgebonden contracten met netbeheerders kunnen dit mogelijk maken. De contracten mogen al worden afgesloten van de ACM, maar deze mogelijkheid wordt nog nauwelijks benut. Partijen hebben afgesproken dit nu wel te gaan doen. 3. Het ontwikkelen van batterijen op de grond van ProRail: ProRail overschrijdt op enkele punten in het spoornet de maximaal afgesproken belasting van het net. ProRail en de netbeheerders zien kansen om dit op te lossen door een batterij en eventueel ook opwek te plaatsen op gronden van ProRail. Ook worden de mogelijkheden om derde partijen te helpen met laadoplossingen en opslagcapaciteit nader verkend. 4. Tenslotte geeft het kabinet TKI Urban Energy opdracht om een kennisplatform en expertnetwerk in te richten, een data- en analyseteam te leiden, de verbinding met marktpartijen en kennisinstellingen te organiseren en maatschappelijke business cases te ontwikkelen. De partijen bij het akkoord gaan de komende vier jaar met deze agenda aan de slag. Na afloop van deze termijn wordt opnieuw bepaald welke actie nodig is en welke organisatievorm daar het beste bij past. Tenslotte De opgave rondom netcongestie in het OV is groot, maar de kansen ook. Bovendien is het veld volop in beweging. Dat vergt flexibiliteit, een adaptieve aanpak, doorzettingsvermogen en constructief partnerschap. De partijen bij het bestuurlijk akkoord Netcongestie en OV gaan dit partnerschap graag aan om gezamenlijk de uitdaging aan te pakken en de kansen te verzilveren. De overeengekomen werkagenda, de organisatiestructuur en de goede samenwerking in het afgelopen jaar bieden het vertrouwen dat de gezamenlijke inspanning ertoe leidt dat het OV kan blijven groeien, netcongestie kan worden verlicht en duurzaamheidsdoelstellingen in het OV worden gehaald. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 Planbureau voor de Leefomgeving, 2024. Klimaat- en energieverkenning 2024 . X Noot 2 Kamerstuk 29 023, nr. 526 . X Noot 3 Kamerstuk 29 023, nr. 451 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
31-03-2025 17:13:06 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 559 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 maart 2025 De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de ambities van het kabinet voor economische groei en werkgelegenheid, de verduurzaming van bedrijven, organisaties en mobiliteit, en de bouw van woningen. Het is een knelpunt op weg naar een betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening, waarbij we minder afhankelijk zijn van andere landen en die duurzaam en schoon is. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) 1 blijkt dat de aanpak van netcongestie één van de essentiële randvoorwaarden is om de reductiedoelen voor klimaatemissies binnen bereik te houden. De vraag naar transportcapaciteit van elektriciteit groeit nog altijd sneller dan het aanbod. In nagenoeg het hele land komen grootverbruikers (bedrijven en instellingen) die een nieuwe of zwaardere stroomaansluiting willen op een wachtlijst. Ook op de laagspanningsnetten dreigt in de komende jaren overbelasting, met mogelijke gevolgen voor kleinverbruikers zoals huishoudens. Het kabinet neemt daarom regie op de aanpak van netcongestie en werkt aan handelingsperspectief voor bedrijven en organisaties die hierdoor moeite hebben om uitbreiding en verduurzaming te realiseren. Hiervoor is (cijfermatig) inzicht in de situatie en voortgang van groot belang. Dit inzicht groeit, zoals blijkt uit bijgevoegde tweede voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal nieuwe aansluitingen daalt en de wachtrij voor grootverbruikers groeit, maar ook dat de bouw wordt versneld, met name aan de middenspanningsruimtes ( trafohuisjes ). Verder is zichtbaar dat het aantal gesloten flexibele contracten is toegenomen. Aanpak netcongestie Het kabinet pakt netcongestie aan in verschillende programma s. Het zwaartepunt ligt bij het LAN waarin het kabinet samenwerkt met netbeheerders, ACM, medeoverheden en marktpartijen. Daarnaast wordt met aanpalende samenwerkingsprogramma s bijgedragen aan de aanpak van netcongestie, zoals het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren Energiesysteem, Programma EnergieHoofdstructuur (PEH) en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Deze programma s rapporteren separaat over hun planning en voortgang. Oplossingsrichtingen met ruimtelijke implicaties worden meegenomen in de nieuwe Nota Ruimte en programma NOVEX. Binnen het kabinet worden de onderlinge samenhang en afhankelijkheden van de verschillende programma s geborgd. Verder was netcongestie een belangrijk gespreksonderwerp op de Woontop en de OndernemersTop van december 2024. Op de Woontop zijn door de Minister van VRO onder meer afspraken gemaakt over netbewust bouwen, waarmee wordt gestart in de congestieregio Flevopolder-Gelderland-Utrecht 2 . De input die op de OndernemersTop is opgehaald neemt de Minister van EZ mee bij de uitwerking van het Pact Ondernemingsklimaat 3 . Op 7 maart jl. is het rapport van het IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur opgeleverd, dat in gaat op de financiering en verdeling van de kosten van de noodzakelijke uitbreiding van het net, en betere benutting van het net 4 . Het kabinet zal gelijktijdig met de Voorjaarsnota inhoudelijk op dit rapport reageren. In het LAN zijn op dit moment ruim honderd concrete acties opgenomen. Deze brief en de bijgevoegde voortgangsrapportage van het LAN vormen samen de tweede brede rapportage aan het parlement over de voortgang van de aanpak van netcongestie 5 . Op onderdelen is de Kamer in de tussentijd separaat geïnformeerd 6 . Dit najaar verschijnt een update van de netbeheerders van de ontwikkeling van flexibiliteit en wachtrijen. In het voorjaar van 2026 ontvangt de Kamer weer een rapportage over de algehele voortgang van de aanpak van netcongestie, waaronder het LAN. Deze brief bevat een toelichting op de voortgang en vooruitzichten van de aanpak van netcongestie langs de drie actielijnen van het LAN: Sneller Bouwen, Beter Benutten en Slimmer Inzicht. 1. Sneller Bouwen De noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet is een immense bouwopgave. Daar gaat iedereen wat van merken in woonwijken en het landschap. Tot 2040 moeten er ruim 50.000 transformatorhuisjes, meer dan 100.000 kilometer kabel en honderden hoogspanningsstations bij komen. Deze uitdaging vereist een vernieuwende werkwijze van alle betrokken partijen. De uitstoot van stikstof en de krappe arbeidsmarkt vormen daarbij aanvullende knelpunten. Het kabinet werkt in het LAN samen met netbeheerders en medeoverheden aan het wegnemen van barrières en het versnellen van de uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur. Lopende acties Sneller Bouwen De realisatie van aanvullende transportcapaciteit wordt versneld met o.a.: – Kortere procedures: Het kabinet optimaliseert procedures met aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase, die beide een tijdwinst tot 1,5 jaar kunnen opleveren. Voor meer informatie over deze en andere versnellingsmaatregelen verwijst het kabinet naar de laatste MIEK-voortgangsbrief 7 . Het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting vormt de grondslag voor de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang. Recent is de tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden. Daarbij heeft het kabinet de wenselijkheid van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel door het parlement onderstreept 8 . – Voldoende capaciteit medeoverheden: Bij provincies en gemeenten is voor projecten vaak slechts beperkt personeel beschikbaar met expertise op het gebied van ruimtelijke ordening, wat de voortgang kan hinderen. Om hen tijdelijk te ondersteunen wordt een vliegende brigade opgericht, een expertpool energie-infrastructuur. Daarbij wordt voortgebouwd op de bestaande expertpool MIEK-PEH. De komende maanden wordt de precieze inrichting van de expertpool bepaald. – Standaard werkwijzen en methodes mbt grond Begin januari is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het proces voor het vaststellen van grondprijzen te vereenvoudigen en standaardiseren. Dit kan de ruimte voor discussie in het onderhandelproces over de aankoop van grond voor hoog- en middenspannings elektriciteitsinfrastructuur verkleinen. Dit scheelt per project enkele maanden. De resultaten worden in de zomer verwacht. Daarnaast werkt de onafhankelijk coördinator Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten, Stephan Brandligt, aan standaardisering van afspraken over de grond voor het plaatsen van transformatorhuisjes, de zogenoemde zekerheidsstelling , om vertraging te voorkomen. Binnenkort wordt een modelovereenkomst gepubliceerd waarin de belangen van zowel netbeheerder als gemeenten juridisch zijn geborgd. – Stikstof De uitstoot van stikstof is een doorlopende uitdaging voor bouwprojecten, zo ook voor energie-infrastructuurprojecten. Zoals in de laatste MIEK-brief 9 is toegelicht, onderzoekt het kabinet als voorkeursoptie de toepassing van een zogenoemde adc-toets. Het doel is om zowel zekerheid te bieden aan initiatiefnemers (houdbare vergunningen) als bij te dragen aan de nationale doelen voor vermindering van stikstof- en CO 2 -uitstoot. Daartoe is met netbeheerders een actualisatie gestart van het OSES (Onderzoek samenhang Energietransitie en stikstof in de industrie) van februari 2024. Het kabinet verwacht de resultaten in het tweede kwartaal van 2025. De recente rechterlijke uitspraken rondom Amercentrale/ Rendac en Greenpeace hebben niet direct invloed op deze voorkeursoptie van het kabinet, omdat deze niet uitgaat van intern salderen. Belangrijkste ontwikkelingen en vervolgacties Het kabinet werkt samen met de LAN-partners aan aanvullende maatregelen om de bouwopgave tijdig te behalen. Dit is een zoektocht naar de balans tussen enerzijds maximale impact op de realisatie van netwerkcapaciteit en anderzijds het belang van inspraak- en beroepsmogelijkheden, en andere maatschappelijke ambities en uitdagingen zoals woningbouw en defensie die ook in de schaarse ruimte moeten worden ingepast. Op dit moment worden onder meer de volgende mogelijkheden verkend: – Koepelvergunningen Begin januari is aanvullend onderzoek gestart naar de mogelijkheden om vergunningsprocedures te versnellen met een methodiek zoals koepelvergunningen, waarbij meerdere vergunningen voor energie-infrastructuur gelijktijdig worden verleend. De resultaten worden in de zomer verwacht. – Sneller trechteren locaties Minder locatie-alternatieven vermindert de onderzoekslast voor netbeheerders en kan kortere procedures mogelijk maken. Deze versnelling kan echter schuren met de wens om meerdere locatie-alternatieven die zijn aangedragen door bewoners zo lang mogelijk mee te nemen in de procedure. Het kabinet verkent met de provincies wat op dit punt met bestuurlijke afspraken kan worden versneld. Dit zou bij grote projecten enkele maanden of meer tijdwinst kunnen opleveren. Onderinvesteringen netbeheerders In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is nadere informatie toegezegd over de onderinvesteringen van de netbeheerders 10 . De ACM heeft begin 2024 een melding van onderinvesteringen gedaan. De ACM concludeerde op basis van haar toets op de investeringsplannen (IP s) dat netbeheerders niet in voldoende mate kunnen voorzien in de huidige en/ of toekomstige behoefte aan transportcapaciteit. De Kamer is hierover bij brief van 21 mei 2024 geïnformeerd 11 . De groei van de vraag naar capaciteit op het elektriciteitsnet overstijgt de mogelijk-heden om hier tijdig infrastructuur voor aan te leggen. Dit wordt het maakbaarheidsgat genoemd. Dit wordt veroorzaakt door diverse knelpunten, zoals het gebrek aan arbeidscapaciteit, de lange doorlooptijden voor de vereiste vergunningen, de ruimtelijke inpassing van grotere uitbreidingsprojecten en de beschikbaarheid van kritische materialen en componenten. In opdracht van Netbeheer Nederland is begin 2024 berekend dat tot 2030 ongeveer € 65 mld. aan investeringen in netuitbreiding nodig is, waarvan € 46,5 mld. geldt als maakbaar , wat betekent dat er een maakbaarheidsgat is van 28% tot 2030. Het gehele onderzoeksrapport is te vinden op de website van Netbeheer Nederland 12 . De melding van onderinvesteringen van de ACM betekent niet dat netbeheerders geld op de plank laten liggen, maar dat ze niet voldoende transportcapaciteit tijdig kunnen realiseren, met netcongestie en wachtrijen tot gevolg. Dit gat moet dus zo snel mogelijk worden gedicht. Begin 2026 publiceren de netbeheerders een nieuwe versie van de IP s. Hierbij zullen zij nader ingaan op de huidige omvang van het maakbaarheids-probleem en hoe dit zo veel mogelijk wordt ingelopen. In de eerste helft van 2026 zal het kabinet de Kamer per brief informeren over de toets van de ACM en het Ministerie van KGG op de IP s van 2026 en daarbij ook ingaan op de stand van zaken rond het maakbaarheidsgat. 2. Beter Benutten Naast uitbreiding van de fysieke capaciteit van het elektriciteitsnet is betere benutting van het net van cruciaal belang voor de aanpak van netcongestie. Het realiseren van meer flexibiliteit is bovendien essentieel voor het energiesysteem van de toekomst 13 . Het net is slechts een deel van de tijd vol . Door het elektriciteitsgebruik beter te spreiden worden de gevolgen van netcongestie verminderd en kunnen meer gebruikers worden aangesloten. Hierover heeft de bestuurlijk aanjager, Gerard Schouw, in november een aantal adviezen uitgebracht dat het kabinet grotendeels opvolgt als aanvulling op de netcongestie-aanpak 14 . Het LAN bevordert betere benutting langs drie lijnen: 1. Beter benutten mogelijk maken: het scheppen van (juridische) randvoorwaarden door de ontwikkeling van alternatieve contractvormen en mogelijkheden voor congestiemanagement uit te breiden. 2. Beter benutten bedrijven en instellingen: ondersteuning voor grootverbruikers om meer flexibel worden in hun elektriciteitsgebruik. 3. Beter benutten kleinverbruikers: het bieden van handvatten aan huishoudens en andere kleine verbruikers om efficiënt gebruik te maken van het laagspanningsnet. Ook de thema s wonen en mobiliteit vallen binnen dit onderdeel. 2.1 Beter Benutten Mogelijk Maken Binnen de LAN-actielijn Beter Benutten Mogelijk Maken werken het Rijk, de ACM, netbeheerders en andere belanghebbenden aan het creëren en uitrollen van instrumenten die betere benutting van het elektriciteitsnet mogelijk maken. Een volledig overzicht van afgeronde en lopende acties is opgenomen in de bijgevoegde voortgangsrapportage. Belangrijkste ontwikkelingen – Inwerkingtreding tijdsafhankelijke tarieven hoogspanningsnet Op het Tennet-net gelden per 1 januari jl. tijdstipafhankelijke nettarieven. Hiermee worden grootverbruikers op het landelijk hoogspanningsnet met een financiële prikkel gestimuleerd (een deel van) hun verbruik naar momenten buiten de piek te verplaatsen. – Nieuwe contractvormen Nieuw ontwikkelde contractvormen voor congestiemanagement en alternatieve transportrechten zijn juridisch gereed. Deze worden door de netbeheerders verder geïmplementeerd en uitgerold. • Tijdsblokgebonden contract: Uiterlijk eind 2025 kunnen alle regionale netbeheerders het nieuwe tijdsblokgebonden contract aanbieden. Hiermee kunnen grootverbruikers een contract krijgen waarmee ze een vast deel van de dag of een vaste periode van het jaar transportcapaciteit krijgen in ruil voor een korting op hun nettarieven. Tot die tijd worden door de netbeheerders op pilotbasis al contracten afgesloten. Op dit moment lopen er 42 van dit soort pilots. • Tijdsduurgebonden contract: Vanaf 1 oktober zal landelijk netbeheerder Tennet het tijdsduurgebonden contract breed gaan aanbieden waar daar ruimte voor is op het net. Hiermee kan de netbeheerder een bepaald percentage van de tijd de transportcapaciteit beperken (minimaal 24 uur vooraf aangekondigd) in ruil voor korting op de nettarieven. Het tijdsduurgebonden contract wordt nu in de vorm van de ATR85 aangeboden, waarbij partijen tenminste 85% van de tijd beschikken over de volledige transportcapaciteit. Afgelopen jaar is het eerste contract met een grootschalige batterij afgesloten. Met deze en andere alternatieve contractvormen kunnen in congestiegebieden alsnog netgebruikers worden aangesloten. – Uitrol nieuwe contracten Als nieuwe actie van het LAN zet het kabinet zich met netbeheerders en marktpartijen in om uitrol van nieuwe contractvormen bij bedrijven en organisaties sneller te realiseren. Hierbij zal het kabinet aandacht hebben voor het identificeren van verbeterkansen van de nieuwe instrumenten. Om hen te helpen bij het vinden van een passende oplossing voor hun netcongestieproblematiek heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een wegwijzer gepubliceerd waarin de verschillende contractvormen verwerkt zijn 15 . – Zwaarder belasten elektriciteitsnet Het Ministerie van KGG en de ACM onderzoeken in samenwerking met de netbeheerders de mogelijkheden om het elektriciteitsnet op een verantwoorde manier zwaarder te belasten, zoals ook geadviseerd door de bestuurlijk aanjager slim met stroom, Gerard Schouw. Streven is meer partijen aan te sluiten, zonder dat daar investeringen in uitbreiding van het net voor nodig zijn. De netbeheerders passen dit waar mogelijk al toe. Zo wordt bij netbelasting al rekening gehouden met temperatuurverschillen tussen zomer en winter, die effect hebben op de maximale transportcapaciteit. Zwaarder belasten van het elektriciteitsnet is niet zonder risico, bijvoorbeeld omdat de kans op een storing toeneemt. Het onderzoek moet inzicht geven in hoe de limieten van het elektriciteitsnet worden bepaald, welke verschillende manieren er zijn om het net zwaarder te belasten, wat de consequenties daarvan kunnen zijn en met welke beleidsopties het kabinet of de ACM desgewenst hierop kan sturen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de loop van dit jaar gefaseerd bekend worden en zo mogelijk geïmplementeerd. – Analyse bestaand instrumentarium Het kabinet identificeert de komende maanden de kansen en impact voor netcongestie van het huidige subsidie-instrumentarium, eveneens een advies van de heer Schouw. De aanbevelingen kunnen leiden tot aanpassingen binnen dit instrumentarium om eventuele negatieve effecten op netcongestie te verkleinen of juist een positieve impact te realiseren. – Flexibele opwek Bestaande gascentrales en wkk s spelen op plekken al een belangrijke rol in het verlichten van netcongestie op piekmomenten. De vraag naar inzet van lokale flexibele opwek zal door netcongestie tijdelijk verder toenemen, totdat structurele netverzwaring is voltooid. Gasgestookte installaties worden ondertussen in toenemende mate vervangen door hernieuwbare energiebronnen, waardoor het aanbod van flexibele opwek daalt. Binnen het LAN is een actie gestart met de netbeheerders, in nauwe samenwerking met de ACM, om het overzicht van het bestaande vermogen te verbeteren en te verbinden aan de gewenste inzet voor het verminderen of voorkomen van netcongestie in specifieke netdelen. Het doel is om deze verkenning in het tweede kwartaal van 2025 af te ronden. Maatschappelijk prioriteringskader ACM In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is een update toegezegd van de stand van zaken van het prioriteringskader van de ACM 16 . Netbeheerders zijn sinds 1 oktober 2024 verplicht om in congestiegebieden het maatschappelijk prioriteringskader 17 toe te passen. Met het kader kunnen partijen die vallen binnen de categorieën congestieverzachter, veiligheid of basisbehoefte, voorrang aanvragen bij de netbeheerder. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 11 maart jl. uitspraak gedaan in meerdere zaken over het prioriteringskader. Hieruit blijkt dat de ACM zelfstandig bevoegd is het kader vast te stellen, maar dat het huidige kader onvoldoende is onderbouwd. De drinkwatervoorziening is verplaatst van de categorie basisbehoeften naar de categorie veiligheid. De ACM bestudeert de uitspraak met het oog op te zetten vervolgstappen. Tot 1 januari 2026 zal het huidige prioriteringskader van kracht blijven. De ACM acht het van belang dat partijen met een groot maatschappelijk belang ook volgend jaar voorrang kunnen krijgen. 2.2 Beter Benutten Bedrijven & Instellingen Met de actielijn Beter Benutten Bedrijven en Instellingen werkt het LAN aan het bieden van handelingsperspectief bij belemmeringen door netcongestie. Hoewel er aanzienlijke potentie is voor flexibiliteit in Nederland, ziet het LAN nog belemmeringen voor de opschaling, met name: – Gebrek aan inzicht in benodigde flexibiliteit in een gebied; – Onzekerheid over kosten, baten en de businesscase; – Versnipperde kennis en technische complexiteit; – Capaciteitsgebrek bij netbeheerders, wat leidt tot lange doorlooptijden voor totstandkoming van nieuwe contracten. Aan de hand van deze knelpunten is met de betrokken brancheverenigingen 18 de rapportage Flexibilisering van Elektriciteitsverbruik door bedrijven en instellingen opgeleverd. Deze rapportage met beleidsacties, knelpunten en status is beschikbaar op de RVO-website 19 en gaat als bijlage bij deze brief. De volgende acties zijn toegevoegd aan het actieprogramma: – Sectorale aanpak om bedrijven en instellingen gericht te ondersteunen. – Kennisfunctie netcongestie voor beter inzicht in uitdagingen en oplossingen. – Verbetering van inzicht in toekomstige flexibiliteitsbehoeften. – Harmonisatie van processen en werkwijzen tussen regionale en landelijke netbeheerders. – Monitoring van flexibiliteitsontwikkelingen. – Evaluatie van bestaande regelingen en waar nodig verbetering. – Versterkte samenwerking tussen RVO en netbeheerders. Als concrete maatregel gaat per 1 april a.s. de subsidieregeling Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) van start om grootverbruikers te ondersteunen bij het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. De Tweede Kamer is bij brief van 19 februari geïnformeerd over deze regeling 20 . Daarnaast is uit het stimuleringsprogramma energiehubs in 2024 en 2025 € 17,5 mln. per jaar beschikbaar gesteld voor ondersteuning van initiatieven voor energiehubs voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoeken of het verkrijgen van de juiste vergunningen. Sectorale aanpak In lijn met het advies van de heer Schouw zet het kabinet in op een sectorale aanpak om bedrijven en instellingen te helpen met het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. In november 2024 hebben de Waterschappen als eerste een sectorovereenkomst netcongestie gesloten met Netbeheer Nederland en het Ministerie van KGG. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en KGG zijn op dit moment in overleg met partijen uit de OV sector en netbeheerders. Doel van deze gesprekken is te komen tot een gezamenlijke aanpak van netcongestie in het openbaar vervoer. Uit een studie naar de mogelijkheden in de bedrijfsvoering van verschillende economische sectoren en gesprekken van VNO-NCW en MKB-Nederland met hun leden zijn drie aanvullende sectoren naar voren gekomen waarmee verkennende gesprekken worden gestart: glastuinbouw, levensmiddelenindustrie en metaal & metaalbewerking. Kennisfunctie Bij de RVO wordt de kennisfunctie netcongestie ingericht om bestaande oplossingen en mogelijkheden breed beschikbaar te stellen aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. De RVO heeft brede kennis van regelingen en subsidies omtrent de verduurzaming van de energievoorziening die tevens bijdragen aan het verlichten van congestie. Uit onderzoek van MKB-Nederland is gebleken dat ondernemers van alle kanalen die zij raadplegen het meest tevreden zijn over RVO. Bij veel ondernemers leven vragen over het delen van energie met bijvoorbeeld cable pooling of een energiehub. Ook de informatie over de kansen en mogelijkheden die daarvoor zijn komt binnen de kennisfunctie beschikbaar. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de toezegging aan het Eerste Kamerlid Crone (GL-PvdA) in het debat over de Energiewet op 3 december. 2.3 Beter Benutten Kleinverbruikers Ook de belasting van de laagspanningsnetten, waar kleinverbruikers zoals huishoudens, scholen, winkels, horeca en andere mkb bedrijven op zijn aangesloten, neemt toe. In de actielijn Beter Benutten Kleinverbruikers werkt het LAN aan een toekomstbestendig systeem waarin kleinverbruikers slim en efficiënt gebruik maken van het laagspanningsnet. De focus ligt daarbij op: 1. Het stimuleren van de uitrol van slimme apparaten op het gebied van wonen en mobiliteit. 2. Communicatie en draagvlak zodat kleinverbruikers handvatten krijgen om hun piekverbruik af te vlakken. 3. Inrichten van de juiste financiële prikkels met de invoering van een nieuw systeem van nettarieven zodat beter benutten van het net loont. 4. Implementatie van netbescherming, om de effecten van onverwachte pieken zoveel mogelijk te beperken. De gezamenlijke netbeheerders zullen in de zomer van 2025 een ontwerp codevoorstel gereed hebben voor alternatieve nettarieven voor kleinverbruikers, op basis van het onderzoek van Berenschot van oktober 2024 21 . Het ontwerp wordt vervolgens door de gezamenlijke netbeheerders omgezet in een concept codevoorstel, dat bij ACM ingediend zal worden. De ACM zal het concept consulteren en uiteindelijk een codewijziging vaststellen. Bij opstellen van dit codevoorstel besteden netbeheerders en de ACM bijzondere aandacht aan de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid voor burgers, zoals de Tweede Kamer met de motie-Postma/ Flach 22 heeft benadrukt. De invoering van dit nieuwe systeem op alle onderdelen kost tijd en zal op zijn vroegst in 2028 kunnen worden voltooid. Daarom wordt doorlopend gezocht naar maatregelen die verlichting kunnen bieden op de korte termijn. Stroomnettchecker De regionale netbeheerders Enexis, Liander en Stedin hebben onlangs een stroomnetchecker gepubliceerd op hun websites. Hiermee kunnen huishoudens en andere partijen met een kleinverbruik-aansluiting op basis van hun postcode en huisnummer een indicatie krijgen van de lokale situatie op het stroomnet en de kans dat zij langer moeten wachten, in het geval dat het stroomnet in de buurt eerst moet worden uitgebreid. Dit helpt hen om vooraf beter te plannen welke verduurzamende maatregelen ze kunnen nemen. Inpassing van thuisbatterijen Het afgelopen jaar is het aantal kleinschalige batterijen sterk gegroeid. Thuisbatterijen hebben de potentie om netcongestie te verminderen, maar kunnen de belasting op het net ook juist vergroten. Om deze reden sluiten netbeheerders, marktpartijen en KGG binnenkort een convenant waarin wordt voorkomen dat kleinschalige batterijen laden of ontladen op momenten dat dit netcongestie verergert. Batterijen die voldoen aan de afspraken kunnen worden voorzien van een keurmerk. Daarmee wordt een eerste stap gezet voor de congestiepositieve inzet van deze batterijen. Slim laden elektrische voertuigen Het slim laden van elektrische voertuigen maakt vraagsturing en tijdelijke opslag van elektriciteit via de batterijen van elektrische voertuigen mogelijk. Elektrische voertuigen leiden tot extra elektriciteitsvraag, maar kunnen ook bijdragen aan het voorkomen en dempen van piekbelastingen. Dit kan voordelen opleveren voor zowel eigenaren van elektrische auto s als voor het elektriciteitsnetwerk. De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) heeft een nationaal opschalingsprogramma Slim Laden Voor Iedereen (SLVI) vormgegeven om in samenwerking met betrokkenen uit de laadketen, de landelijke opschaling van slim laden te realiseren. Het SLVI-kader is verwerkt in de handreiking condities netbewust laden voor publieke laadpalen. De landelijke implementatie van netbewust laden via deze handreiking is een van de acties uit het landelijk SLVI-actieplan en onderdeel van het LAN. De implementatie loopt op schema en is naar verwachting eind dit jaar gereed. Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheid voor regionaal maatwerk in netcongestiegebieden. Binnenkort ondertekenen netbeheerder Stedin en de laadpaalexploitanten (Charge Point Operators, CPO s) in de provincie Utrecht hierover een intentieverklaring. Het terugschakelen van publieke laadpalen tijdens piekmomenten is een van de maatregelen waarmee ruimte ontstaat op het elektriciteitsnet in dit gebied. Het streven is dat netbeheerder Stedin vóór de zomer van 2025 capaciteitgebonden contracten sluit met de laadpaalexploitanten in Utrecht en voor dit congestiemanagement een passende compensatievergoeding overeenkomt. Het Ministerie van IenW voert de regie en werkt samen met de NAL-regio s, het Ministerie van KGG en de ACM om dit proces te bewaken en waar nodig bij te sturen. Tevens heeft de afgelopen winter in het verzorgingsgebied van Enexis en Liander met tussenkomst van marktpartijen Eneco eMobility, Vattenfall en ANWB een succesvolle proef met netbewust thuisladen bij zo n 400 huishoudens plaatsgevonden. Hierbij is een significante reductie in het laadvermogen tijdens piekmomenten gerealiseerd. Op basis van de positieve leerervaringen hebben de netbeheerders Enexis, Liander en Stedin met energieleveranciers Eneco, Essent en Vattenfall de intentie uitgesproken om dit concept voor het einde van 2025 op grotere schaal te toetsen. Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) Begin 2024 bleek dat de congestiesituatie in de regio Flevopolder, Gelderland en Utrecht (FGU-gebied) bijzonder urgent is en ook kleinverbruikers kan raken. Om dit te voorkomen zijn aanvullende regionale maatregelen afgesproken tussen de betrokken netbeheerders, provincies, en de Ministeries van IenW, VRO en KGG 23 . Een deel van de maatregelen is erop gericht om de piekvraag op de laagspanningsnetten te reduceren. In deze regio wordt gestart met netbewust bouwen, waarin met technische oplossingen de netbelasting wordt beperkt. Zoals hiervoor toegelicht worden daarnaast maatwerkafspraken gemaakt met aanbieders van publieke laadpalen. Zoals besproken in het Tweeminutendebat Netcongestie van 6 maart jl. wordt ook specifiek gekeken naar de mogelijkheden van lokale opwek. In Flevoland worden bijvoorbeeld de mogelijkheden van wind, zon en batterijen in kaart gebracht. Deze regionale maatregelen zijn als nieuwe acties opgenomen in het LAN, zodat de acties aansluiten bij de overkoepelende aanpak voor kleinverbruikers en de lessen en ervaringen met het FGU-gebied meegenomen worden bij de mogelijke toepassing van deze maatregelen in andere regio's of nationaal. 3. Slimmer Inzicht Met het bieden van inzicht in de netsituatie wordt bijgedragen aan de andere actielijnen en wordt de duidelijkheid gegeven die nodig is om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen over bijvoorbeeld woningbouwprojecten of investeringen door bedrijven of organisaties. De transportcapaciteitskaart 24 wordt met regelmaat aangevuld met nieuwe inzichten en functionaliteiten, in samenwerking met stakeholders binnen het LAN. Dit zijn meer dan 25 organisaties waaronder VNO-NCW/ MKB, VNG, IPO en VEMW. Onlangs zijn de geplande netuitbreidingen per zogenoemd voedingsgebied op hoog- en middenspanningsniveau toegevoegd; in het 2 e kwartaal 2025 volgt een meerjarige vooruitblik; vanaf het 3 e kwartaal 2025 wordt in stappen informatie toegevoegd over de fasering van netuitbreidingen per voedingsgebied en wordt er meer inzicht gegeven in de belasting van het net in de tijd; in de eerste helft van 2026 volgt meer inzicht in de plannings (on)zekerheden van de netuitbreiding. Dit alles geeft steeds betere indicatie van het moment dat er in een voedingsgebied extra transportcapaciteit aangeboden kan worden aan klanten op de wachtlijst. Op deze wijze wordt meer transparantie geboden aan grootverbruikers zodat zij tijdige investeringsbeslissingen kunnen nemen over verduurzaming en uitbreiding. Hiermee is uitvoering gegeven aan de toezegging in het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. om nadere informatie te geven over transparantie en informatievoorziening voor ondernemers rond netcongestie 25 . Tot slot Alle samenwerkingspartners en het kabinet werken op uiteenlopende gebieden hard aan de aanpak van netcongestie en het beperken van de gevolgen. Alle grote en kleinere acties op het gebied van sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht zijn nodig om deze uitdaging het hoofd te bieden. Ondanks dat zal netcongestie in de komende jaren nog tot beperkingen blijven leiden. Het kabinet blijft zoeken naar manieren om extra stappen te zetten en verlichting te bieden waar dat kan. Het kabinet doet dit in constructief overleg met het parlement, medeoverheden en maatschappelijke organisaties. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 Kamerstuk 32 813, nr. 1416 X Noot 2 Kamerstuk 32 847, nr. 1237 X Noot 3 Kamerstuk 32 637, nr. 662 X Noot 4 Kamerstuk 29 023, nr. 553 X Noot 5 Zie voor de eerste editie van juni: Kamerstuk 29 023, nr. 515 X Noot 6 brief netcongestie van 21 november 2024, Kamerstuk 29 023, nr. 525 en brief Appreciatie rapport onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom , Kamerstuk 29 023, nr. 527 X Noot 7 Kamerstuk 29 826, nr. 217 X Noot 8 Kamerstuk 36 512, nr. 11 X Noot 9 Kamerstuk 29 826, nr. 201 X Noot 10 TZ202502-194 X Noot 11 Kamerstuk 29 023, nr. 514 X Noot 12 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat X Noot 13 Zie Nationaal Programma Energiesysteem, Kamerstuk 32 813 nr. 1319 X Noot 14 Kamerstuk 29 023, nr. 527 X Noot 15 https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers X Noot 16 TZ202502-197 X Noot 17 https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken X Noot 18 Energie Nederland, VEMW, NBNL, VNO-NCW, MKB Nederland, NVDE, Holland Solar en Energy Storage NL. X Noot 19 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf X Noot 20 Kamerstuk 29 023, nr. 535 X Noot 21 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik X Noot 22 Kamerstuk 29 023, nr. 541 X Noot 23 Kamerstuk 29 023, nr. 510 X Noot 24 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ X Noot 25 TZ202502-196 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
24-03-2025 14:19:40 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie AC BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 maart 2025 De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de ambities van het kabinet voor economische groei en werkgelegenheid, de verduurzaming van bedrijven, organisaties en mobiliteit, en de bouw van woningen. Het is een knelpunt op weg naar een betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening, waarbij we minder afhankelijk zijn van andere landen en die duurzaam en schoon is. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) 1 blijkt dat de aanpak van netcongestie één van de essentiële randvoorwaarden is om de reductiedoelen voor klimaatemissies binnen bereik te houden. De vraag naar transportcapaciteit van elektriciteit groeit nog altijd sneller dan het aanbod. In nagenoeg het hele land komen grootverbruikers (bedrijven en instellingen) die een nieuwe of zwaardere stroomaansluiting willen op een wachtlijst. Ook op de laagspanningsnetten dreigt in de komende jaren overbelasting, met mogelijke gevolgen voor kleinverbruikers zoals huishoudens. Het kabinet neemt daarom regie op de aanpak van netcongestie en werkt aan handelingsperspectief voor bedrijven en organisaties die hierdoor moeite hebben om uitbreiding en verduurzaming te realiseren. Hiervoor is (cijfermatig) inzicht in de situatie en voortgang van groot belang. Dit inzicht groeit, zoals blijkt uit bijgevoegde tweede voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal nieuwe aansluitingen daalt en de wachtrij voor grootverbruikers groeit, maar ook dat de bouw wordt versneld, met name aan de middenspanningsruimtes ( trafohuisjes ). Verder is zichtbaar dat het aantal gesloten flexibele contracten is toegenomen. Aanpak netcongestie Het kabinet pakt netcongestie aan in verschillende programma s. Het zwaartepunt ligt bij het LAN waarin het kabinet samenwerkt met netbeheerders, ACM, medeoverheden en marktpartijen. Daarnaast wordt met aanpalende samenwerkingsprogramma s bijgedragen aan de aanpak van netcongestie, zoals het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren Energiesysteem, Programma EnergieHoofdstructuur (PEH) en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Deze programma s rapporteren separaat over hun planning en voortgang. Oplossingsrichtingen met ruimtelijke implicaties worden meegenomen in de nieuwe Nota Ruimte en programma NOVEX. Binnen het kabinet worden de onderlinge samenhang en afhankelijkheden van de verschillende programma s geborgd. Verder was netcongestie een belangrijk gespreksonderwerp op de Woontop en de OndernemersTop van december 2024. Op de Woontop zijn door de Minister van VRO onder meer afspraken gemaakt over netbewust bouwen, waarmee wordt gestart in de congestieregio Flevopolder-Gelderland-Utrecht 2 . De input die op de OndernemersTop is opgehaald neemt de Minister van EZ mee bij de uitwerking van het Pact Ondernemingsklimaat 3 . Op 7 maart jl. is het rapport van het IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur opgeleverd, dat ingaat op de financiering en verdeling van de kosten van de noodzakelijke uitbreiding van het net, en betere benutting van het net 4 . Het kabinet zal gelijktijdig met de Voorjaarsnota inhoudelijk op dit rapport reageren. In het LAN zijn op dit moment ruim honderd concrete acties opgenomen. Deze brief en de bijgevoegde voortgangsrapportage van het LAN vormen samen de tweede brede rapportage aan het parlement over de voortgang van de aanpak van netcongestie 5 . Op onderdelen is de Kamer in de tussentijd separaat geïnformeerd 6 . Dit najaar verschijnt een update van de netbeheerders van de ontwikkeling van flexibiliteit en wachtrijen. In het voorjaar van 2026 ontvangt de Kamer weer een rapportage over de algehele voortgang van de aanpak van netcongestie, waaronder het LAN. Deze brief bevat een toelichting op de voortgang en vooruitzichten van de aanpak van netcongestie langs de drie actielijnen van het LAN: Sneller Bouwen, Beter Benutten en Slimmer Inzicht. 1. Sneller Bouwen De noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet is een immense bouwopgave. Daar gaat iedereen wat van merken in woonwijken en het landschap. Tot 2040 moeten er ruim 50.000 transformatorhuisjes, meer dan 100.000 kilometer kabel en honderden hoogspanningsstations bij komen. Deze uitdaging vereist een vernieuwende werkwijze van alle betrokken partijen. De uitstoot van stikstof en de krappe arbeidsmarkt vormen daarbij aanvullende knelpunten. Het kabinet werkt in het LAN samen met netbeheerders en medeoverheden aan het wegnemen van barrières en het versnellen van de uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur. Lopende acties Sneller Bouwen De realisatie van aanvullende transportcapaciteit wordt versneld met o.a.: Kortere procedures: Het kabinet optimaliseert procedures met aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase, die beide een tijdwinst tot 1,5 jaar kunnen opleveren. Voor meer informatie over deze en andere versnellingsmaatregelen verwijst het kabinet naar de laatste MIEK-voortgangsbrief 7 . Het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting vormt de grondslag voor de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang. Recent is de tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden. Daarbij heeft het kabinet de wenselijkheid van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel door het parlement onderstreept 8 . Voldoende capaciteit medeoverheden: Bij provincies en gemeenten is voor projecten vaak slechts beperkt personeel beschikbaar met expertise op het gebied van ruimtelijke ordening, wat de voortgang kan hinderen. Om hen tijdelijk te ondersteunen wordt een vliegende brigade opgericht, een expertpool energie-infrastructuur. Daarbij wordt voortgebouwd op de bestaande expertpool MIEK-PEH. De komende maanden wordt de precieze inrichting van de expertpool bepaald. Standaard werkwijzen en methodes mbt grond Begin januari is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het proces voor het vaststellen van grondprijzen te vereenvoudigen en standaardiseren. Dit kan de ruimte voor discussie in het onderhandelproces over de aankoop van grond voor hoog- en middenspannings elektriciteitsinfrastructuur verkleinen. Dit scheelt per project enkele maanden. De resultaten worden in de zomer verwacht. Daarnaast werkt de onafhankelijk coördinator Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten, Stephan Brandligt, aan standaardisering van afspraken over de grond voor het plaatsen van transformatorhuisjes, de zogenoemde zekerheidsstelling , om vertraging te voorkomen. Binnenkort wordt een modelovereenkomst gepubliceerd waarin de belangen van zowel netbeheerder als gemeenten juridisch zijn geborgd. Stikstof De uitstoot van stikstof is een doorlopende uitdaging voor bouwprojecten, zo ook voor energie-infrastructuurprojecten. Zoals in de laatste MIEK-brief 9 is toegelicht, onderzoekt het kabinet als voorkeursoptie de toepassing van een zogenoemde adc-toets. Het doel is om zowel zekerheid te bieden aan initiatiefnemers (houdbare vergunningen) als bij te dragen aan de nationale doelen voor vermindering van stikstof- en CO 2 -uitstoot. Daartoe is met netbeheerders een actualisatie gestart van het OSES (Onderzoek samenhang Energietransitie en stikstof in de industrie) van februari 2024. Het kabinet verwacht de resultaten in het tweede kwartaal van 2025. De recente rechterlijke uitspraken rondom Amercentrale/ Rendac en Greenpeace hebben niet direct invloed op deze voorkeursoptie van het kabinet, omdat deze niet uitgaat van intern salderen. Belangrijkste ontwikkelingen en vervolgacties Het kabinet werkt samen met de LAN-partners aan aanvullende maatregelen om de bouwopgave tijdig te behalen. Dit is een zoektocht naar de balans tussen enerzijds maximale impact op de realisatie van netwerkcapaciteit en anderzijds het belang van inspraak- en beroepsmogelijkheden, en andere maatschappelijke ambities en uitdagingen zoals woningbouw en defensie die ook in de schaarse ruimte moeten worden ingepast. Op dit moment worden onder meer de volgende mogelijkheden verkend: Koepelvergunningen Begin januari is aanvullend onderzoek gestart naar de mogelijkheden om vergunningsprocedures te versnellen met een methodiek zoals koepelvergunningen, waarbij meerdere vergunningen voor energie-infrastructuur gelijktijdig worden verleend. De resultaten worden in de zomer verwacht. Sneller trechteren locaties Minder locatie-alternatieven vermindert de onderzoekslast voor netbeheerders en kan kortere procedures mogelijk maken. Deze versnelling kan echter schuren met de wens om meerdere locatie-alternatieven die zijn aangedragen door bewoners zo lang mogelijk mee te nemen in de procedure. Het kabinet verkent met de provincies wat op dit punt met bestuurlijke afspraken kan worden versneld. Dit zou bij grote projecten enkele maanden of meer tijdwinst kunnen opleveren. Onderinvesteringen netbeheerders In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is nadere informatie toegezegd over de onderinvesteringen van de netbeheerders 10 . De ACM heeft begin 2024 een melding van onderinvesteringen gedaan. De ACM concludeerde op basis van haar toets op de investeringsplannen (IP s) dat netbeheerders niet in voldoende mate kunnen voorzien in de huidige en/ of toekomstige behoefte aan transportcapaciteit. De Kamer is hierover bij brief van 21 mei 2024 geïnformeerd 11 . De groei van de vraag naar capaciteit op het elektriciteitsnet overstijgt de mogelijk-heden om hier tijdig infrastructuur voor aan te leggen. Dit wordt het maakbaarheidsgat genoemd. Dit wordt veroorzaakt door diverse knelpunten, zoals het gebrek aan arbeidscapaciteit, de lange doorlooptijden voor de vereiste vergunningen, de ruimtelijke inpassing van grotere uitbreidingsprojecten en de beschikbaarheid van kritische materialen en componenten. In opdracht van Netbeheer Nederland is begin 2024 berekend dat tot 2030 ongeveer € 65 mld. aan investeringen in netuitbreiding nodig is, waarvan € 46,5 mld. geldt als maakbaar , wat betekent dat er een maakbaarheidsgat is van 28% tot 2030. Het gehele onderzoeksrapport is te vinden op de website van Netbeheer Nederland 12 . De melding van onderinvesteringen van de ACM betekent niet dat netbeheerders geld op de plank laten liggen, maar dat ze niet voldoende transportcapaciteit tijdig kunnen realiseren, met netcongestie en wachtrijen tot gevolg. Dit gat moet dus zo snel mogelijk worden gedicht. Begin 2026 publiceren de netbeheerders een nieuwe versie van de IP s. Hierbij zullen zij nader ingaan op de huidige omvang van het maakbaarheids-probleem en hoe dit zo veel mogelijk wordt ingelopen. In de eerste helft van 2026 zal het kabinet de Kamer per brief informeren over de toets van de ACM en het Ministerie van KGG op de IP s van 2026 en daarbij ook ingaan op de stand van zaken rond het maakbaarheidsgat. 2. Beter Benutten Naast uitbreiding van de fysieke capaciteit van het elektriciteitsnet is betere benutting van het net van cruciaal belang voor de aanpak van netcongestie. Het realiseren van meer flexibiliteit is bovendien essentieel voor het energiesysteem van de toekomst 13 . Het net is slechts een deel van de tijd vol . Door het elektriciteitsgebruik beter te spreiden worden de gevolgen van netcongestie verminderd en kunnen meer gebruikers worden aangesloten. Hierover heeft de bestuurlijk aanjager, Gerard Schouw, in november een aantal adviezen uitgebracht dat het kabinet grotendeels opvolgt als aanvulling op de netcongestie-aanpak 14 . Het LAN bevordert betere benutting langs drie lijnen: 1. Beter benutten mogelijk maken: het scheppen van (juridische) randvoorwaarden door de ontwikkeling van alternatieve contractvormen en mogelijkheden voor congestiemanagement uit te breiden. 2. Beter benutten bedrijven en instellingen: ondersteuning voor grootverbruikers om meer flexibel worden in hun elektriciteitsgebruik. 3. Beter benutten kleinverbruikers: het bieden van handvatten aan huishoudens en andere kleine verbruikers om efficiënt gebruik te maken van het laagspanningsnet. Ook de thema s wonen en mobiliteit vallen binnen dit onderdeel. 2.1 Beter Benutten Mogelijk Maken Binnen de LAN-actielijn Beter Benutten Mogelijk Maken werken het Rijk, de ACM, netbeheerders en andere belanghebbenden aan het creëren en uitrollen van instrumenten die betere benutting van het elektriciteitsnet mogelijk maken. Een volledig overzicht van afgeronde en lopende acties is opgenomen in de bijgevoegde voortgangsrapportage. Belangrijkste ontwikkelingen Inwerkingtreding tijdsafhankelijke tarieven hoogspanningsnet Op het Tennet-net gelden per 1 januari jl. tijdstipafhankelijke nettarieven. Hiermee worden grootverbruikers op het landelijk hoogspanningsnet met een financiële prikkel gestimuleerd (een deel van) hun verbruik naar momenten buiten de piek te verplaatsen. Nieuwe contractvormen Nieuw ontwikkelde contractvormen voor congestiemanagement en alternatieve transportrechten zijn juridisch gereed. Deze worden door de netbeheerders verder geïmplementeerd en uitgerold. • Tijdsblokgebonden contract: Uiterlijk eind 2025 kunnen alle regionale netbeheerders het nieuwe tijdsblokgebonden contract aanbieden. Hiermee kunnen grootverbruikers een contract krijgen waarmee ze een vast deel van de dag of een vaste periode van het jaar transportcapaciteit krijgen in ruil voor een korting op hun nettarieven. Tot die tijd worden door de netbeheerders op pilotbasis al contracten afgesloten. Op dit moment lopen er 42 van dit soort pilots. • Tijdsduurgebonden contract: Vanaf 1 oktober zal landelijk netbeheerder Tennet het tijdsduurgebonden contract breed gaan aanbieden waar daar ruimte voor is op het net. Hiermee kan de netbeheerder een bepaald percentage van de tijd de transportcapaciteit beperken (minimaal 24 uur vooraf aangekondigd) in ruil voor korting op de nettarieven. Het tijdsduurgebonden contract wordt nu in de vorm van de ATR85 aangeboden, waarbij partijen tenminste 85% van de tijd beschikken over de volledige transportcapaciteit. Afgelopen jaar is het eerste contract met een grootschalige batterij afgesloten. Met deze en andere alternatieve contractvormen kunnen in congestiegebieden alsnog netgebruikers worden aangesloten. Uitrol nieuwe contracten Als nieuwe actie van het LAN zet het kabinet zich met netbeheerders en marktpartijen in om uitrol van nieuwe contractvormen bij bedrijven en organisaties sneller te realiseren. Hierbij zal het kabinet aandacht hebben voor het identificeren van verbeterkansen van de nieuwe instrumenten. Om hen te helpen bij het vinden van een passende oplossing voor hun netcongestieproblematiek heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een wegwijzer gepubliceerd waarin de verschillende contractvormen verwerkt zijn 15 . Zwaarder belasten elektriciteitsnet Het Ministerie van KGG en de ACM onderzoeken in samenwerking met de netbeheerders de mogelijkheden om het elektriciteitsnet op een verantwoorde manier zwaarder te belasten, zoals ook geadviseerd door de bestuurlijk aanjager slim met stroom, Gerard Schouw. Streven is meer partijen aan te sluiten, zonder dat daar investeringen in uitbreiding van het net voor nodig zijn. De netbeheerders passen dit waar mogelijk al toe. Zo wordt bij netbelasting al rekening gehouden met temperatuurverschillen tussen zomer en winter, die effect hebben op de maximale transportcapaciteit. Zwaarder belasten van het elektriciteitsnet is niet zonder risico, bijvoorbeeld omdat de kans op een storing toeneemt. Het onderzoek moet inzicht geven in hoe de limieten van het elektriciteitsnet worden bepaald, welke verschillende manieren er zijn om het net zwaarder te belasten, wat de consequenties daarvan kunnen zijn en met welke beleidsopties het kabinet of de ACM desgewenst hierop kan sturen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de loop van dit jaar gefaseerd bekend worden en zo mogelijk geïmplementeerd. Analyse bestaand instrumentarium Het kabinet identificeert de komende maanden de kansen en impact voor netcongestie van het huidige subsidie-instrumentarium, eveneens een advies van de heer Schouw. De aanbevelingen kunnen leiden tot aanpassingen binnen dit instrumentarium om eventuele negatieve effecten op netcongestie te verkleinen of juist een positieve impact te realiseren. Flexibele opwek Bestaande gascentrales en wkk s spelen op plekken al een belangrijke rol in het verlichten van netcongestie op piekmomenten. De vraag naar inzet van lokale flexibele opwek zal door netcongestie tijdelijk verder toenemen, totdat structurele netverzwaring is voltooid. Gasgestookte installaties worden ondertussen in toenemende mate vervangen door hernieuwbare energiebronnen, waardoor het aanbod van flexibele opwek daalt. Binnen het LAN is een actie gestart met de netbeheerders, in nauwe samenwerking met de ACM, om het overzicht van het bestaande vermogen te verbeteren en te verbinden aan de gewenste inzet voor het verminderen of voorkomen van netcongestie in specifieke netdelen. Het doel is om deze verkenning in het tweede kwartaal van 2025 af te ronden. Maatschappelijk prioriteringskader ACM In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is een update toegezegd van de stand van zaken van het prioriteringskader van de ACM 16 . Netbeheerders zijn sinds 1 oktober 2024 verplicht om in congestiegebieden het maatschappelijk prioriteringskader 17 toe te passen. Met het kader kunnen partijen die vallen binnen de categorieën congestieverzachter, veiligheid of basisbehoefte, voorrang aanvragen bij de netbeheerder. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 11 maart jl. uitspraak gedaan in meerdere zaken over het prioriteringskader. Hieruit blijkt dat de ACM zelfstandig bevoegd is het kader vast te stellen, maar dat het huidige kader onvoldoende is onderbouwd. De drinkwatervoorziening is verplaatst van de categorie basisbehoeften naar de categorie veiligheid. De ACM bestudeert de uitspraak met het oog op te zetten vervolgstappen. Tot 1 januari 2026 zal het huidige prioriteringskader van kracht blijven. De ACM acht het van belang dat partijen met een groot maatschappelijk belang ook volgend jaar voorrang kunnen krijgen. 2.2 Beter Benutten Bedrijven & Instellingen Met de actielijn Beter Benutten Bedrijven en Instellingen werkt het LAN aan het bieden van handelingsperspectief bij belemmeringen door netcongestie. Hoewel er aanzienlijke potentie is voor flexibiliteit in Nederland, ziet het LAN nog belemmeringen voor de opschaling, met name: – Gebrek aan inzicht in benodigde flexibiliteit in een gebied; – Onzekerheid over kosten, baten en de businesscase; – Versnipperde kennis en technische complexiteit; – Capaciteitsgebrek bij netbeheerders, wat leidt tot lange doorlooptijden voor totstandkoming van nieuwe contracten. Aan de hand van deze knelpunten is met de betrokken brancheverenigingen 18 de rapportage Flexibilisering van Elektriciteitsverbruik door bedrijven en instellingen opgeleverd. Deze rapportage met beleidsacties, knelpunten en status is beschikbaar op de RVO-website 19 en gaat als bijlage bij deze brief. De volgende acties zijn toegevoegd aan het actieprogramma: – Sectorale aanpak om bedrijven en instellingen gericht te ondersteunen. – Kennisfunctie netcongestie voor beter inzicht in uitdagingen en oplossingen. – Verbetering van inzicht in toekomstige flexibiliteitsbehoeften. – Harmonisatie van processen en werkwijzen tussen regionale en landelijke netbeheerders. – Monitoring van flexibiliteitsontwikkelingen. – Evaluatie van bestaande regelingen en waar nodig verbetering. – Versterkte samenwerking tussen RVO en netbeheerders. Als concrete maatregel gaat per 1 april a.s. de subsidieregeling Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) van start om grootverbruikers te ondersteunen bij het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. De Tweede Kamer is bij brief van 19 februari geïnformeerd over deze regeling 20 . Daarnaast is uit het stimuleringsprogramma energiehubs in 2024 en 2025 € 17,5 mln. per jaar beschikbaar gesteld voor ondersteuning van initiatieven voor energiehubs voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoeken of het verkrijgen van de juiste vergunningen. Sectorale aanpak In lijn met het advies van de heer Schouw zet het kabinet in op een sectorale aanpak om bedrijven en instellingen te helpen met het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. In november 2024 hebben de Waterschappen als eerste een sectorovereenkomst netcongestie gesloten met Netbeheer Nederland en het Ministerie van KGG. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en KGG zijn op dit moment in overleg met partijen uit de OV sector en netbeheerders. Doel van deze gesprekken is te komen tot een gezamenlijke aanpak van netcongestie in het openbaar vervoer. Uit een studie naar de mogelijkheden in de bedrijfsvoering van verschillende economische sectoren en gesprekken van VNO-NCW en MKB-Nederland met hun leden zijn drie aanvullende sectoren naar voren gekomen waarmee verkennende gesprekken worden gestart: glastuinbouw, levensmiddelenindustrie en metaal & metaalbewerking. Kennisfunctie Bij de RVO wordt de kennisfunctie netcongestie ingericht om bestaande oplossingen en mogelijkheden breed beschikbaar te stellen aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. De RVO heeft brede kennis van regelingen en subsidies omtrent de verduurzaming van de energievoorziening die tevens bijdragen aan het verlichten van congestie. Uit onderzoek van MKB-Nederland is gebleken dat ondernemers van alle kanalen die zij raadplegen het meest tevreden zijn over RVO. Bij veel ondernemers leven vragen over het delen van energie met bijvoorbeeld cable pooling of een energiehub. Ook de informatie over de kansen en mogelijkheden die daarvoor zijn komt binnen de kennisfunctie beschikbaar. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de toezegging aan het Eerste Kamerlid Crone (GL-PvdA) in het debat over de Energiewet op 3 december. 2.3 Beter Benutten Kleinverbruikers Ook de belasting van de laagspanningsnetten, waar kleinverbruikers zoals huishoudens, scholen, winkels, horeca en andere mkb bedrijven op zijn aangesloten, neemt toe. In de actielijn Beter Benutten Kleinverbruikers werkt het LAN aan een toekomstbestendig systeem waarin kleinverbruikers slim en efficiënt gebruik maken van het laagspanningsnet. De focus ligt daarbij op: 1. Het stimuleren van de uitrol van slimme apparaten op het gebied van wonen en mobiliteit. 2. Communicatie en draagvlak zodat kleinverbruikers handvatten krijgen om hun piekverbruik af te vlakken. 3. Inrichten van de juiste financiële prikkels met de invoering van een nieuw systeem van nettarieven zodat beter benutten van het net loont. 4. Implementatie van netbescherming, om de effecten van onverwachte pieken zoveel mogelijk te beperken. De gezamenlijke netbeheerders zullen in de zomer van 2025 een ontwerp codevoorstel gereed hebben voor alternatieve nettarieven voor kleinverbruikers, op basis van het onderzoek van Berenschot van oktober 2024 21 . Het ontwerp wordt vervolgens door de gezamenlijke netbeheerders omgezet in een concept codevoorstel, dat bij ACM ingediend zal worden. De ACM zal het concept consulteren en uiteindelijk een codewijziging vaststellen. Bij opstellen van dit codevoorstel besteden netbeheerders en de ACM bijzondere aandacht aan de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid voor burgers, zoals de Tweede Kamer met de motie-Postma/ Flach 22 heeft benadrukt. De invoering van dit nieuwe systeem op alle onderdelen kost tijd en zal op zijn vroegst in 2028 kunnen worden voltooid. Daarom wordt doorlopend gezocht naar maatregelen die verlichting kunnen bieden op de korte termijn. Stroomnettchecker De regionale netbeheerders Enexis, Liander en Stedin hebben onlangs een stroomnetchecker gepubliceerd op hun websites. Hiermee kunnen huishoudens en andere partijen met een kleinverbruik-aansluiting op basis van hun postcode en huisnummer een indicatie krijgen van de lokale situatie op het stroomnet en de kans dat zij langer moeten wachten, in het geval dat het stroomnet in de buurt eerst moet worden uitgebreid. Dit helpt hen om vooraf beter te plannen welke verduurzamende maatregelen ze kunnen nemen. Inpassing van thuisbatterijen Het afgelopen jaar is het aantal kleinschalige batterijen sterk gegroeid. Thuisbatterijen hebben de potentie om netcongestie te verminderen, maar kunnen de belasting op het net ook juist vergroten. Om deze reden sluiten netbeheerders, marktpartijen en KGG binnenkort een convenant waarin wordt voorkomen dat kleinschalige batterijen laden of ontladen op momenten dat dit netcongestie verergert. Batterijen die voldoen aan de afspraken kunnen worden voorzien van een keurmerk. Daarmee wordt een eerste stap gezet voor de congestiepositieve inzet van deze batterijen. Slim laden elektrische voertuigen Het slim laden van elektrische voertuigen maakt vraagsturing en tijdelijke opslag van elektriciteit via de batterijen van elektrische voertuigen mogelijk. Elektrische voertuigen leiden tot extra elektriciteitsvraag, maar kunnen ook bijdragen aan het voorkomen en dempen van piekbelastingen. Dit kan voordelen opleveren voor zowel eigenaren van elektrische auto s als voor het elektriciteitsnetwerk. De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) heeft een nationaal opschalingsprogramma Slim Laden Voor Iedereen (SLVI) vormgegeven om in samenwerking met betrokkenen uit de laadketen, de landelijke opschaling van slim laden te realiseren. Het SLVI-kader is verwerkt in de handreiking condities netbewust laden voor publieke laadpalen. De landelijke implementatie van netbewust laden via deze handreiking is een van de acties uit het landelijk SLVI-actieplan en onderdeel van het LAN. De implementatie loopt op schema en is naar verwachting eind dit jaar gereed. Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheid voor regionaal maatwerk in netcongestiegebieden. Binnenkort ondertekenen netbeheerder Stedin en de laadpaalexploitanten (Charge Point Operators, CPO s) in de provincie Utrecht hierover een intentieverklaring. Het terugschakelen van publieke laadpalen tijdens piekmomenten is een van de maatregelen waarmee ruimte ontstaat op het elektriciteitsnet in dit gebied. Het streven is dat netbeheerder Stedin vóór de zomer van 2025 capaciteitgebonden contracten sluit met de laadpaalexploitanten in Utrecht en voor dit congestiemanagement een passende compensatievergoeding overeenkomt. Het Ministerie van IenW voert de regie en werkt samen met de NAL-regio s, het Ministerie van KGG en de ACM om dit proces te bewaken en waar nodig bij te sturen. Tevens heeft de afgelopen winter in het verzorgingsgebied van Enexis en Liander met tussenkomst van marktpartijen Eneco eMobility, Vattenfall en ANWB een succesvolle proef met netbewust thuisladen bij zo n 400 huishoudens plaatsgevonden. Hierbij is een significante reductie in het laadvermogen tijdens piekmomenten gerealiseerd. Op basis van de positieve leerervaringen hebben de netbeheerders Enexis, Liander en Stedin met energieleveranciers Eneco, Essent en Vattenfall de intentie uitgesproken om dit concept voor het einde van 2025 op grotere schaal te toetsen. Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) Begin 2024 bleek dat de congestiesituatie in de regio Flevopolder, Gelderland en Utrecht (FGU-gebied) bijzonder urgent is en ook kleinverbruikers kan raken. Om dit te voorkomen zijn aanvullende regionale maatregelen afgesproken tussen de betrokken netbeheerders, provincies, en de Ministeries van IenW, VRO en KGG 23 . Een deel van de maatregelen is erop gericht om de piekvraag op de laagspanningsnetten te reduceren. In deze regio wordt gestart met netbewust bouwen, waarin met technische oplossingen de netbelasting wordt beperkt. Zoals hiervoor toegelicht worden daarnaast maatwerkafspraken gemaakt met aanbieders van publieke laadpalen. Zoals besproken in het Tweeminutendebat Netcongestie van 6 maart jl. wordt ook specifiek gekeken naar de mogelijkheden van lokale opwek. In Flevoland worden bijvoorbeeld de mogelijkheden van wind, zon en batterijen in kaart gebracht. Deze regionale maatregelen zijn als nieuwe acties opgenomen in het LAN, zodat de acties aansluiten bij de overkoepelende aanpak voor kleinverbruikers en de lessen en ervaringen met het FGU-gebied meegenomen worden bij de mogelijke toepassing van deze maatregelen in andere regio's of nationaal. 3. Slimmer Inzicht Met het bieden van inzicht in de netsituatie wordt bijgedragen aan de andere actielijnen en wordt de duidelijkheid gegeven die nodig is om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen over bijvoorbeeld woningbouwprojecten of investeringen door bedrijven of organisaties. De transportcapaciteitskaart 24 wordt met regelmaat aangevuld met nieuwe inzichten en functionaliteiten, in samenwerking met stakeholders binnen het LAN. Dit zijn meer dan 25 organisaties waaronder VNO-NCW/ MKB, VNG, IPO en VEMW. Onlangs zijn de geplande netuitbreidingen per zogenoemd voedingsgebied op hoog- en middenspanningsniveau toegevoegd; in het 2 e kwartaal 2025 volgt een meerjarige vooruitblik; vanaf het 3 e kwartaal 2025 wordt in stappen informatie toegevoegd over de fasering van netuitbreidingen per voedingsgebied en wordt er meer inzicht gegeven in de belasting van het net in de tijd; in de eerste helft van 2026 volgt meer inzicht in de plannings (on)zekerheden van de netuitbreiding. Dit alles geeft steeds betere indicatie van het moment dat er in een voedingsgebied extra transportcapaciteit aangeboden kan worden aan klanten op de wachtlijst. Op deze wijze wordt meer transparantie geboden aan grootverbruikers zodat zij tijdige investeringsbeslissingen kunnen nemen over verduurzaming en uitbreiding. Hiermee is uitvoering gegeven aan de toezegging in het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. om nadere informatie te geven over transparantie en informatievoorziening voor ondernemers rond netcongestie 25 . Tot slot Alle samenwerkingspartners en het kabinet werken op uiteenlopende gebieden hard aan de aanpak van netcongestie en het beperken van de gevolgen. Alle grote en kleinere acties op het gebied van sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht zijn nodig om deze uitdaging het hoofd te bieden. Ondanks dat zal netcongestie in de komende jaren nog tot beperkingen blijven leiden. Het kabinet blijft zoeken naar manieren om extra stappen te zetten en verlichting te bieden waar dat kan. Het kabinet doet dit in constructief overleg met het parlement, medeoverheden en maatschappelijke organisaties. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstukken II 2023/ 24, 32 813, nr. 1416 X Noot 2 Kamerstukken II 2024/ 25, 32 847, nr. 1237 X Noot 3 Kamerstukken II 2024/ 25, 32 637, nr. 662 X Noot 4 Kamerstukken II 2024/ 25, 29 023, nr. 553 X Noot 5 Zie voor de eerste editie van juni: Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 515 X Noot 6 brief netcongestie van 21 november 2024, Kamerstukken II 2024/ 25, 29 023, nr. 525 en brief Appreciatie rapport onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom , Kamerstukken II 2024/ 25, 29 023, nr. 527 X Noot 7 Kamerstukken II 2024/ 25, 29 826, nr. 217 X Noot 8 Kamerstukken II 2024/ 25, 36 512, nr. 11 X Noot 9 Kamerstukken II 2023/ 24, 29 826, nr. 201 X Noot 10 TZ202502-194 X Noot 11 Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 514 X Noot 12 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat X Noot 13 Zie Nationaal Programma Energiesysteem, Kamerstukken II 2023/ 24, 32 813 nr. 1319 X Noot 14 Kamerstukken II 2024/ 25 29 023, nr. 527 X Noot 15 https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers X Noot 16 TZ202502-197 X Noot 17 https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken X Noot 18 Energie Nederland, VEMW, NBNL, VNO-NCW, MKB Nederland, NVDE, Holland Solar en Energy Storage NL. X Noot 19 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf X Noot 20 Kamerstukken II 2024–25, 29 023, nr. 535 X Noot 21 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik X Noot 22 Kamerstukken II 2024–25, 29 023, nr. 541 X Noot 23 Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 510 X Noot 24 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ X Noot 25 TZ202502–196 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
24-03-2025 14:16:46 | Brief
-
29023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 559 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 maart 2025 De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de ambities van het kabinet voor economische groei en werkgelegenheid, de verduurzaming van bedrijven, organisaties en mobiliteit, en de bouw van woningen. Het is een knelpunt op weg naar een betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening, waarbij we minder afhankelijk zijn van andere landen en die duurzaam en schoon is. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV)1 blijkt dat de aanpak van netcongestie één van de essentiële randvoorwaarden is om de reductiedoelen voor klimaatemissies binnen bereik te houden. De vraag naar transportcapaciteit van elektriciteit groeit nog altijd sneller dan het aanbod. In nagenoeg het hele land komen grootverbruikers (bedrijven en instellingen) die een nieuwe of zwaardere stroomaansluiting willen op een wachtlijst. Ook op de laagspanningsnetten dreigt in de komende jaren overbelasting, met mogelijke gevolgen voor kleinverbruikers zoals huishoudens. Het kabinet neemt daarom regie op de aanpak van netcongestie en werkt aan handelingsperspectief voor bedrijven en organisaties die hierdoor moeite hebben om uitbreiding en verduurzaming te realiseren. Hiervoor is (cijfermatig) inzicht in de situatie en voortgang van groot belang. Dit inzicht groeit, zoals blijkt uit bijgevoegde tweede voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal nieuwe aansluitingen daalt en de wachtrij voor grootverbruikers groeit, maar ook dat de bouw wordt versneld, met name aan de middenspanningsruimtes (‘trafohuisjes ). Verder is zichtbaar dat het aantal gesloten flexibele contracten is toegenomen. Aanpak netcongestie Het kabinet pakt netcongestie aan in verschillende programma s. Het zwaartepunt ligt bij het LAN waarin het kabinet samenwerkt met netbeheerders, ACM, medeoverheden en marktpartijen. Daarnaast wordt met aanpalende samenwerkingsprogramma s bijgedragen aan de aanpak van netcongestie, zoals het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het 1 Kamerstuk 32 813, nr. 1416 Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren Energiesysteem, Programma EnergieHoofdstructuur (PEH) en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Deze programma s rapporteren separaat over hun planning en voortgang. Oplossingsrichtingen met ruimtelijke implicaties worden meegenomen in de nieuwe Nota Ruimte en programma NOVEX. Binnen het kabinet worden de onderlinge samenhang en afhankelijkheden van de verschillende programma s geborgd. Verder was netcongestie een belangrijk gespreksonderwerp op de Woontop en de OndernemersTop van december 2024. Op de Woontop zijn door de minister van VRO onder meer afspraken gemaakt over netbewust bouwen, waarmee wordt gestart in de congestieregio Flevopolder-Gelderland-Utrecht2. De input die op de OndernemersTop is opgehaald neemt de minister van EZ mee bij de uitwerking van het Pact Ondernemingsklimaat3. Op 7 maart jl. is het rapport van het IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur opgeleverd, dat in gaat op de financiering en verdeling van de kosten van de noodzakelijke uitbreiding van het net, en betere benutting van het net4. Het kabinet zal gelijktijdig met de Voorjaarsnota inhoudelijk op dit rapport reageren. In het LAN zijn op dit moment ruim honderd concrete acties opgenomen. Deze brief en de bijgevoegde voortgangsrapportage van het LAN vormen samen de tweede brede rapportage aan het parlement over de voortgang van de aanpak van netcongestie5. Op onderdelen is de Kamer in de tussentijd separaat geïnformeerd6. Dit najaar verschijnt een update van de netbeheerders van de ontwikkeling van flexibiliteit en wachtrijen. In het voorjaar van 2026 ontvangt de Kamer weer een rapportage over de algehele voortgang van de aanpak van netcongestie, waaronder het LAN. Deze brief bevat een toelichting op de voortgang en vooruitzichten van de aanpak van netcongestie langs de drie actielijnen van het LAN: Sneller Bouwen, Beter Benutten en Slimmer Inzicht. 1. Sneller Bouwen De noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet is een immense bouwopgave. Daar gaat iedereen wat van merken 2 Kamerstuk 32 847, nr. 1237 3 Kamerstuk 32 637, nr. 662 4 Kamerstuk 29 023, nr. 553 5 Zie voor de eerste editie van juni: Kamerstuk 29 023, nr. 515 6 brief ‘netcongestie van 21 november 2024, Kamerstuk 29 023, nr. 525 en brief ‘Appreciatie rapport onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom , Kamerstuk 29 023, nr. 527 in woonwijken en het landschap. Tot 2040 moeten er ruim 50.000 transformatorhuisjes, meer dan 100.000 kilometer kabel en honderden hoogspanningsstations bij komen. Deze uitdaging vereist een vernieuwende werkwijze van alle betrokken partijen. De uitstoot van stikstof en de krappe arbeidsmarkt vormen daarbij aanvullende knelpunten. Het kabinet werkt in het LAN samen met netbeheerders en medeoverheden aan het wegnemen van barrières en het versnellen van de uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur. Lopende acties Sneller Bouwen De realisatie van aanvullende transportcapaciteit wordt versneld met o.a.: - Kortere procedures: Het kabinet optimaliseert procedures met aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase, die beide een tijdwinst tot 1,5 jaar kunnen opleveren. Voor meer informatie over deze en andere versnellingsmaatregelen verwijst het kabinet naar de laatste MIEK-voortgangsbrief7. Het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting vormt de grondslag voor de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang. Recent is de tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden. Daarbij heeft het kabinet de wenselijkheid van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel door het parlement onderstreept8. - Voldoende capaciteit medeoverheden: Bij provincies en gemeenten is voor projecten vaak slechts beperkt personeel beschikbaar met expertise op het gebied van ruimtelijke ordening, wat de voortgang kan hinderen. Om hen tijdelijk te ondersteunen wordt een ”vliegende brigade” opgericht, een expertpool energie-infrastructuur. Daarbij wordt voortgebouwd op de bestaande expertpool MIEK-PEH. De komende maanden wordt de precieze inrichting van de expertpool bepaald. - Standaard werkwijzen en methodes mbt grond Begin januari is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het proces voor het vaststellen van grondprijzen te vereenvoudigen en standaardiseren. Dit kan de ruimte voor discussie in het onderhandelproces over de aankoop van grond 7 Kamerstuk 29 826, nr. 217 8 Kamerstuk 36 512, nr. 11 voor hoog- en middenspannings elektriciteitsinfrastructuur verkleinen. Dit scheelt per project enkele maanden. De resultaten worden in de zomer verwacht. Daarnaast werkt de onafhankelijk coördinator Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten, Stephan Brandligt, aan standaardisering van afspraken over de grond voor het plaatsen van transformatorhuisjes, de zogenoemde ‘zekerheidsstelling , om vertraging te voorkomen. Binnenkort wordt een modelovereenkomst gepubliceerd waarin de belangen van zowel netbeheerder als gemeenten juridisch zijn geborgd. - Stikstof De uitstoot van stikstof is een doorlopende uitdaging voor bouwprojecten, zo ook voor energie-infrastructuurprojecten. Zoals in de laatste MIEK-brief9 is toegelicht, onderzoekt het kabinet als voorkeursoptie de toepassing van een zogenoemde adc-toets. Het doel is om zowel zekerheid te bieden aan initiatiefnemers (houdbare vergunningen) als bij te dragen aan de nationale doelen voor vermindering van stikstof- en CO2- uitstoot. Daartoe is met netbeheerders een actualisatie gestart van het OSES (Onderzoek samenhang Energietransitie en stikstof in de industrie) van februari 2024. Het kabinet verwacht de resultaten in het tweede kwartaal van 2025. De recente rechterlijke uitspraken rondom Amercentrale/ Rendac en Greenpeace hebben niet direct invloed op deze voorkeursoptie van het kabinet, omdat deze niet uitgaat van intern salderen. Belangrijkste ontwikkelingen en vervolgacties Het kabinet werkt samen met de LAN-partners aan aanvullende maatregelen om de bouwopgave tijdig te behalen. Dit is een zoektocht naar de balans tussen enerzijds maximale impact op de realisatie van netwerkcapaciteit en anderzijds het belang van inspraak- en beroepsmogelijkheden, en andere maatschappelijke ambities en uitdagingen zoals woningbouw en defensie die ook in de schaarse ruimte moeten worden ingepast. Op dit moment worden onder meer de volgende mogelijkheden verkend: - Koepelvergunningen Begin januari is aanvullend onderzoek gestart naar de mogelijkheden om vergunningsprocedures te versnellen met een methodiek zoals koepelvergunningen, waarbij meerdere 9 Kamerstuk 29 826, nr. 201 vergunningen voor energie-infrastructuur gelijktijdig worden verleend. De resultaten worden in de zomer verwacht. - Sneller trechteren locaties Minder locatie-alternatieven vermindert de onderzoekslast voor netbeheerders en kan kortere procedures mogelijk maken. Deze versnelling kan echter schuren met de wens om meerdere locatie-alternatieven die zijn aangedragen door bewoners zo lang mogelijk mee te nemen in de procedure. Het kabinet verkent met de provincies wat op dit punt met bestuurlijke afspraken kan worden versneld. Dit zou bij grote projecten enkele maanden of meer tijdwinst kunnen opleveren. Onderinvesteringen netbeheerders In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is nadere informatie toegezegd over de onderinvesteringen van de netbeheerders10. De ACM heeft begin 2024 een melding van onderinvesteringen gedaan. De ACM concludeerde op basis van haar toets op de investeringsplannen (IP s) dat netbeheerders niet in voldoende mate kunnen voorzien in de huidige en/ of toekomstige behoefte aan transportcapaciteit. De Kamer is hierover bij brief van 21 mei 2024 geïnformeerd11. De groei van de vraag naar capaciteit op het elektriciteitsnet overstijgt de mogelijk-heden om hier tijdig infrastructuur voor aan te leggen. Dit wordt het maakbaarheidsgat” genoemd. Dit wordt veroorzaakt door diverse knelpunten, zoals het gebrek aan arbeidscapaciteit, de lange doorlooptijden voor de vereiste vergunningen, de ruimtelijke inpassing van grotere uitbreidingsprojecten en de beschikbaarheid van kritische materialen en componenten. In opdracht van Netbeheer Nederland is begin 2024 berekend dat tot 2030 ongeveer € 65 mld. aan investeringen in netuitbreiding nodig is, waarvan € 46,5 mld. geldt als ‘maakbaar , wat betekent dat er een maakbaarheidsgat is van 28% tot 2030. Het gehele onderzoeksrapport is te vinden op de website van Netbeheer Nederland12. De melding van onderinvesteringen van de ACM betekent niet dat netbeheerders geld op de plank laten liggen, maar dat ze niet voldoende transportcapaciteit tijdig kunnen realiseren, met netcongestie en wachtrijen tot gevolg. Dit gat moet dus zo snel mogelijk worden gedicht. Begin 2026 publiceren de netbeheerders een nieuwe versie van de IP s. Hierbij zullen zij nader ingaan op de huidige omvang van het maakbaarheids- probleem en hoe dit zo veel mogelijk wordt ingelopen. In de eerste helft van 2026 zal het kabinet de Kamer per brief informeren over 10 TZ202502-194 11 Kamerstuk 29 023, nr. 514 12 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat de toets van de ACM en het ministerie van KGG op de IP s van 2026 en daarbij ook ingaan op de stand van zaken rond het maakbaarheidsgat. 2. Beter Benutten Naast uitbreiding van de fysieke capaciteit van het elektriciteitsnet is betere benutting van het net van cruciaal belang voor de aanpak van netcongestie. Het realiseren van meer flexibiliteit is bovendien essentieel voor het energiesysteem van de toekomst13. Het net is slechts een deel van de tijd ‘vol . Door het elektriciteitsgebruik beter te spreiden worden de gevolgen van netcongestie verminderd en kunnen meer gebruikers worden aangesloten. Hierover heeft de bestuurlijk aanjager, Gerard Schouw, in november een aantal adviezen uitgebracht dat het kabinet grotendeels opvolgt als aanvulling op de netcongestie-aanpak14. Het LAN bevordert betere benutting langs drie lijnen: 1. Beter benutten mogelijk maken: het scheppen van (juridische) randvoorwaarden door de ontwikkeling van alternatieve contractvormen en mogelijkheden voor congestiemanagement uit te breiden. 2. Beter benutten bedrijven en instellingen: ondersteuning voor grootverbruikers om meer flexibel worden in hun elektriciteitsgebruik. 3. Beter benutten kleinverbruikers: het bieden van handvatten aan huishoudens en andere kleine verbruikers om efficiënt gebruik te maken van het laagspanningsnet. Ook de thema s wonen en mobiliteit vallen binnen dit onderdeel. 2.1 Beter Benutten Mogelijk Maken Binnen de LAN-actielijn Beter Benutten Mogelijk Maken werken het Rijk, de ACM, netbeheerders en andere belanghebbenden aan het creëren en uitrollen van instrumenten die betere benutting van het elektriciteitsnet mogelijk maken. Een volledig overzicht van afgeronde en lopende acties is opgenomen in de bijgevoegde voortgangsrapportage. 13 Zie Nationaal Programma Energiesysteem, Kamerstuk 32 813 nr. 1319 14 Kamerstuk 29 023, nr. 527 Belangrijkste ontwikkelingen - Inwerkingtreding tijdsafhankelijke tarieven hoogspanningsnet Op het Tennet-net gelden per 1 januari jl. tijdstipafhankelijke nettarieven. Hiermee worden grootverbruikers op het landelijk hoogspanningsnet met een financiële prikkel gestimuleerd (een deel van) hun verbruik naar momenten buiten de piek te verplaatsen. - Nieuwe contractvormen Nieuw ontwikkelde contractvormen voor congestiemanagement en alternatieve transportrechten zijn juridisch gereed. Deze worden door de netbeheerders verder geïmplementeerd en uitgerold. � Tijdsblokgebonden contract: Uiterlijk eind 2025 kunnen alle regionale netbeheerders het nieuwe tijdsblokgebonden contract aanbieden. Hiermee kunnen grootverbruikers een contract krijgen waarmee ze een vast deel van de dag of een vaste periode van het jaar transportcapaciteit krijgen in ruil voor een korting op hun nettarieven. Tot die tijd worden door de netbeheerders op pilotbasis al contracten afgesloten. Op dit moment lopen er 42 van dit soort pilots. � Tijdsduurgebonden contract: Vanaf 1 oktober zal landelijk netbeheerder Tennet het tijdsduurgebonden contract breed gaan aanbieden waar daar ruimte voor is op het net. Hiermee kan de netbeheerder een bepaald percentage van de tijd de transportcapaciteit beperken (minimaal 24 uur vooraf aangekondigd) in ruil voor korting op de nettarieven. Het tijdsduurgebonden contract wordt nu in de vorm van de ATR85 aangeboden, waarbij partijen tenminste 85% van de tijd beschikken over de volledige transportcapaciteit. Afgelopen jaar is het eerste contract met een grootschalige batterij afgesloten. Met deze en andere alternatieve contractvormen kunnen in congestiegebieden alsnog netgebruikers worden aangesloten. - Uitrol nieuwe contracten Als nieuwe actie van het LAN zet het kabinet zich met netbeheerders en marktpartijen in om uitrol van nieuwe contractvormen bij bedrijven en organisaties sneller te realiseren. Hierbij zal het kabinet aandacht hebben voor het identificeren van verbeterkansen van de nieuwe instrumenten. Om hen te helpen bij het vinden van een passende oplossing voor hun netcongestieproblematiek heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een wegwijzer gepubliceerd waarin de verschillende contractvormen verwerkt zijn15. - Zwaarder belasten elektriciteitsnet 15 https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van- energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers Het ministerie van KGG en de ACM onderzoeken in samenwerking met de netbeheerders de mogelijkheden om het elektriciteitsnet op een verantwoorde manier zwaarder te belasten, zoals ook geadviseerd door de bestuurlijk aanjager slim met stroom, Gerard Schouw. Streven is meer partijen aan te sluiten, zonder dat daar investeringen in uitbreiding van het net voor nodig zijn. De netbeheerders passen dit waar mogelijk al toe. Zo wordt bij netbelasting al rekening gehouden met temperatuurverschillen tussen zomer en winter, die effect hebben op de maximale transportcapaciteit. Zwaarder belasten van het elektriciteitsnet is niet zonder risico, bijvoorbeeld omdat de kans op een storing toeneemt. Het onderzoek moet inzicht geven in hoe de limieten van het elektriciteitsnet worden bepaald, welke verschillende manieren er zijn om het net zwaarder te belasten, wat de consequenties daarvan kunnen zijn en met welke beleidsopties het kabinet of de ACM desgewenst hierop kan sturen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de loop van dit jaar gefaseerd bekend worden en zo mogelijk geïmplementeerd. - Analyse bestaand instrumentarium Het kabinet identificeert de komende maanden de kansen en impact voor netcongestie van het huidige subsidie- instrumentarium, eveneens een advies van de heer Schouw. De aanbevelingen kunnen leiden tot aanpassingen binnen dit instrumentarium om eventuele negatieve effecten op netcongestie te verkleinen of juist een positieve impact te realiseren. - Flexibele opwek Bestaande gascentrales en wkk s spelen op plekken al een belangrijke rol in het verlichten van netcongestie op piekmomenten. De vraag naar inzet van lokale flexibele opwek zal door netcongestie tijdelijk verder toenemen, totdat structurele netverzwaring is voltooid. Gasgestookte installaties worden ondertussen in toenemende mate vervangen door hernieuwbare energiebronnen, waardoor het aanbod van flexibele opwek daalt. Binnen het LAN is een actie gestart met de netbeheerders, in nauwe samenwerking met de ACM, om het overzicht van het bestaande vermogen te verbeteren en te verbinden aan de gewenste inzet voor het verminderen of voorkomen van netcongestie in specifieke netdelen. Het doel is om deze verkenning in het tweede kwartaal van 2025 af te ronden. Maatschappelijk prioriteringskader ACM In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is een update toegezegd van de stand van zaken van het prioriteringskader van de ACM16. Netbeheerders zijn sinds 1 oktober 2024 verplicht om in congestiegebieden het maatschappelijk prioriteringskader17 toe te passen. Met het kader kunnen partijen die vallen binnen de categorieën congestieverzachter, veiligheid of basisbehoefte, voorrang aanvragen bij de netbeheerder. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 11 maart jl. uitspraak gedaan in meerdere zaken over het prioriteringskader. Hieruit blijkt dat de ACM zelfstandig bevoegd is het kader vast te stellen, maar dat het huidige kader onvoldoende is onderbouwd. De drinkwatervoorziening is verplaatst van de categorie basisbehoeften naar de categorie veiligheid. De ACM bestudeert de uitspraak met het oog op te zetten vervolgstappen. Tot 1 januari 2026 zal het huidige prioriteringskader van kracht blijven. De ACM acht het van belang dat partijen met een groot maatschappelijk belang ook volgend jaar voorrang kunnen krijgen. 2.2 Beter Benutten Bedrijven & Instellingen Met de actielijn Beter Benutten Bedrijven en Instellingen werkt het LAN aan het bieden van handelingsperspectief bij belemmeringen door netcongestie. Hoewel er aanzienlijke potentie is voor flexibiliteit in Nederland, ziet het LAN nog belemmeringen voor de opschaling, met name: - Gebrek aan inzicht in benodigde flexibiliteit in een gebied; - Onzekerheid over kosten, baten en de businesscase; - Versnipperde kennis en technische complexiteit; - Capaciteitsgebrek bij netbeheerders, wat leidt tot lange doorlooptijden voor totstandkoming van nieuwe contracten. Aan de hand van deze knelpunten is met de betrokken brancheverenigingen18 de rapportage "Flexibilisering van Elektriciteitsverbruik door bedrijven en instellingen" opgeleverd. Deze rapportage met beleidsacties, knelpunten en status is 16 TZ202502-197 17 https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij- transportverzoeken 18 Energie Nederland, VEMW, NBNL, VNO-NCW, MKB Nederland, NVDE, Holland Solar en Energy Storage NL. https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken beschikbaar op de RVO-website19 en gaat als bijlage bij deze brief. De volgende acties zijn toegevoegd aan het actieprogramma: - Sectorale aanpak om bedrijven en instellingen gericht te ondersteunen. - Kennisfunctie netcongestie voor beter inzicht in uitdagingen en oplossingen. - Verbetering van inzicht in toekomstige flexibiliteitsbehoeften. - Harmonisatie van processen en werkwijzen tussen regionale en landelijke netbeheerders. - Monitoring van flexibiliteitsontwikkelingen. - Evaluatie van bestaande regelingen en waar nodig verbetering. - Versterkte samenwerking tussen RVO en netbeheerders. Als concrete maatregel gaat per 1 april a.s. de subsidieregeling Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) van start om grootverbruikers te ondersteunen bij het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. De Tweede Kamer is bij brief van 19 februari geïnformeerd over deze regeling20. Daarnaast is uit het stimuleringsprogramma energiehubs in 2024 en 2025 € 17,5 mln. per jaar beschikbaar gesteld voor ondersteuning van initiatieven voor energiehubs voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoeken of het verkrijgen van de juiste vergunningen. Sectorale aanpak In lijn met het advies van de heer Schouw zet het kabinet in op een sectorale aanpak om bedrijven en instellingen te helpen met het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. In november 2024 hebben de Waterschappen als eerste een sectorovereenkomst netcongestie gesloten met Netbeheer Nederland en het ministerie van KGG. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en KGG zijn op dit moment in overleg met partijen uit de OV sector en netbeheerders. Doel van deze gesprekken is te komen tot een gezamenlijke aanpak van netcongestie in het openbaar vervoer. Uit een studie naar de mogelijkheden in de bedrijfsvoering van verschillende economische sectoren en gesprekken van VNO-NCW en MKB-Nederland met hun leden zijn drie aanvullende sectoren naar voren gekomen waarmee verkennende gesprekken worden 19 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025- 03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20 Definitief%202.pdf 20 Kamerstuk 29 023, nr. 535 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf%20%20 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf%20%20 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf%20%20 gestart: glastuinbouw, levensmiddelenindustrie en metaal & metaalbewerking. Kennisfunctie Bij de RVO wordt de kennisfunctie netcongestie ingericht om bestaande oplossingen en mogelijkheden breed beschikbaar te stellen aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. De RVO heeft brede kennis van regelingen en subsidies omtrent de verduurzaming van de energievoorziening die tevens bijdragen aan het verlichten van congestie. Uit onderzoek van MKB-Nederland is gebleken dat ondernemers van alle kanalen die zij raadplegen het meest tevreden zijn over RVO. Bij veel ondernemers leven vragen over het delen van energie met bijvoorbeeld cable pooling of een energiehub. Ook de informatie over de kansen en mogelijkheden die daarvoor zijn komt binnen de kennisfunctie beschikbaar. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de toezegging aan het Eerste-Kamerlid Crone (GL-PvdA) in het debat over de Energiewet op 3 december. 2.3 Beter Benutten Kleinverbruikers Ook de belasting van de laagspanningsnetten, waar kleinverbruikers zoals huishoudens, scholen, winkels, horeca en andere mkb bedrijven op zijn aangesloten, neemt toe. In de actielijn Beter Benutten Kleinverbruikers werkt het LAN aan een toekomstbestendig systeem waarin kleinverbruikers slim en efficiënt gebruik maken van het laagspanningsnet. De focus ligt daarbij op: 1. Het stimuleren van de uitrol van ‘slimme apparaten op het gebied van wonen en mobiliteit. 2. Communicatie en draagvlak zodat kleinverbruikers handvatten krijgen om hun piekverbruik af te vlakken. 3. Inrichten van de juiste financiële prikkels met de invoering van een nieuw systeem van nettarieven zodat beter benutten van het net loont. 4. Implementatie van netbescherming, om de effecten van onverwachte pieken zoveel mogelijk te beperken. De gezamenlijke netbeheerders zullen in de zomer van 2025 een ontwerp codevoorstel gereed hebben voor alternatieve nettarieven voor kleinverbruikers, op basis van het onderzoek van Berenschot van oktober 202421. Het ontwerp wordt vervolgens door de gezamenlijke netbeheerders omgezet in een concept codevoorstel, dat bij ACM ingediend zal worden. De ACM zal het concept 21 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning- alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik consulteren en uiteindelijk een codewijziging vaststellen. Bij opstellen van dit codevoorstel besteden netbeheerders en de ACM bijzondere aandacht aan de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid voor burgers, zoals de Tweede Kamer met de motie-Postma/ Flach22 heeft benadrukt. De invoering van dit nieuwe systeem op alle onderdelen kost tijd en zal op zijn vroegst in 2028 kunnen worden voltooid. Daarom wordt doorlopend gezocht naar maatregelen die verlichting kunnen bieden op de korte termijn. Stroomnettchecker De regionale netbeheerders Enexis, Liander en Stedin hebben onlangs een ‘stroomnetchecker gepubliceerd op hun websites. Hiermee kunnen huishoudens en andere partijen met een kleinverbruik-aansluiting op basis van hun postcode en huisnummer een indicatie krijgen van de lokale situatie op het stroomnet en de kans dat zij langer moeten wachten, in het geval dat het stroomnet in de buurt eerst moet worden uitgebreid. Dit helpt hen om vooraf beter te plannen welke verduurzamende maatregelen ze kunnen nemen. Inpassing van thuisbatterijen Het afgelopen jaar is het aantal kleinschalige batterijen sterk gegroeid. Thuisbatterijen hebben de potentie om netcongestie te verminderen, maar kunnen de belasting op het net ook juist vergroten. Om deze reden sluiten netbeheerders, marktpartijen en KGG binnenkort een convenant waarin wordt voorkomen dat kleinschalige batterijen laden of ontladen op momenten dat dit netcongestie verergert. Batterijen die voldoen aan de afspraken kunnen worden voorzien van een keurmerk. Daarmee wordt een eerste stap gezet voor de congestiepositieve inzet van deze batterijen. Slim laden elektrische voertuigen Het slim laden van elektrische voertuigen maakt vraagsturing en tijdelijke opslag van elektriciteit via de batterijen van elektrische voertuigen mogelijk. Elektrische voertuigen leiden tot extra elektriciteitsvraag, maar kunnen ook bijdragen aan het voorkomen en dempen van piekbelastingen. Dit kan voordelen opleveren voor zowel eigenaren van elektrische auto s als voor het elektriciteitsnetwerk. De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) heeft een nationaal opschalingsprogramma Slim Laden Voor Iedereen” (SLVI) vormgegeven om in samenwerking met betrokkenen uit de laadketen, de landelijke opschaling van slim laden te realiseren. Het SLVI-kader is verwerkt in de handreiking condities netbewust laden” voor publieke laadpalen. De landelijke implementatie van netbewust laden via deze handreiking is een van de acties uit het landelijk SLVI-actieplan en onderdeel van het 22 Kamerstuk 29 023, nr. 541 LAN. De implementatie loopt op schema en is naar verwachting eind dit jaar gereed. Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheid voor regionaal maatwerk in netcongestiegebieden. Binnenkort ondertekenen netbeheerder Stedin en de laadpaalexploitanten (Charge Point Operators, CPO s) in de provincie Utrecht hierover een intentieverklaring. Het terugschakelen van publieke laadpalen tijdens piekmomenten is een van de maatregelen waarmee ruimte ontstaat op het elektriciteitsnet in dit gebied. Het streven is dat netbeheerder Stedin vóór de zomer van 2025 capaciteitgebonden contracten sluit met de laadpaalexploitanten in Utrecht en voor dit congestiemanagement een passende compensatievergoeding overeenkomt. Het ministerie van IenW voert de regie en werkt samen met de NAL-regio s, het ministerie van KGG en de ACM om dit proces te bewaken en waar nodig bij te sturen. Tevens heeft de afgelopen winter in het verzorgingsgebied van Enexis en Liander met tussenkomst van marktpartijen Eneco eMobility, Vattenfall en ANWB een succesvolle proef met netbewust thuisladen bij zo n 400 huishoudens plaatsgevonden. Hierbij is een significante reductie in het laadvermogen tijdens piekmomenten gerealiseerd. Op basis van de positieve leerervaringen hebben de netbeheerders Enexis, Liander en Stedin met energieleveranciers Eneco, Essent en Vattenfall de intentie uitgesproken om dit concept voor het einde van 2025 op grotere schaal te toetsen. Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) Begin 2024 bleek dat de congestiesituatie in de regio Flevopolder, Gelderland en Utrecht (FGU-gebied) bijzonder urgent is en ook kleinverbruikers kan raken. Om dit te voorkomen zijn aanvullende regionale maatregelen afgesproken tussen de betrokken netbeheerders, provincies, en de ministeries van IenW, VRO en KGG23. Een deel van de maatregelen is erop gericht om de piekvraag op de laagspanningsnetten te reduceren. In deze regio wordt gestart met netbewust bouwen, waarin met technische oplossingen de netbelasting wordt beperkt. Zoals hiervoor toegelicht worden daarnaast maatwerkafspraken gemaakt met aanbieders van publieke laadpalen. Zoals besproken in het Tweeminutendebat Netcongestie van 6 maart jl. wordt ook specifiek gekeken naar de mogelijkheden van lokale opwek. In Flevoland worden bijvoorbeeld de mogelijkheden van wind, zon en batterijen in kaart gebracht. Deze regionale maatregelen zijn als nieuwe acties opgenomen in het LAN, zodat de acties aansluiten bij de overkoepelende aanpak voor kleinverbruikers en de lessen en ervaringen met het FGU-gebied meegenomen worden bij de mogelijke toepassing van deze maatregelen in andere regio's of nationaal. 23 Kamerstuk 29 023, nr. 510 3. Slimmer Inzicht Met het bieden van inzicht in de netsituatie wordt bijgedragen aan de andere actielijnen en wordt de duidelijkheid gegeven die nodig is om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen over bijvoorbeeld woningbouwprojecten of investeringen door bedrijven of organisaties. De transportcapaciteitskaart24 wordt met regelmaat aangevuld met nieuwe inzichten en functionaliteiten, in samenwerking met stakeholders binnen het LAN. Dit zijn meer dan 25 organisaties waaronder VNO-NCW/ MKB, VNG, IPO en VEMW. Onlangs zijn de geplande netuitbreidingen per zogenoemd ‘voedingsgebied op hoog- en middenspanningsniveau toegevoegd; in het 2e kwartaal 2025 volgt een meerjarige vooruitblik; vanaf het 3e kwartaal 2025 wordt in stappen informatie toegevoegd over de fasering van netuitbreidingen per voedingsgebied en wordt er meer inzicht gegeven in de belasting van het net in de tijd; in de eerste helft van 2026 volgt meer inzicht in de plannings (on)zekerheden van de netuitbreiding. Dit alles geeft steeds betere indicatie van het moment dat er in een voedingsgebied extra transportcapaciteit aangeboden kan worden aan klanten op de wachtlijst. Op deze wijze wordt meer transparantie geboden aan grootverbruikers zodat zij tijdige investeringsbeslissingen kunnen nemen over verduurzaming en uitbreiding. Hiermee is uitvoering gegeven aan de toezegging in het commissiedebat netcongestie en energie- infrastructuur van 19 februari jl. om nadere informatie te geven over transparantie en informatievoorziening voor ondernemers rond netcongestie25. Tot slot Alle samenwerkingspartners en het kabinet werken op uiteenlopende gebieden hard aan de aanpak van netcongestie en het beperken van de gevolgen. Alle grote en kleinere acties op het gebied van sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht zijn nodig om deze uitdaging het hoofd te bieden. Ondanks dat zal netcongestie in de komende jaren nog tot beperkingen blijven leiden. Het kabinet blijft zoeken naar manieren om extra stappen te zetten en verlichting te bieden waar dat kan. Het kabinet doet dit in constructief overleg met het parlement, medeoverheden en maatschappelijke organisaties. 24 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ 25 TZ202502-196 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ De minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
24-03-2025 09:58:19 | Brief regering
-
1 Eerste Kamer der Staten-Generaal I Vergaderjaar 2024-2025 29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie AC BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 maart 2025 De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de ambities van het kabinet voor economische groei en werkgelegenheid, de verduurzaming van bedrijven, organisaties en mobiliteit, en de bouw van woningen. Het is een knelpunt op weg naar een betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening, waarbij we minder afhankelijk zijn van andere landen en die duurzaam en schoon is. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV)1 blijkt dat de aanpak van netcongestie één van de essentiële randvoorwaarden is om de reductiedoelen voor klimaatemissies binnen bereik te houden. De vraag naar transportcapaciteit van elektriciteit groeit nog altijd sneller dan het aanbod. In nagenoeg het hele land komen grootverbruikers (bedrijven en instellingen) die een nieuwe of zwaardere stroomaansluiting willen op een wachtlijst. Ook op de laagspanningsnetten dreigt in de komende jaren overbelasting, met mogelijke gevolgen voor kleinverbruikers zoals huishoudens. Het kabinet neemt daarom regie op de aanpak van netcongestie en werkt aan handelingsperspectief voor bedrijven en organisaties die hierdoor moeite hebben om uitbreiding en verduurzaming te realiseren. Hiervoor is (cijfermatig) inzicht in de situatie en voortgang van groot belang. Dit inzicht groeit, zoals blijkt uit bijgevoegde tweede voortgangsrapportage van het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal nieuwe aansluitingen daalt en de wachtrij voor grootverbruikers groeit, maar ook dat de bouw wordt versneld, met name aan de middenspanningsruimtes (‘trafohuisjes ). Verder is zichtbaar dat het aantal gesloten flexibele contracten is toegenomen. Aanpak netcongestie Het kabinet pakt netcongestie aan in verschillende programma s. Het zwaartepunt ligt bij het LAN waarin het kabinet samenwerkt met netbeheerders, ACM, medeoverheden en marktpartijen. Daarnaast wordt met aanpalende samenwerkingsprogramma s bijgedragen aan de aanpak van netcongestie, zoals het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren Energiesysteem, Programma EnergieHoofdstructuur (PEH) en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Deze programma s rapporteren separaat over hun planning en voortgang. Oplossingsrichtingen met ruimtelijke implicaties worden meegenomen in de nieuwe Nota Ruimte en programma NOVEX. Binnen het kabinet worden de onderlinge samenhang en afhankelijkheden van de verschillende programma s geborgd. Verder was netcongestie een belangrijk gespreksonderwerp op de Woontop en de OndernemersTop van december 2024. Op de Woontop zijn door de minister van VRO onder meer afspraken gemaakt over netbewust bouwen, waarmee wordt gestart in de congestieregio 1 Kamerstukken II 2023/ 24, 32813, nr. 1416 2 Flevopolder-Gelderland-Utrecht2. De input die op de OndernemersTop is opgehaald neemt de minister van EZ mee bij de uitwerking van het Pact Ondernemingsklimaat3. Op 7 maart jl. is het rapport van het IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur opgeleverd, dat ingaat op de financiering en verdeling van de kosten van de noodzakelijke uitbreiding van het net, en betere benutting van het net4. Het kabinet zal gelijktijdig met de Voorjaarsnota inhoudelijk op dit rapport reageren. In het LAN zijn op dit moment ruim honderd concrete acties opgenomen. Deze brief en de bijgevoegde voortgangsrapportage van het LAN vormen samen de tweede brede rapportage aan het parlement over de voortgang van de aanpak van netcongestie5. Op onderdelen is de Kamer in de tussentijd separaat geïnformeerd6. Dit najaar verschijnt een update van de netbeheerders van de ontwikkeling van flexibiliteit en wachtrijen. In het voorjaar van 2026 ontvangt de Kamer weer een rapportage over de algehele voortgang van de aanpak van netcongestie, waaronder het LAN. Deze brief bevat een toelichting op de voortgang en vooruitzichten van de aanpak van netcongestie langs de drie actielijnen van het LAN: Sneller Bouwen, Beter Benutten en Slimmer Inzicht. 1. Sneller Bouwen De noodzakelijke uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet is een immense bouwopgave. Daar gaat iedereen wat van merken in woonwijken en het landschap. Tot 2040 moeten er ruim 50.000 transformatorhuisjes, meer dan 100.000 kilometer kabel en honderden hoogspanningsstations bij komen. Deze uitdaging vereist een vernieuwende werkwijze van alle betrokken partijen. De uitstoot van stikstof en de krappe arbeidsmarkt vormen daarbij aanvullende knelpunten. Het kabinet werkt in het LAN samen met netbeheerders en medeoverheden aan het wegnemen van barrières en het versnellen van de uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur. Lopende acties Sneller Bouwen De realisatie van aanvullende transportcapaciteit wordt versneld met o.a.: Kortere procedures: Het kabinet optimaliseert procedures met aanpassingen in wet- en regelgeving, zoals de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang en wijziging van de gedoogplicht in de ontwerpfase, die beide een tijdwinst tot 1,5 jaar kunnen opleveren. Voor meer informatie over deze en andere versnellingsmaatregelen verwijst het kabinet naar de laatste MIEK- voortgangsbrief7. Het wetsvoorstel Wet versterking regie volkshuisvesting vormt de grondslag voor de versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang. Recent is de tweede nota van wijziging bij dit wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden. Daarbij heeft het kabinet de wenselijkheid van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel door het parlement onderstreept8. Voldoende capaciteit medeoverheden: Bij provincies en gemeenten is voor projecten vaak slechts beperkt personeel beschikbaar met expertise op het gebied van ruimtelijke ordening, wat de voortgang kan hinderen. Om hen tijdelijk te ondersteunen wordt een ”vliegende brigade” opgericht, een expertpool energie-infrastructuur. Daarbij wordt 2 Kamerstukken II 2024/ 25, 32847, nr. 1237 3 Kamerstukken II 2024/ 25, 32637, nr. 662 4 Kamerstukken II 2024/ 25, 29023, nr. 553 5 Zie voor de eerste editie van juni: Kamerstukken II 2023/ 24, 29023, nr. 515 6 brief ‘netcongestie van 21 november 2024, Kamerstukken II 2024/ 25, 29023, nr. 525 en brief ‘Appreciatie rapport onafhankelijk bestuurlijk aanjager slim met stroom , Kamerstukken II 2024/ 25, 29023, nr. 527 7 Kamerstukken II 2024/ 25, 29826, nr. 217 8 Kamerstukken II 2024/ 25, 36512, nr. 11 3 voortgebouwd op de bestaande expertpool MIEK-PEH. De komende maanden wordt de precieze inrichting van de expertpool bepaald. Standaard werkwijzen en methodes mbt grond Begin januari is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het proces voor het vaststellen van grondprijzen te vereenvoudigen en standaardiseren. Dit kan de ruimte voor discussie in het onderhandelproces over de aankoop van grond voor hoog- en middenspannings elektriciteitsinfrastructuur verkleinen. Dit scheelt per project enkele maanden. De resultaten worden in de zomer verwacht. Daarnaast werkt de onafhankelijk coördinator Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten, Stephan Brandligt, aan standaardisering van afspraken over de grond voor het plaatsen van transformatorhuisjes, de zogenoemde ‘zekerheidsstelling , om vertraging te voorkomen. Binnenkort wordt een modelovereenkomst gepubliceerd waarin de belangen van zowel netbeheerder als gemeenten juridisch zijn geborgd. Stikstof De uitstoot van stikstof is een doorlopende uitdaging voor bouwprojecten, zo ook voor energie-infrastructuurprojecten. Zoals in de laatste MIEK-brief9 is toegelicht, onderzoekt het kabinet als voorkeursoptie de toepassing van een zogenoemde adc-toets. Het doel is om zowel zekerheid te bieden aan initiatiefnemers (houdbare vergunningen) als bij te dragen aan de nationale doelen voor vermindering van stikstof- en CO2-uitstoot. Daartoe is met netbeheerders een actualisatie gestart van het OSES (Onderzoek samenhang Energietransitie en stikstof in de industrie) van februari 2024. Het kabinet verwacht de resultaten in het tweede kwartaal van 2025. De recente rechterlijke uitspraken rondom Amercentrale/ Rendac en Greenpeace hebben niet direct invloed op deze voorkeursoptie van het kabinet, omdat deze niet uitgaat van intern salderen. Belangrijkste ontwikkelingen en vervolgacties Het kabinet werkt samen met de LAN-partners aan aanvullende maatregelen om de bouwopgave tijdig te behalen. Dit is een zoektocht naar de balans tussen enerzijds maximale impact op de realisatie van netwerkcapaciteit en anderzijds het belang van inspraak- en beroepsmogelijkheden, en andere maatschappelijke ambities en uitdagingen zoals woningbouw en defensie die ook in de schaarse ruimte moeten worden ingepast. Op dit moment worden onder meer de volgende mogelijkheden verkend: Koepelvergunningen Begin januari is aanvullend onderzoek gestart naar de mogelijkheden om vergunningsprocedures te versnellen met een methodiek zoals koepelvergunningen, waarbij meerdere vergunningen voor energie-infrastructuur gelijktijdig worden verleend. De resultaten worden in de zomer verwacht. Sneller trechteren locaties Minder locatie-alternatieven vermindert de onderzoekslast voor netbeheerders en kan kortere procedures mogelijk maken. Deze versnelling kan echter schuren met de wens om meerdere locatie-alternatieven die zijn aangedragen door bewoners zo lang mogelijk mee te nemen in de procedure. Het kabinet verkent met de provincies wat op dit punt met bestuurlijke afspraken kan worden versneld. Dit zou bij grote projecten enkele maanden of meer tijdwinst kunnen opleveren. Onderinvesteringen netbeheerders In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is nadere informatie toegezegd over de onderinvesteringen van de netbeheerders10. De ACM heeft begin 2024 een melding van onderinvesteringen gedaan. De ACM concludeerde op basis van haar toets op de investeringsplannen (IP s) dat netbeheerders niet in voldoende mate kunnen voorzien in de huidige en/ of toekomstige behoefte aan 9 Kamerstukken II 2023/ 24, 29826, nr. 201 10 TZ202502-194 4 transportcapaciteit. De Kamer is hierover bij brief van 21 mei 2024 geïnformeerd11. De groei van de vraag naar capaciteit op het elektriciteitsnet overstijgt de mogelijk-heden om hier tijdig infrastructuur voor aan te leggen. Dit wordt het maakbaarheidsgat” genoemd. Dit wordt veroorzaakt door diverse knelpunten, zoals het gebrek aan arbeidscapaciteit, de lange doorlooptijden voor de vereiste vergunningen, de ruimtelijke inpassing van grotere uitbreidingsprojecten en de beschikbaarheid van kritische materialen en componenten. In opdracht van Netbeheer Nederland is begin 2024 berekend dat tot 2030 ongeveer € 65 mld. aan investeringen in netuitbreiding nodig is, waarvan € 46,5 mld. geldt als ‘maakbaar , wat betekent dat er een maakbaarheidsgat is van 28% tot 2030. Het gehele onderzoeksrapport is te vinden op de website van Netbeheer Nederland12. De melding van onderinvesteringen van de ACM betekent niet dat netbeheerders geld op de plank laten liggen, maar dat ze niet voldoende transportcapaciteit tijdig kunnen realiseren, met netcongestie en wachtrijen tot gevolg. Dit gat moet dus zo snel mogelijk worden gedicht. Begin 2026 publiceren de netbeheerders een nieuwe versie van de IP s. Hierbij zullen zij nader ingaan op de huidige omvang van het maakbaarheids-probleem en hoe dit zo veel mogelijk wordt ingelopen. In de eerste helft van 2026 zal het kabinet de Kamer per brief informeren over de toets van de ACM en het ministerie van KGG op de IP s van 2026 en daarbij ook ingaan op de stand van zaken rond het maakbaarheidsgat. 2. Beter Benutten Naast uitbreiding van de fysieke capaciteit van het elektriciteitsnet is betere benutting van het net van cruciaal belang voor de aanpak van netcongestie. Het realiseren van meer flexibiliteit is bovendien essentieel voor het energiesysteem van de toekomst13. Het net is slechts een deel van de tijd ‘vol . Door het elektriciteitsgebruik beter te spreiden worden de gevolgen van netcongestie verminderd en kunnen meer gebruikers worden aangesloten. Hierover heeft de bestuurlijk aanjager, Gerard Schouw, in november een aantal adviezen uitgebracht dat het kabinet grotendeels opvolgt als aanvulling op de netcongestie-aanpak14. Het LAN bevordert betere benutting langs drie lijnen: 1. Beter benutten mogelijk maken: het scheppen van (juridische) randvoorwaarden door de ontwikkeling van alternatieve contractvormen en mogelijkheden voor congestiemanagement uit te breiden. 2. Beter benutten bedrijven en instellingen: ondersteuning voor grootverbruikers om meer flexibel worden in hun elektriciteitsgebruik. 3. Beter benutten kleinverbruikers: het bieden van handvatten aan huishoudens en andere kleine verbruikers om efficiënt gebruik te maken van het laagspanningsnet. Ook de thema s wonen en mobiliteit vallen binnen dit onderdeel. 2.1 Beter Benutten Mogelijk Maken Binnen de LAN-actielijn Beter Benutten Mogelijk Maken werken het Rijk, de ACM, netbeheerders en andere belanghebbenden aan het creëren en uitrollen van instrumenten die betere benutting van het elektriciteitsnet mogelijk maken. Een volledig overzicht van afgeronde en lopende acties is opgenomen in de bijgevoegde voortgangsrapportage. Belangrijkste ontwikkelingen Inwerkingtreding tijdsafhankelijke tarieven hoogspanningsnet Op het Tennet-net gelden per 1 januari jl. tijdstipafhankelijke nettarieven. Hiermee worden grootverbruikers op het landelijk hoogspanningsnet met een financiële prikkel gestimuleerd (een deel van) hun verbruik naar momenten buiten de piek te verplaatsen. 11 Kamerstukken II 2023/ 24, 29023, nr. 514 12 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat 13 Zie Nationaal Programma Energiesysteem, Kamerstukken II 2023/ 24, 32813 nr. 1319 14 Kamerstukken II 2024/ 25 29023, nr. 527 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ maakbaarheidsgat 5 Nieuwe contractvormen Nieuw ontwikkelde contractvormen voor congestiemanagement en alternatieve transportrechten zijn juridisch gereed. Deze worden door de netbeheerders verder geïmplementeerd en uitgerold. � Tijdsblokgebonden contract: Uiterlijk eind 2025 kunnen alle regionale netbeheerders het nieuwe tijdsblokgebonden contract aanbieden. Hiermee kunnen grootverbruikers een contract krijgen waarmee ze een vast deel van de dag of een vaste periode van het jaar transportcapaciteit krijgen in ruil voor een korting op hun nettarieven. Tot die tijd worden door de netbeheerders op pilotbasis al contracten afgesloten. Op dit moment lopen er 42 van dit soort pilots. � Tijdsduurgebonden contract: Vanaf 1 oktober zal landelijk netbeheerder Tennet het tijdsduurgebonden contract breed gaan aanbieden waar daar ruimte voor is op het net. Hiermee kan de netbeheerder een bepaald percentage van de tijd de transportcapaciteit beperken (minimaal 24 uur vooraf aangekondigd) in ruil voor korting op de nettarieven. Het tijdsduurgebonden contract wordt nu in de vorm van de ATR85 aangeboden, waarbij partijen tenminste 85% van de tijd beschikken over de volledige transportcapaciteit. Afgelopen jaar is het eerste contract met een grootschalige batterij afgesloten. Met deze en andere alternatieve contractvormen kunnen in congestiegebieden alsnog netgebruikers worden aangesloten. Uitrol nieuwe contracten Als nieuwe actie van het LAN zet het kabinet zich met netbeheerders en marktpartijen in om uitrol van nieuwe contractvormen bij bedrijven en organisaties sneller te realiseren. Hierbij zal het kabinet aandacht hebben voor het identificeren van verbeterkansen van de nieuwe instrumenten. Om hen te helpen bij het vinden van een passende oplossing voor hun netcongestieproblematiek heeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een wegwijzer gepubliceerd waarin de verschillende contractvormen verwerkt zijn15. Zwaarder belasten elektriciteitsnet Het ministerie van KGG en de ACM onderzoeken in samenwerking met de netbeheerders de mogelijkheden om het elektriciteitsnet op een verantwoorde manier zwaarder te belasten, zoals ook geadviseerd door de bestuurlijk aanjager slim met stroom, Gerard Schouw. Streven is meer partijen aan te sluiten, zonder dat daar investeringen in uitbreiding van het net voor nodig zijn. De netbeheerders passen dit waar mogelijk al toe. Zo wordt bij netbelasting al rekening gehouden met temperatuurverschillen tussen zomer en winter, die effect hebben op de maximale transportcapaciteit. Zwaarder belasten van het elektriciteitsnet is niet zonder risico, bijvoorbeeld omdat de kans op een storing toeneemt. Het onderzoek moet inzicht geven in hoe de limieten van het elektriciteitsnet worden bepaald, welke verschillende manieren er zijn om het net zwaarder te belasten, wat de consequenties daarvan kunnen zijn en met welke beleidsopties het kabinet of de ACM desgewenst hierop kan sturen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de loop van dit jaar gefaseerd bekend worden en zo mogelijk geïmplementeerd. Analyse bestaand instrumentarium Het kabinet identificeert de komende maanden de kansen en impact voor netcongestie van het huidige subsidie-instrumentarium, eveneens een advies van de heer Schouw. De aanbevelingen kunnen leiden tot aanpassingen binnen dit instrumentarium om eventuele negatieve effecten op netcongestie te verkleinen of juist een positieve impact te realiseren. Flexibele opwek Bestaande gascentrales en wkk s spelen op plekken al een belangrijke rol in het verlichten van netcongestie op piekmomenten. De vraag naar inzet van lokale flexibele opwek zal door netcongestie tijdelijk verder toenemen, totdat structurele netverzwaring is voltooid. Gasgestookte installaties worden 15 https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie- ondernemers https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers https:/ / www.rvo.nl/ onderwerpen/ netcongestie-en-opslag-van-energie/ wegwijzer-netcongestie-ondernemers 6 ondertussen in toenemende mate vervangen door hernieuwbare energiebronnen, waardoor het aanbod van flexibele opwek daalt. Binnen het LAN is een actie gestart met de netbeheerders, in nauwe samenwerking met de ACM, om het overzicht van het bestaande vermogen te verbeteren en te verbinden aan de gewenste inzet voor het verminderen of voorkomen van netcongestie in specifieke netdelen. Het doel is om deze verkenning in het tweede kwartaal van 2025 af te ronden. Maatschappelijk prioriteringskader ACM In het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. is een update toegezegd van de stand van zaken van het prioriteringskader van de ACM16. Netbeheerders zijn sinds 1 oktober 2024 verplicht om in congestiegebieden het maatschappelijk prioriteringskader17 toe te passen. Met het kader kunnen partijen die vallen binnen de categorieën congestieverzachter, veiligheid of basisbehoefte, voorrang aanvragen bij de netbeheerder. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 11 maart jl. uitspraak gedaan in meerdere zaken over het prioriteringskader. Hieruit blijkt dat de ACM zelfstandig bevoegd is het kader vast te stellen, maar dat het huidige kader onvoldoende is onderbouwd. De drinkwatervoorziening is verplaatst van de categorie basisbehoeften naar de categorie veiligheid. De ACM bestudeert de uitspraak met het oog op te zetten vervolgstappen. Tot 1 januari 2026 zal het huidige prioriteringskader van kracht blijven. De ACM acht het van belang dat partijen met een groot maatschappelijk belang ook volgend jaar voorrang kunnen krijgen. 2.2 Beter Benutten Bedrijven & Instellingen Met de actielijn Beter Benutten Bedrijven en Instellingen werkt het LAN aan het bieden van handelingsperspectief bij belemmeringen door netcongestie. Hoewel er aanzienlijke potentie is voor flexibiliteit in Nederland, ziet het LAN nog belemmeringen voor de opschaling, met name: - Gebrek aan inzicht in benodigde flexibiliteit in een gebied; - Onzekerheid over kosten, baten en de businesscase; - Versnipperde kennis en technische complexiteit; - Capaciteitsgebrek bij netbeheerders, wat leidt tot lange doorlooptijden voor totstandkoming van nieuwe contracten. Aan de hand van deze knelpunten is met de betrokken brancheverenigingen18 de rapportage "Flexibilisering van Elektriciteitsverbruik door bedrijven en instellingen" opgeleverd. Deze rapportage met beleidsacties, knelpunten en status is beschikbaar op de RVO-website19 en gaat als bijlage bij deze brief. De volgende acties zijn toegevoegd aan het actieprogramma: - Sectorale aanpak om bedrijven en instellingen gericht te ondersteunen. - Kennisfunctie netcongestie voor beter inzicht in uitdagingen en oplossingen. - Verbetering van inzicht in toekomstige flexibiliteitsbehoeften. - Harmonisatie van processen en werkwijzen tussen regionale en landelijke netbeheerders. - Monitoring van flexibiliteitsontwikkelingen. - Evaluatie van bestaande regelingen en waar nodig verbetering. - Versterkte samenwerking tussen RVO en netbeheerders. Als concrete maatregel gaat per 1 april a.s. de subsidieregeling Flexibel elektriciteitsverbruik (Flex-e) van start om grootverbruikers te ondersteunen bij het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. De Tweede Kamer is bij brief van 19 februari geïnformeerd over deze regeling20. Daarnaast is uit het 16 TZ202502-197 17 https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken 18 Energie Nederland, VEMW, NBNL, VNO-NCW, MKB Nederland, NVDE, Holland Solar en Energy Storage NL. 19 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025- 03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf 20 Kamerstukken II 2024-25, 29023, nr. 535 https:/ / www.acm.nl/ nl/ publicaties/ codebesluit-prioriteringsruimte-bij-transportverzoeken https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf%20%20 https:/ / www.rvo.nl/ sites/ default/ files/ 2025-03/ Rapportage%20Flexibilisering%20Bedrijven%20en%20Instellingen%20Definitief%202.pdf%20%20 7 stimuleringsprogramma energiehubs in 2024 en 2025 € 17,5 mln. per jaar beschikbaar gesteld voor ondersteuning van initiatieven voor energiehubs voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoeken of het verkrijgen van de juiste vergunningen. Sectorale aanpak In lijn met het advies van de heer Schouw zet het kabinet in op een sectorale aanpak om bedrijven en instellingen te helpen met het flexibiliseren van hun elektriciteitsverbruik. In november 2024 hebben de Waterschappen als eerste een sectorovereenkomst netcongestie gesloten met Netbeheer Nederland en het ministerie van KGG. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en KGG zijn op dit moment in overleg met partijen uit de OV sector en netbeheerders. Doel van deze gesprekken is te komen tot een gezamenlijke aanpak van netcongestie in het openbaar vervoer. Uit een studie naar de mogelijkheden in de bedrijfsvoering van verschillende economische sectoren en gesprekken van VNO-NCW en MKB-Nederland met hun leden zijn drie aanvullende sectoren naar voren gekomen waarmee verkennende gesprekken worden gestart: glastuinbouw, levensmiddelenindustrie en metaal & metaalbewerking. Kennisfunctie Bij de RVO wordt de kennisfunctie netcongestie ingericht om bestaande oplossingen en mogelijkheden breed beschikbaar te stellen aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. De RVO heeft brede kennis van regelingen en subsidies omtrent de verduurzaming van de energievoorziening die tevens bijdragen aan het verlichten van congestie. Uit onderzoek van MKB-Nederland is gebleken dat ondernemers van alle kanalen die zij raadplegen het meest tevreden zijn over RVO. Bij veel ondernemers leven vragen over het delen van energie met bijvoorbeeld cable pooling of een energiehub. Ook de informatie over de kansen en mogelijkheden die daarvoor zijn komt binnen de kennisfunctie beschikbaar. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de toezegging aan het Eerste-Kamerlid Crone (GL-PvdA) in het debat over de Energiewet op 3 december. 2.3 Beter Benutten Kleinverbruikers Ook de belasting van de laagspanningsnetten, waar kleinverbruikers zoals huishoudens, scholen, winkels, horeca en andere mkb bedrijven op zijn aangesloten, neemt toe. In de actielijn Beter Benutten Kleinverbruikers werkt het LAN aan een toekomstbestendig systeem waarin kleinverbruikers slim en efficiënt gebruik maken van het laagspanningsnet. De focus ligt daarbij op: 1. Het stimuleren van de uitrol van ‘slimme apparaten op het gebied van wonen en mobiliteit. 2. Communicatie en draagvlak zodat kleinverbruikers handvatten krijgen om hun piekverbruik af te vlakken. 3. Inrichten van de juiste financiële prikkels met de invoering van een nieuw systeem van nettarieven zodat beter benutten van het net loont. 4. Implementatie van netbescherming, om de effecten van onverwachte pieken zoveel mogelijk te beperken. De gezamenlijke netbeheerders zullen in de zomer van 2025 een ontwerp codevoorstel gereed hebben voor alternatieve nettarieven voor kleinverbruikers, op basis van het onderzoek van Berenschot van oktober 202421. Het ontwerp wordt vervolgens door de gezamenlijke netbeheerders omgezet in een concept codevoorstel, dat bij ACM ingediend zal worden. De ACM zal het concept consulteren en uiteindelijk een codewijziging vaststellen. Bij opstellen van dit codevoorstel besteden netbeheerders en de ACM bijzondere aandacht aan de uitvoerbaarheid en begrijpelijkheid voor burgers, zoals de Tweede Kamer met de motie-Postma/ Flach22 heeft benadrukt. De 21 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief- nettariefstelsel-kleinverbruik 22 Kamerstukken II 2024-25, 29023, nr. 541 https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik https:/ / www.netbeheernederland.nl/ publicatie/ berenschot-verkenning-alternatief-nettariefstelsel-kleinverbruik 8 invoering van dit nieuwe systeem op alle onderdelen kost tijd en zal op zijn vroegst in 2028 kunnen worden voltooid. Daarom wordt doorlopend gezocht naar maatregelen die verlichting kunnen bieden op de korte termijn. Stroomnettchecker De regionale netbeheerders Enexis, Liander en Stedin hebben onlangs een ‘stroomnetchecker gepubliceerd op hun websites. Hiermee kunnen huishoudens en andere partijen met een kleinverbruik-aansluiting op basis van hun postcode en huisnummer een indicatie krijgen van de lokale situatie op het stroomnet en de kans dat zij langer moeten wachten, in het geval dat het stroomnet in de buurt eerst moet worden uitgebreid. Dit helpt hen om vooraf beter te plannen welke verduurzamende maatregelen ze kunnen nemen. Inpassing van thuisbatterijen Het afgelopen jaar is het aantal kleinschalige batterijen sterk gegroeid. Thuisbatterijen hebben de potentie om netcongestie te verminderen, maar kunnen de belasting op het net ook juist vergroten. Om deze reden sluiten netbeheerders, marktpartijen en KGG binnenkort een convenant waarin wordt voorkomen dat kleinschalige batterijen laden of ontladen op momenten dat dit netcongestie verergert. Batterijen die voldoen aan de afspraken kunnen worden voorzien van een keurmerk. Daarmee wordt een eerste stap gezet voor de congestiepositieve inzet van deze batterijen. Slim laden elektrische voertuigen Het slim laden van elektrische voertuigen maakt vraagsturing en tijdelijke opslag van elektriciteit via de batterijen van elektrische voertuigen mogelijk. Elektrische voertuigen leiden tot extra elektriciteitsvraag, maar kunnen ook bijdragen aan het voorkomen en dempen van piekbelastingen. Dit kan voordelen opleveren voor zowel eigenaren van elektrische auto s als voor het elektriciteitsnetwerk. De Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) heeft een nationaal opschalingsprogramma Slim Laden Voor Iedereen” (SLVI) vormgegeven om in samenwerking met betrokkenen uit de laadketen, de landelijke opschaling van slim laden te realiseren. Het SLVI-kader is verwerkt in de handreiking condities netbewust laden” voor publieke laadpalen. De landelijke implementatie van netbewust laden via deze handreiking is een van de acties uit het landelijk SLVI-actieplan en onderdeel van het LAN. De implementatie loopt op schema en is naar verwachting eind dit jaar gereed. Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheid voor regionaal maatwerk in netcongestiegebieden. Binnenkort ondertekenen netbeheerder Stedin en de laadpaalexploitanten (Charge Point Operators, CPO s) in de provincie Utrecht hierover een intentieverklaring. Het terugschakelen van publieke laadpalen tijdens piekmomenten is een van de maatregelen waarmee ruimte ontstaat op het elektriciteitsnet in dit gebied. Het streven is dat netbeheerder Stedin vóór de zomer van 2025 capaciteitgebonden contracten sluit met de laadpaalexploitanten in Utrecht en voor dit congestiemanagement een passende compensatievergoeding overeenkomt. Het ministerie van IenW voert de regie en werkt samen met de NAL- regio s, het ministerie van KGG en de ACM om dit proces te bewaken en waar nodig bij te sturen. Tevens heeft de afgelopen winter in het verzorgingsgebied van Enexis en Liander met tussenkomst van marktpartijen Eneco eMobility, Vattenfall en ANWB een succesvolle proef met netbewust thuisladen bij zo n 400 huishoudens plaatsgevonden. Hierbij is een significante reductie in het laadvermogen tijdens piekmomenten gerealiseerd. Op basis van de positieve leerervaringen hebben de netbeheerders Enexis, Liander en Stedin met energieleveranciers Eneco, Essent en Vattenfall de intentie uitgesproken om dit concept voor het einde van 2025 op grotere schaal te toetsen. Flevopolder-Gelderland-Utrecht (FGU) 9 Begin 2024 bleek dat de congestiesituatie in de regio Flevopolder, Gelderland en Utrecht (FGU-gebied) bijzonder urgent is en ook kleinverbruikers kan raken. Om dit te voorkomen zijn aanvullende regionale maatregelen afgesproken tussen de betrokken netbeheerders, provincies, en de ministeries van IenW, VRO en KGG23. Een deel van de maatregelen is erop gericht om de piekvraag op de laagspanningsnetten te reduceren. In deze regio wordt gestart met netbewust bouwen, waarin met technische oplossingen de netbelasting wordt beperkt. Zoals hiervoor toegelicht worden daarnaast maatwerkafspraken gemaakt met aanbieders van publieke laadpalen. Zoals besproken in het Tweeminutendebat Netcongestie van 6 maart jl. wordt ook specifiek gekeken naar de mogelijkheden van lokale opwek. In Flevoland worden bijvoorbeeld de mogelijkheden van wind, zon en batterijen in kaart gebracht. Deze regionale maatregelen zijn als nieuwe acties opgenomen in het LAN, zodat de acties aansluiten bij de overkoepelende aanpak voor kleinverbruikers en de lessen en ervaringen met het FGU-gebied meegenomen worden bij de mogelijke toepassing van deze maatregelen in andere regio's of nationaal. 3. Slimmer Inzicht Met het bieden van inzicht in de netsituatie wordt bijgedragen aan de andere actielijnen en wordt de duidelijkheid gegeven die nodig is om onderbouwde beslissingen te kunnen nemen over bijvoorbeeld woningbouwprojecten of investeringen door bedrijven of organisaties. De transportcapaciteitskaart24 wordt met regelmaat aangevuld met nieuwe inzichten en functionaliteiten, in samenwerking met stakeholders binnen het LAN. Dit zijn meer dan 25 organisaties waaronder VNO- NCW/ MKB, VNG, IPO en VEMW. Onlangs zijn de geplande netuitbreidingen per zogenoemd ‘voedingsgebied op hoog- en middenspanningsniveau toegevoegd; in het 2e kwartaal 2025 volgt een meerjarige vooruitblik; vanaf het 3e kwartaal 2025 wordt in stappen informatie toegevoegd over de fasering van netuitbreidingen per voedingsgebied en wordt er meer inzicht gegeven in de belasting van het net in de tijd; in de eerste helft van 2026 volgt meer inzicht in de plannings (on)zekerheden van de netuitbreiding. Dit alles geeft steeds betere indicatie van het moment dat er in een voedingsgebied extra transportcapaciteit aangeboden kan worden aan klanten op de wachtlijst. Op deze wijze wordt meer transparantie geboden aan grootverbruikers zodat zij tijdige investeringsbeslissingen kunnen nemen over verduurzaming en uitbreiding. Hiermee is uitvoering gegeven aan de toezegging in het commissiedebat netcongestie en energie-infrastructuur van 19 februari jl. om nadere informatie te geven over transparantie en informatievoorziening voor ondernemers rond netcongestie25. Tot slot Alle samenwerkingspartners en het kabinet werken op uiteenlopende gebieden hard aan de aanpak van netcongestie en het beperken van de gevolgen. Alle grote en kleinere acties op het gebied van sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht zijn nodig om deze uitdaging het hoofd te bieden. Ondanks dat zal netcongestie in de komende jaren nog tot beperkingen blijven leiden. Het kabinet blijft zoeken naar manieren om extra stappen te zetten en verlichting te bieden waar dat kan. Het kabinet doet dit in constructief overleg met het parlement, medeoverheden en maatschappelijke organisaties. Sophie Hermans Minister van Klimaat en Groene Groei 23 Kamerstukken II 2023/ 24, 29023, nr. 510 24 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ 25 TZ202502-196 https:/ / capaciteitskaart.netbeheernederland.nl/ 10 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
24-03-2025 06:54:04 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 558 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 maart 2025 Om de levering van elektriciteit en drinkwater op Bonaire na 1 april 2026 te garanderen, moet de komende maanden de brandstofvoorziening op Bonaire worden verbeterd. Per 1 april 2026 zullen namelijk de tijdelijke vergunningen met verlaagde veiligheidseisen van de twee bestaande brandstofopslaglocaties van rechtswege vervallen. Mede namens de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu informeer ik u over de gewijzigde situatie en rol van het Rijk inzake de brandstofvoorziening op Bonaire. Het Bestuurscollege van Bonaire informeert gelijktijdig de Eilandsraad van Bonaire. Om de brandstofvoorziening op Bonaire te waarborgen was voorzien in de bouw van een nieuwe brandstofterminal op de locatie Luchthaven Zuid, er is echter geen zicht meer op een tijdige realisatie hiervan. In 2021 werd Bonaire Bon Transition (voorheen Bonaire Brandstof Terminals, hierna BBT) door het toenmalige Ministerie van Economische Zaken en Klimaat opgericht, om een nieuwe terminal te bouwen en bij te dragen aan de energietransitie op Bonaire. Sinds die tijd is gewerkt om alle voorbereidingen te treffen voor de nieuwe terminal. Inmiddels is gebleken dat het draagvlak op het eiland voor deze locatie sterk is afgenomen, wat de noodzakelijke bestemmingsplanwijzing voor deze locatie compliceert. Door de langdurige trajecten en de volgtijdigheid van noodzakelijke vergunningsprocedures is er geen zicht meer op het tijdig bouwen van een nieuwe brandstofterminal op Luchthaven Zuid voor 1 april 2026. Ten opzichte van 2021 is de situatie rondom de bestaande brandstofvoorziening inmiddels substantieel gewijzigd, waardoor voor de korte termijn de bestaande opslaglocaties zullen worden gerenoveerd om aan de veiligheidseisen van de oorspronkelijke vergunningen te voldoen. Zo zijn de plannen uit 2021 voor een nieuwe haven bij de diesel- en benzineopslaglocatie in Hato weggevallen, waardoor de brandstofopslag hier vooralsnog kan worden voortgezet. Daarnaast had Oil Trading Bonaire (100% eigendom van het Openbaar Lichaam Bonaire, hierna: OTB), de eigenaar van de opslag voor vliegtuigbrandstof, op dat moment geen integer bestuur of middelen om de renovaties uit te voeren. OTB heeft sinds 2023 weer goedgekeurde accountantsverklaringen en is sindsdien een betrouwbare partij voor samenwerking gebleken. De lokale partijen verantwoordelijk voor de renovatie en alle bijbehorende kosten hebben aangegeven dat het haalbaar is om de bestaande brandstofterminals voor 1 april 2026 gerenoveerd te hebben. Voor de lange termijn brandstofopslag lijkt de olieterminal van de in 2021 failliet verklaarde Bopec en omgeving inmiddels een realistische optie te worden. Er is een kandidaat koper voor deze terminal, waardoor er zicht is op een doorstart. De Bopec-terminal ligt in het noorden van het eiland vlak bij de energiecentrale, waardoor het aantal transportbewegingen van brandstof over het eiland aanzienlijk kan worden verminderd. Vanaf de huidige brandstofopslag in Hato gaan er wekelijks gemiddeld 26 brandstoftransporten langs de bebouwde omgeving en het natuurpark naar de energiecentrale, waar de olieterminal van Bopec naast ligt. De transportbewegingen zouden overigens ook noodzakelijk blijven als de nieuwe brandstofterminal gebouwd zou worden, aangezien de beoogde locatie hiervoor bij de luchthaven lag in het zuidoosten van Bonaire. Indien de doorstart van Bopec daadwerkelijk plaats zal vinden, kunnen naar verwachting niet alle benodigde brandstoffen per april 2026 bij Bopec worden opgeslagen. Ook zal er vanwege de afstand tot de luchthaven geen opslag voor vliegtuigbrandstof komen. Het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) en de beoogde koper pakken dit gezamenlijk voortvarend op. Omdat BBT op de korte en lange termijn geen nieuwe brandstofterminal meer gaat bouwen op Bonaire, wordt er een afbouwplan gemaakt om het deel van BBT dat hiervoor opgericht is (BBT-Storage) op te heffen. Een aandachtspunt hierbij is de 5 miljoen euro momenteel aanwezig in BBTmet als doel opslag brandstof van Bonaire uit de regio-enveloppe 1 . Verkend wordt op welke wijze deze middelen ingezet kunnen worden voor de brandstofvoorziening van Bonaire. Verder evalueert het Ministerie van Klimaat en Groene Groei of de dochteronderneming van BBT gericht op de energietransitie (BBT-Energy) in huidige vorm zal blijven bestaan. In het licht van de nieuwe situatie is er geen beleidsrol meer voor het Rijk in de Bonairiaanse brandstofvoorziening en wordt de bestuursovereenkomst uit 2021 die zag op de bouw van een nieuwe terminal gezamenlijk opgezegd. Deze overeenkomst was gesloten tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de gezaghebber van Bonaire.Met deze beëindiging wordt de brandstofvoorziening weer een eilandstaak. Voor het kabinet staat vanzelfsprekend voorop dat de brandstofzekerheid op korte en lange termijn moet worden gewaarborgd voor de inwoners van Bonaire. Hiertoe wordt tussen het Rijk en het OLB hard gewerkt om voor 1 april 2026 een passende oplossing te vinden die de levering en distributie van brandstof zeker stelt, recht doet aan de energiebehoefte op het eiland en aan de verhoudingen binnen de samenwerking tussen het Rijk en OLB. Mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Digitalisering en Koninkrijksrelaties) De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstuk 29 697, nr. 54 , p. 2 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
21-03-2025 06:56:00 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 558 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 maart 2025 Om de levering van elektriciteit en drinkwater op Bonaire na 1 april 2026 te garanderen, moet de komende maanden de brandstofvoorziening op Bonaire worden verbeterd. Per 1 april 2026 zullen namelijk de tijdelijke vergunningen met verlaagde veiligheidseisen van de twee bestaande brandstofopslaglocaties van rechtswege vervallen. Mede namens de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu informeer ik u over de gewijzigde situatie en rol van het Rijk inzake de brandstofvoorziening op Bonaire. Het Bestuurscollege van Bonaire informeert gelijktijdig de Eilandsraad van Bonaire. Om de brandstofvoorziening op Bonaire te waarborgen was voorzien in de bouw van een nieuwe brandstofterminal op de locatie Luchthaven Zuid, er is echter geen zicht meer op een tijdige realisatie hiervan. In 2021 werd Bonaire Bon Transition (voorheen Bonaire Brandstof Terminals, hierna BBT) door het toenmalige Ministerie van Economische Zaken en Klimaat opgericht, om een nieuwe terminal te bouwen en bij te dragen aan de energietransitie op Bonaire. Sinds die tijd is gewerkt om alle voorbereidingen te treffen voor de nieuwe terminal. Inmiddels is gebleken dat het draagvlak op het eiland voor deze locatie sterk is afgenomen, wat de noodzakelijke bestemmingsplanwijzing voor deze locatie compliceert. Door de langdurige trajecten en de volgtijdigheid van noodzakelijke vergunningsprocedures is er geen zicht meer op het tijdig bouwen van een nieuwe brandstofterminal op Luchthaven Zuid voor 1 april 2026. Ten opzichte van 2021 is de situatie rondom de bestaande brandstofvoorziening inmiddels substantieel gewijzigd, waardoor voor de korte termijn de bestaande opslaglocaties zullen worden gerenoveerd om aan de veiligheidseisen van de oorspronkelijke vergunningen te voldoen. Zo zijn de plannen uit 2021 voor een nieuwe haven bij de diesel- en benzineopslaglocatie in Hato weggevallen, waardoor de brandstofopslag hier vooralsnog kan worden voortgezet. Daarnaast had Oil Trading Bonaire (100% eigendom van het Openbaar Lichaam Bonaire, hierna: OTB), de eigenaar van de opslag voor vliegtuigbrandstof, op dat moment geen integer bestuur of middelen om de renovaties uit te voeren. OTB heeft sinds 2023 weer goedgekeurde accountantsverklaringen en is sindsdien een betrouwbare partij voor samenwerking gebleken. De lokale partijen verantwoordelijk voor de renovatie en alle bijbehorende kosten hebben aangegeven dat het haalbaar is om de bestaande brandstofterminals voor 1 april 2026 gerenoveerd te hebben. Voor de lange termijn brandstofopslag lijkt de olieterminal van de in 2021 failliet verklaarde Bopec en omgeving inmiddels een realistische optie te worden. Er is een kandidaat koper voor deze terminal, waardoor er zicht is op een doorstart. De Bopec-terminal ligt in het noorden van het eiland vlak bij de energiecentrale, waardoor het aantal transportbewegingen van brandstof over het eiland aanzienlijk kan worden verminderd. Vanaf de huidige brandstofopslag in Hato gaan er wekelijks gemiddeld 26 brandstoftransporten langs de bebouwde omgeving en het natuurpark naar de energiecentrale, waar de olieterminal van Bopec naast ligt. De transportbewegingen zouden overigens ook noodzakelijk blijven als de nieuwe brandstofterminal gebouwd zou worden, aangezien de beoogde locatie hiervoor bij de luchthaven lag in het zuidoosten van Bonaire. Indien de doorstart van Bopec daadwerkelijk plaats zal vinden, kunnen naar verwachting niet alle benodigde brandstoffen per april 2026 bij Bopec worden opgeslagen. Ook zal er vanwege de afstand tot de luchthaven geen opslag voor vliegtuigbrandstof komen. Het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) en de beoogde koper pakken dit gezamenlijk voortvarend op. Omdat BBT op de korte en lange termijn geen nieuwe brandstofterminal meer gaat bouwen op Bonaire, wordt er een afbouwplan gemaakt om het deel van BBT dat hiervoor opgericht is (BBT-Storage) op te heffen. Een aandachtspunt hierbij is de 5 miljoen euro momenteel aanwezig in BBTmet als doel opslag brandstof van Bonaire uit de regio-enveloppe 1 . Verkend wordt op welke wijze deze middelen ingezet kunnen worden voor de brandstofvoorziening van Bonaire. Verder evalueert het Ministerie van Klimaat en Groene Groei of de dochteronderneming van BBT gericht op de energietransitie (BBT-Energy) in huidige vorm zal blijven bestaan. In het licht van de nieuwe situatie is er geen beleidsrol meer voor het Rijk in de Bonairiaanse brandstofvoorziening en wordt de bestuursovereenkomst uit 2021 die zag op de bouw van een nieuwe terminal gezamenlijk opgezegd. Deze overeenkomst was gesloten tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de gezaghebber van Bonaire.Met deze beëindiging wordt de brandstofvoorziening weer een eilandstaak. Voor het kabinet staat vanzelfsprekend voorop dat de brandstofzekerheid op korte en lange termijn moet worden gewaarborgd voor de inwoners van Bonaire. Hiertoe wordt tussen het Rijk en het OLB hard gewerkt om voor 1 april 2026 een passende oplossing te vinden die de levering en distributie van brandstof zeker stelt, recht doet aan de energiebehoefte op het eiland en aan de verhoudingen binnen de samenwerking tussen het Rijk en OLB. Mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Digitalisering en Koninkrijksrelaties) De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans X Noot 1 Kamerstuk 29 697, nr. 54 , p. 2 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
21-03-2025 06:55:58 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 557 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 14 maart 2025 Op 5 maart 2025 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om de Europese gasopslagbepalingen met twee jaar te verlengen, zonder verdere wijzigingen. 1 Verder heeft de Europese Commissie een aanbeveling voor het vulseizoen van 2025 gepubliceerd. 2 In deze brief ontvangt u een appreciatie van de voorgestelde verlenging van de Europese gasopslagbepalingen en de aanbeveling van de Commissie voor komend vulseizoen. Deze brief vervangt het reguliere BNC-fiche vanwege de zeer korte termijn waarbinnen besluitvorming over het voorstel wordt beoogd door het Poolse voorzitterschap. Het voorstel heeft als juridische grondslag artikel 194, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt dat de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, vereist zijn. De besluitvormingsprocedure in de Raad vindt plaats op basis van een gekwalificeerde meerderheid. 1. Context en algemene beschrijving van de huidige bepalingen in de verordening gasleveringszekerheid Op 1 juli 2022 zijn de gasopslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid in werking getreden. Dit speelde zoals bekend tegen de achtergrond van het hoogtepunt van de energiecrisis. Destijds was het doel van de gasopslagbepalingen het verzekeren van de vulling van de gasopslagen tijdens een periode met hoge prijzen voorafgaand aan de winter van 2022/ 23 en verwachte problemen met de gasvoorziening als gevolg van het wegvallen van (een deel van het) Russisch aanbod. Om dit doel te bereiken werd aan lidstaten een verplichting voor het vullen van de gasopslagen opgelegd. Op 1 november 2022 moest een vuldoelstelling van 80% gehaald worden van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 geldt per 1 november een vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Er gelden twee uitzonderingen op de vuldoelstelling van 90% op 1 november: op basis van deze uitzonderingen kunnen de vuldoelstelling voor bepaalde lidstaten verlaagd worden. Het doel van deze uitzonderingen is om te voorkomen dat er een disproportionele last komt te liggen bij lidstaten met relatief veel opslagcapaciteit, zoals Nederland. Ten eerste stipuleert artikel 6 bis, tweede lid, van de verordening gasleveringszekerheid dat de vuldoelstelling wordt verlaagd tot een volume dat overeenkomt met 35% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar voor die lidstaat, indien dit lager is dan de vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Letland en Slowakije komen in aanmerking voor deze uitzondering. De tweede uitzondering op de vuldoelstelling is gebaseerd op gasexport naar derde landen buiten de EU. Deze uitzondering is van toepassing op Nederland, vanwege de export van gas naar het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2016–2021. Artikel 6 bis, derde lid, van de verordening gasleveringszekerheid stipuleert dat de vuldoelstelling verminderd wordt met het volume dat tijdens de periode 2016 tot en met 2021 aan derde landen is geleverd, indien het gemiddelde geleverde volume tijdens de onttrekkingsperiode voor gasopslag tijdens die jaren meer dan 15 TWh per jaar bedroeg. Deze tweede uitzondering is van toepassing voor Nederland, omdat Nederland tijdens de maanden oktober tot april van die jaren gemiddeld 23 TWh aan gas heeft geleverd aan het Verenigd Koninkrijk via de BBL-pijpleiding. Daarom ligt de vuldoelstelling voor Nederland steeds lager dan 90%. Dit betekent dat Nederland op 1 november 2022 65% moest vullen, op 1 november 2023 73% en op 1 november 2024 en 2025 74%. Geen andere lidstaat maakt van deze uitzondering gebruik. De Commissie stelt, conform de verordening, middels een uitvoeringshandeling elk jaar de tussentijdse streefdoelen voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september vast. 3 Pas indien een lidstaat meer dan 5%-punt van een streefdoel afwijkt, moet ingevolge artikel 6 bis, tiende lid, van de verordening gasleveringszekerheid, de lidstaat onmiddellijk maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen. Artikel 6 ter van de verordening gasleveringszekerheid bevat maatregelen die lidstaten kunnen nemen om hun vuldoelstelling te halen. Deze maatregelen dienen duidelijk te worden omschreven en dienen transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar te zijn. Artikel 6 quater stelt regels met betrekking tot lidstaten zonder opslagcapaciteit, namelijk dat deze 15% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik van de voorgaande vijf jaren moeten opslaan en hiertoe vrijwillig een lastenverdelingsmechanisme kunnen aangaan met één of meer lidstaten die over opslaginstallaties beschikken. Zover bekend heeft geen enkele lidstaat zonder gasopslagcapaciteit zich gecommitteerd aan het lastenverdelingsmechanisme. Ten slotte bevat de verordening gasleveringszekerheid de nodige definities, alsmede afspraken over monitoring, handhaving en rapportage door de Commissie. De bepalingen van de verordening gasleveringszekerheid met betrekking tot het vullen van de gasopslagen (artikel 2 punten 27 tot en met 31, de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 16, lid 3, artikel 17 bis, artikel 18 bis, artikel 20, lid 4, en bijlagen I bis en I ter) gelden tot en met 31 december 2025. 2. Inhoud en appreciatie verlenging van de opslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid De Europese Commissie stelt voor om de tijdelijke bepalingen ten aanzien van het vullen van de gasopslagen te verlengen met twee jaar. Dit betekent dat ook in de komende twee jaar lidstaten op 1 november 2026 en 2027 in principe 90% van hun gasopslagcapaciteit gevuld moeten hebben, behoudens de hierboven beschreven twee uitzonderingen. Zo blijft voor Nederland in het voorstel de uitzondering van toepassing waarmee de vuldoelstelling voor Nederland wordt verlaagd, vanwege het volume dat vanuit Nederland tijdens de periode 2016 tot en met 2021 in de periode oktober-april aan derde landen is geleverd. Voorts heeft de Commissie een aanbeveling (C(20251481) uitgebracht voor het komende vulseizoen (2025). Deze aanbeveling is niet-bindend. De aanbeveling ziet dus niet op het vulseizoen van 2026 en 2027, waar het voorstel tot verlenging van de gasopslagbepalingen op ziet. In de aanbeveling doet de Commissie de aanbeveling aan lidstaten om geen maatregelen te nemen die de werking van de interne markt en gasleveringszekerheid negatief beïnvloeden. Daarnaast beveelt de Commissie aan de Groep coördinatie gas (GCG) te consulteren alvorens nationale maatregelen te treffen om de gasopslagen te vullen. Lidstaten krijgen ook de aanbeveling om te verifiëren dat marktpartijen die belast zijn met het uitvoeren van de vulmaatregelen voldoende expertise hebben in het handelen op de energiemarkt. Verder geeft de Commissie meer flexibiliteit in de handhaving van de tussentijdse vuldoelstellingen. Voorts is het de aanbeveling van de Commissie dat lidstaten gebruik maken van de derogaties die gelden op de vuldoelstelling van 90% voor 1 november. Ten slotte is de Commissie bereid om ook marktomstandigheden mee te laten wegen bij artikel 6 bis, achtste lid, van de verordening gasleveringszekerheid. Dit artikel bepaalt dat indien een lidstaat niet op 1 november de vuldoelstelling haalt wegens technische beperkingen, deze lidstaat de vuldoelstelling op 1 december moet halen. Appreciatie a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein Ondanks de dalende gasvraag speelt gas in Nederland, als bekend, nog een cruciale rol. Gas blijft nodig om huizen te verwarmen, voldoende elektriciteit te produceren en gas speelt een belangrijke rol in industriële processen. Het is om die reden dat het kabinet zich blijft inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Een weerbaar gassysteem blijft belangrijk tijdens de energietransitie nu de gaswinning in Nederland terugloopt en de geopolitieke spanningen in de wereld oplopen. Het kabinet vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse en EU-gassysteem en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren en goed gevuld worden. Het vullen van de gasopslagen is primair aan de markt, maar ook de overheid heeft een rol in het borgen van de leveringszekerheid. Het is om die reden dat het kabinet jaarlijks een vulambitie formuleert op basis van het overzicht leveringszekerheid van Gasunie Transport Services B.V. (GTS) en dat EBN de taak heeft gekregen om in 2025 (net als in 2022, 2023 en 2024) tot 20 TWh aan gas op te slaan, voor het geval markpartijen dat onvoldoende doen. Tevens komt het kabinet met een voorstel voor een wet bestrijden energieleveringscrisis, waarmee het kabinet enkele waarborgen inbouwt met betrekking tot het vullen van de gasopslagen. 4 b) Beoordeling ten aanzien van dit voorstel Het kabinet onderschrijft het doel van het voorstel. Goed gevulde gasopslagen dragen bij aan een weerbaar gassysteem. Het kabinet ziet ook de toegevoegde waarde van Europese samenwerking in de gasmarkt. Het kabinet is echter kritisch op de vormgeving van de huidige tijdelijke Europese gasopslagbepalingen, en daarmee ook op het ongewijzigd verlengen ervan 5 . Dit zal het kabinet toelichten aan de hand van de volgende vijf punten: 1. de Europese vuldoelstellingen zijn te rigide; 2. de Europese vuldoelstellingen zorgen voor een ongelijke verdeling van lasten tussen lidstaten; 3. lidstaten hebben beperkt mogelijkheden om gasopslagen te vullen; 4. marktdeelnemers hebben tijdens ongunstige marktomstandigheden onvoldoende prikkels om zelf aan de opslagdoelen te voldoen; en 5. vulmaatregelen van lidstaten kunnen marktverstorende effecten hebben. Ten eerste zijn de EU-vuldoelstellingen te rigide. Het is volgens het kabinet bij de vaststelling van de vuldoelstellingen belangrijk om te kijken naar het totale gassysteem, dus de combinatie van de verwachte gasvraag, export naar buurlanden, aanbod via LNG-import, toevoer via pijpleidingen en gaswinning en de mogelijkheden van gasopslag. Op basis van zo n totaalbeeld is ook de vulambitie van het kabinet voor 1 november 2025 tot stand gekomen 6 . De huidige vuldoelstellingen zijn gebaseerd op de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit en de gasvraag en LNG-importcapaciteit kunnen enkel in zeer beperkte mate worden meegenomen. Hierdoor zijn de vuldoelstellingen te rigide en bewegen onvoldoende mee met nieuwe ontwikkelingen op de gasmarkt. Daardoor ontstaat het risico dat de vuldoelstellingen kunstmatig hoog zijn, zonder dat dit vanuit het oogpunt van gasleveringszekerheid nodig is. Dit kan een onnodig prijsopdrijvend en marktverstorend effect hebben op de gasprijzen in de zomer. De gasvraag kan slechts beperkt worden meegenomen onder de huidige verordening en in het voorstel. Een lidstaat kan wel aanspraak maken op een verlaging van de vuldoelstelling naar 35% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar in die lidstaat, indien dit lager is dan 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Hiermee houdt de vuldoelstelling echter onvoldoende rekening met de daling in de gasvraag die in de Europese Unie is opgetreden na de gascrisis van 2022, omdat over een periode van vijf jaar moet worden teruggekeken. Bovendien hanteert GTS als uitgangspunt in het overzicht leveringszekerheid voor Nederland een percentage van 25 tot 30 procent van het jaarlijkse gasverbruik als volume dat in de seizoensopslagen aanwezig moet zijn om een koude winter het hoofd te bieden. 7 De Europese gasopslagbepalingen gaan uit van een hoger percentage, namelijk 35%. Voorts houden de gasopslagbepalingen geen rekening met de toegenomen LNG-importcapaciteit van de EU. Een lidstaat kan, ingevolge artikel 6 bis, vijfde lid van de verordening gasleveringszekerheid, onder strenge voorwaarden deels aan de EU-vuldoelstelling voldoen door het fysiek opgeslagen LNG dat in zijn LNG-installaties beschikbaar is, mee te tellen. Voor zover bekend maakt alleen Spanje van deze bepaling gebruik. Hierbij moet opgemerkt worden dat in Nederland LNG dat is opgeslagen in LNG-tanks vaak maar kort wordt opgeslagen voordat het gasvormig wordt gemaakt en het transmissienet wordt ingevoed. Het businessmodel van de Nederlandse LNG-terminals is immers gebaseerd op het zo snel en daarmee zo veel mogelijk om zetten van LNG naar gas. Het is daarom in de ogen van het kabinet juister te kijken naar de LNG-importcapaciteit dan naar de opslagcapaciteit van de LNG-tanks in een LNG-installatie. Verder schrijven de gasopslagbepalingen uit de verordening gasleveringszekerheid tussentijdse vuldoelstellingen voor lidstaten voor, voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september. Uit gesprekken die het kabinet met marktpartijen heeft gevoerd blijkt dat dit prijssignalen verstoort en meer specifiek bijdraagt aan de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijzen, doordat het vullen en daarmee (de omvang van) de vraag naar gas voorspelbaar wordt voor andere marktdeelnemers. Het kabinet vindt het belangrijk dat de vormen van flexibiliteit die in de huidige bepalingen zitten behouden blijven. Zo mogen lidstaten voor 5%-punt afwijken van de tussentijdse vuldoelstellingen en blijven de uitzonderingen op de vuldoelstelling van 90% op 1 november behouden. Ten tweede zijn de lasten voor het vullen van de gasopslagen en de daarmee verbonden kosten ongelijk verdeeld tussen lidstaten. Lidstaten met relatief veel gasopslagcapaciteit ten opzichte van hun vraag (zoals Nederland) dragen een zwaardere last in vergelijking met lidstaten met relatief weinig of geen opslagcapaciteit. Zo zijn lidstaten zonder opslagcapaciteit verplicht alleen 15% van de binnenlandse gasvraag op te slaan en staat het hen geheel vrij hier een lastenverdelingsmechanisme over aan te gaan met andere lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken. Lidstaten met weinig opslagcapaciteit zijn daarnaast alleen verplicht 90% van de op hun grondgebied aanwezige opslagcapaciteit te vullen ongeacht hoe dit in verhouding staat met de gasvraag in die lidstaat. Het kabinet acht dit onwenselijk aangezien de Nederlandse gasopslagen voor een groot deel ook gebruikt worden voor seizoensflexibiliteit in andere lidstaten, zoals België en Duitsland. Deze lidstaten hebben namelijk minder opslagcapaciteit in verhouding tot hun vraag dan Nederland. Dat wordt hieronder verder uitgelegd. Dat lidstaten zoals België en Duitsland profiteren van onze seizoensflexibiliteit past bij de interne Europese gasmarkt. Zo heeft Nederland ook baat bij LNG-infrastructuur in België en het Duitse transportnetwerk waar Noors gas (via Emden) naar Nederland stroomt. Als gasopslagen door marktpartijen worden gevuld – zoals de sinds de liberalisering van de gasmarkt het geval is – dan leidt dit niet tot extra kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Maar als de overheid extra vulmaatregelen moet treffen, zoals bijvoorbeeld met de vultaak voor EBN, om een bepaalde vuldoelstelling te halen, dan komen daar potentieel extra kosten bij kijken en die kunnen erg hoog zijn. Deze kosten komen in eerste instantie terecht bij de lidstaten die deze vulmaatregelen moeten treffen om aan hun vuldoelstelling te voldoen en dit zijn onder andere lidstaten met relatief veel opslagcapaciteit, zoals Nederland. Maatregelen om deze extra kosten meer evenredig te verdelen, door bijvoorbeeld het instellen van een heffing om de kosten van gasopslag op zowel binnenlandse als buitenlandse afnemers te verhalen stuit op zware kritiek vanuit de Europese Commissie. Nederland draagt daarmee de (financiële) last om de gasopslagen te vullen, niet alleen voor haar eigen gasvraag, maar ook voor de gasvraag in andere EU-lidstaten en kan dit niet adequaat doorberekenen. Het kabinet is van mening dat elke lidstaat evenredig moet bijdragen aan het vullen van de gasopslagen in de Europese Unie naar verhouding tot de eigen gasvraag. Ten derde gaan de huidige vuldoelstellingen voorbij aan het feit dat met name marktpartijen gasopslagen vullen. Het zijn namelijk marktpartijen, en niet de overheid, die gasopslagcapaciteit boeken bij de opslagsysteembeheerders en de gasopslagen vullen. Lidstaten hebben maar beperkt mogelijkheden om de gasopslagen te vullen of het vullen ervan te stimuleren. Zo zijn lidstaten beperkt bevoegd in het nemen van stimulerende maatregelen om gasopslagen te vullen, omdat de bevoegdheden van lidstaten worden ingeperkt door staatssteunbepalingen vanuit de Europese Unie. Nederland heeft in 2022 en 2023 goedkeuring gekregen voor een stimuleringsmaatregel om capaciteitshouders te stimuleren de ondergrondse gasopslag Bergermeer te vullen. Dit was mogelijk door het bestaan van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne. 8 Deze grondslag in het tijdelijk crisiskader is inmiddels verlopen waardoor het nemen van stimulerende maatregelen alleen mogelijk is indien de lidstaat aantoont dat de stimulerende maatregel noodzakelijk is om een ernstige verstoring van de economie op te heffen. Stimulerende maatregelen zouden dan alleen maar genomen kunnen worden indien zich al een ernstige verstoring heeft voorgedaan. Het vullen van gasopslagen is juist een preventieve maatregel waarmee wordt beoogd het gassysteem voldoende weerbaar te maken om een gascrisis te voorkomen. Dit verhoudt zich niet met het vereiste dat de maatregel nodig is om een ernstige verstoring van de economie op te heffen en staat het efficiënt en slagvaardig handelen ter voorkoming van een crisis in de weg. Mogelijk kunnen andere bepalingen van het verdrag dienen als grondslag voor dit type stimulerende maatregel, indien nodig. Het verdient aanbeveling om in de reguliere steunkaders die op deze verdragsbepalingen gebaseerd zijn een grondslag op te nemen voor dit type steunmaatregel. Nederland zal dit punt bij de Europese Commissie onder de aandacht brengen. Daarnaast kosten stimulerende maatregelen geld en doordat pas kan worden ingegrepen bij een ernstige verstoring van de economie kunnen de kosten voor de overheid in theorie hoog oplopen. Ook doordat de kosten van de maatregelen om de opslagen te vullen potentieel zo hoog zijn, zijn lidstaten beperkt in de mogelijkheden voor het vullen van de gasopslagen. De kosten voor de stimuleringsmaatregelen moeten immers of op de nationale begroting worden verhaald (en daardoor uiteindelijk op de belastingbetaler) of op de binnenlandse afnemers van gas. Ten vierde hebben marktdeelnemers bij ongunstige marktomstandigheden momenteel onvoldoende prikkels om de gasopslagen te vullen. Marktpartijen vullen in principe alleen in zoverre dat economisch voordelig is, dus bij een positieve spread tussen de winter- en zomerprijzen, en/ of wanneer zij dit nodig hebben om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen. Het risico bestaat dat marktpartijen terughoudend worden met het opslaan van gas als de verantwoordelijkheid conform de Verordening primair bij de overheid ligt. Bovendien kunnen marktpartijen en handelaren speculeren op overheidshandelen om de gasopslagen te vullen en hierdoor het gas in de zomer tegen relatief hoge prijzen te verkopen. Deze speculatie was ook zichtbaar in de prijsontwikkeling van de afgelopen maanden. Bij nieuws dat de overheid zou inspringen om de gasopslagen te vullen, werd het economisch onaantrekkelijker om te vullen en bij nieuws dat lidstaten zouden overwegen de gasopslagbepalingen uit de verordening gasleveringszekerheid niet te verlengen of te versoepelen, werd het weer economisch aantrekkelijker om te vullen. Dat door regelgeving het vullen van de gasopslagen voorspelbaar wordt en zodoende daarop geld kan worden verdiend, acht het kabinet zeer onwenselijk. Dit verhoogt de kosten voor de Staat om de gasopslagen te vullen tijdens ongunstige marktomstandigheden en de kosten voor het vullen van de gasopslagen komt – zoals beschreven – uiteindelijk bij de overheid (en uiteindelijk ook de belastingbetaler) terecht. Ten slotte kunnen de vulmaatregelen van lidstaten juist averechts werken. Vulmaatregelen kunnen de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijs van gas versterken, waardoor gasopslag steeds duurder en minder aantrekkelijk wordt. Dit was goed zichtbaar tijdens de zomer van 2022. Door de omvangrijke stimuleringsmaatregel die in Duitsland werd genomen om de gasopslagen te vullen bereikte de Nederlandse Title Transfer Facility (TTF), de meest liquide gashandelsplaats van Europa, ongekende hoge prijzen. Deze ongewenste ontwikkeling is door het vorige kabinet ook benoemd, onder meer in reactie op het voorstel van de Europese Commissie tot invoering van het marktcorrectiemechanisme (MCM). 9 Uit gesprekken met andere lidstaten blijkt dat deze knelpunten en zorgen van Nederland ook door andere lidstaten worden gedeeld. Het kabinet verwacht dat meerdere lidstaten zullen verzoeken om meer flexibiliteit wat betreft de verplichte vuldoelstellingen. c) Inzet ten aanzien van dit voorstel Het is volgens het kabinet wenselijk dat er op Europees niveau samengewerkt wordt als het gaat om gasleveringszekerheid in het algemeen en gasopslag in het bijzonder. Dit versterkt de weerbaarheid van het Nederlandse en Europese gassysteem. Het kabinet ziet echter graag, gezien de knelpunten die hiervoor geïdentificeerd zijn, een andere vormgeving van de verplichte vuldoelstellingen onder de verordening gasleveringszekerheid. Volgens het kabinet zou het wenselijker zijn om vuldoelstellingen vast te stellen op basis van een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat. Kortom, meer in lijn met de manier waarop GTS dat op dit moment voor Nederland doet in het overzicht gasleveringszekerheid. Hierdoor wordt er beter rekening gehouden met recente ontwikkelingen, zoals de forse daling van de gasvraag na 2022, de energietransitie en de uitbreiding van LNG-importcapaciteit. Bovendien ontstaat er hierdoor een eerlijkere en gelijkere verdeling tussen lidstaten wat betreft het vullen van de gasopslagcapaciteit van de Europese Unie, omdat dan niet de gehele verplichting op lidstaten met relatief veel gasopslag rust. Ten tweede pleit het kabinet voor meer flexibilisering van de vuldoelstellingen. Dit kan bijvoorbeeld door de tussentijdse vuldoelstellingen los te laten of als indicatie te zien. Hiermee wordt voorkomen dat het vullen van de gasopslagen te voorspelbaar wordt, waardoor prijssignalen verstoord worden. In dat kader verwelkomt het kabinet de aanbeveling van de Commissie om dit vulseizoen minder streng te handhaven op de tussentijdse vuldoelstellingen. Het kabinet ziet verdere flexibilisering of het volledig loslaten van de tussentijdse vuldoelen ook graag terug in het voorstel tot aanpassing van de verordening gasleveringszekerheid. Een andere manier om de vuldoelstellingen meer flexibel te maken, is door bijvoorbeeld te werken met een range in plaats van een harde minimale vuldoelstelling, of door flexibiliteit te geven in tijd. Bijvoorbeeld door niet in te zetten op een vuldoelstelling op 1 november, maar een vuldoelstelling te behalen tussen 1 oktober en 31 december. Ten derde acht het kabinet het van uiterst belang dat lidstaten, voorafgaand aan het treffen van vulmaatregelen, de andere lidstaten consulteren. Hiermee wordt voorkomen dat lidstaten eenzijdig en onverwacht maatregelen nemen die kunnen leiden tot verkeerde marktsignalen en daarmee het vullen van de gasopslagen nog onaantrekkelijker maken. Het kabinet verwelkomt de aanbeveling van de Commissie om vooraf het treffen van vulmaatregelen voor het vulseizoen van 2025 de Groep coördinatie gas te consulteren, daarmee kan (beleids)concurrentie tussen lidstaten worden voorkomen als het gaat om het vullen de opslagen en kunnen maatregelen beter op elkaar worden afgestemd. Het kabinet ziet deze maatregel ook graag terugkomen in het voorstel voor het vulseizoen van 2026 en 2027. Ten vierde hecht het kabinet aan transparantie over de (tussentijdse) vuldoelstellingen. De Europese Commissie houdt in haar uitvoeringshandeling tot vaststelling van de vuldoelstellingen geen rekening met de kortingen op de vuldoelstelling die gelden voor Nederland, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Oostenrijk en Letland. Hierdoor worden vuldoelstellingen gepresenteerd die flink hoger liggen dan de daadwerkelijke vuldoelstellingen die voor de lidstaten van toepassing zijn. Dit creëert onnodig verwarring. Het kabinet zal daarom specifiek aandacht vragen voor transparantie in de uitvoeringshandeling van de Commissie tijdens de onderhandelingen in de Raad. Ten slotte acht het kabinet het van belang dat er een evaluatie en analyse van de huidige gasopslagbepalingen op Europees niveau volgt. Hier moet expliciet gekeken worden naar het effect van de vuldoelstellingen op de gasprijs, de financiële lasten voor lidstaten en er moet onderzocht worden welke alternatieve mogelijkheden er voor EU-samenwerking zijn. Bijvoorbeeld of het effectief is om op EU-niveau bepaalde vulverplichtingen aan marktpartijen, zoals leveranciers, op te leggen. Hier verwelkomt het kabinet ook de aankondiging van de Commissie in het voorstel om door een derde partij onderzoek te laten doen naar het leveringszekerheidsraamwerk, waaronder de gasopslagdoelen. Het kabinet ziet graag dat de verplichting tot deze evaluatie wordt vastgelegd in de verordening gasleveringszekerheid. 3. Juridische aspecten Bevoegdheid Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 194, tweede lid, VWEU. Op grond van artikel 194, tweede lid, VWEU, heeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de in artikel 194, eerste lid VWEU, genoemde doelstellingen te verwezenlijken, zoals de continuïteit van de energievoorziening in de Unie. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a en i, VWEU). Subsidiariteit Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwegen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft tot doel de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van 2025/ 2026 en 2026/ 2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. Hiermee beoogt de Commissie de doelen, die volgen uit de EU-verdragen, te verwezenlijken, zoals het waarborgen van de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening. Gezien het sterk geïntegreerde karakter van de Europese gasmarkt kan dit onvoldoende door alleen lidstaten worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Ter realisatie van deze doelstelling is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd. Proportionaliteit Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief, met een kanttekening. Het doel van het voorstel is de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van 2025/ 2026 en 2026/ 2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. De maatregelen in het voorstel zijn geschikt om dit doel te bereiken door vuldoelstellingen op te leggen voor 2026 en 2027. Het kabinet plaatst echter een kanttekening omtrent de vormgeving van de vuldoelstellingen. De vormgeving van de vuldoelstellingen zijn te rigide en laten geen ruimte voor de lidstaten en gaan hierbij verder dan noodzakelijk. Het zou de proportionaliteit van het voorstel ten goede komen indien de vuldoelstellingen op andere wijze worden bepaald, de lasten tussen lidstaten evenrediger verdeeld worden, er meer flexibiliteit ontstaat voor de (tussentijdse) vuldoelstellingen en de transparantie over de daadwerkelijke vuldoelstellingen wordt vergroot. 4. Financiële gevolgen Consequenties EU-begroting De consequentie van het voorstel voor de EU-begroting heeft betrekking op de extra FTE s die bij de Commissie (DG ENER) nodig zijn om invulling te geven aan de taken die voor de Commissie uit het voorstel volgen. Het gaat dan onder meer om het monitoren van de vulgraden van de opslagen in de lidstaten. In totaal gaat het om 5 FTE. Daarnaast wordt aangegeven dat € 150.000 per jaar nodig is voor missies en bijeenkomsten. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers. Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden Er valt slechts beperkt inzicht te geven in de nationale financiële consequenties van dit voorstel. Het voorstel zou tot extra kosten kunnen leiden, indien het kabinet extra maatregelen moet nemen om de verplichte Europees vuldoelstelling te halen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. 5. Regeldruk, geopolitieke gevolgen en concurrentiekracht De Commissie heeft vanwege de hoge urgentie geen impact assessment uitgevoerd. Gezien de urgentie kan het kabinet zich hierin, bij uitzondering, vinden. Er zijn naar verwachting van het kabinet geen gevolgen voor de regeldruk van marktpartijen in Nederland voor verlenging van de gasopslagmaatregelen, omdat deze naar verwachting aansluiten bij al lopend nationaal beleid ter vulling van de gasopslagen. Indien de vuldoelstellingen van Europa permanent worden gemaakt, moet er wel een uitgebreide impact assessment verricht worden. Het kabinet verwacht dat goed gevulde gasopslagen het Nederlandse en Europese gassysteem weerbaarder maken. Met sluiting van het Groningerveld zijn de gasopslagen in de Noordwest-Europese gasmarkt een grotere rol gaan spelen. Voorts is met de vermindering van de gasproductie in Europa in zijn algemeenheid, de afhankelijkheid van gasimport gestegen. Door maatregelen te nemen om de gasopslagen te vullen, verzekert de Europese Unie een zekere mate van weerbaarheid tegen geopolitieke risico s. Verder verwacht het kabinet geen geopolitieke gevolgen. Het voorstel kan mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiekracht van de Europese Unie. De gasopslagbepalingen in hun huidige vorm dragen bij aan inflatie van de zomerprijs en daarmee ook de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijzen. Dit ontmoedigt het vullen van de gasopslagen en kan lidstaten, maar ook leveranciers die gasopslagen moeten vullen om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen, veel geld kosten, hetgeen het concurrentievermogen van de Europese Unie ondermijnt. 6. Afsluiting Het kabinet blijft zich inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Het kabinet vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse en EU-gassysteem en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren en goed gevuld worden. Het kabinet is echter kritisch op de huidige vormgeving van de Europese vuldoelstellingen. Het kabinet zet er op in dat 1) de Europese vuldoelstellingen gebaseerd worden op een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat, dat 2) wordt ingezet op flexibilisering van de tussentijdse vuldoelstellingen, 3) dat lidstaten elkaar consulteren alvorens vulmaatregelen getroffen worden, 4) dat de Commissie transparant is over de vuldoelstellingen en 5) ten slotte dat er een analyse wordt uitgevoerd van de opslagdoelen voordat deze permanent worden. Het kabinet zal bij het bepalen van een positie in de Raad, de hierboven genoemde belangen afwegen, zoals de weerbaarheid van het gassysteem en de gewenste vormgeving van de vuldoelstellingen. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council Amending Regulation (EU) 2017/ 1938 as regards the role of gas storage for securing gas supplies ahead of the winter season (COM/ 2025/ 99 final) X Noot 2 Commission Recommendation of 5.3.2025 on the implementation of gas storage filling targets in 2025 (C/ 2025/ 1481). X Noot 3 Zie voor de tussentijdse streefdoelen van 2025: Uitvoeringsverordening (EU) 2024/ 2995 van de Commissie van 29 november 2024 tot vaststelling van het vultraject met tussentijdse streefdoelen voor 2025 voor elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied hebben (PbEU 2024, C 8352). X Noot 4 Het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis is per 26 februari 2025 in internetconsultatie gegaan. X Noot 5 Bijlage bij Kamerstuk 21 501-33, nr. 1075 . X Noot 6 Kamerstuk 29 023, nr. 532 . X Noot 7 Bijlage bij Kamerstuk 29 023, nr. 519 . X Noot 8 Mededeling van de Commissie Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 1890). X Noot 9 Kamerstuk 21 501-33, nr. 994 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
14-03-2025 00:02:45 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 557 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 14 maart 2025 Op 5 maart 2025 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om de Europese gasopslagbepalingen met twee jaar te verlengen, zonder verdere wijzigingen. 1 Verder heeft de Europese Commissie een aanbeveling voor het vulseizoen van 2025 gepubliceerd. 2 In deze brief ontvangt u een appreciatie van de voorgestelde verlenging van de Europese gasopslagbepalingen en de aanbeveling van de Commissie voor komend vulseizoen. Deze brief vervangt het reguliere BNC-fiche vanwege de zeer korte termijn waarbinnen besluitvorming over het voorstel wordt beoogd door het Poolse voorzitterschap. Het voorstel heeft als juridische grondslag artikel 194, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt dat de goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, vereist zijn. De besluitvormingsprocedure in de Raad vindt plaats op basis van een gekwalificeerde meerderheid. 1. Context en algemene beschrijving van de huidige bepalingen in de verordening gasleveringszekerheid Op 1 juli 2022 zijn de gasopslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid in werking getreden. Dit speelde zoals bekend tegen de achtergrond van het hoogtepunt van de energiecrisis. Destijds was het doel van de gasopslagbepalingen het verzekeren van de vulling van de gasopslagen tijdens een periode met hoge prijzen voorafgaand aan de winter van 2022/ 23 en verwachte problemen met de gasvoorziening als gevolg van het wegvallen van (een deel van het) Russisch aanbod. Om dit doel te bereiken werd aan lidstaten een verplichting voor het vullen van de gasopslagen opgelegd. Op 1 november 2022 moest een vuldoelstelling van 80% gehaald worden van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 geldt per 1 november een vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Er gelden twee uitzonderingen op de vuldoelstelling van 90% op 1 november: op basis van deze uitzonderingen kunnen de vuldoelstelling voor bepaalde lidstaten verlaagd worden. Het doel van deze uitzonderingen is om te voorkomen dat er een disproportionele last komt te liggen bij lidstaten met relatief veel opslagcapaciteit, zoals Nederland. Ten eerste stipuleert artikel 6 bis, tweede lid, van de verordening gasleveringszekerheid dat de vuldoelstelling wordt verlaagd tot een volume dat overeenkomt met 35% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar voor die lidstaat, indien dit lager is dan de vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Letland en Slowakije komen in aanmerking voor deze uitzondering. De tweede uitzondering op de vuldoelstelling is gebaseerd op gasexport naar derde landen buiten de EU. Deze uitzondering is van toepassing op Nederland, vanwege de export van gas naar het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2016–2021. Artikel 6 bis, derde lid, van de verordening gasleveringszekerheid stipuleert dat de vuldoelstelling verminderd wordt met het volume dat tijdens de periode 2016 tot en met 2021 aan derde landen is geleverd, indien het gemiddelde geleverde volume tijdens de onttrekkingsperiode voor gasopslag tijdens die jaren meer dan 15 TWh per jaar bedroeg. Deze tweede uitzondering is van toepassing voor Nederland, omdat Nederland tijdens de maanden oktober tot april van die jaren gemiddeld 23 TWh aan gas heeft geleverd aan het Verenigd Koninkrijk via de BBL-pijpleiding. Daarom ligt de vuldoelstelling voor Nederland steeds lager dan 90%. Dit betekent dat Nederland op 1 november 2022 65% moest vullen, op 1 november 2023 73% en op 1 november 2024 en 2025 74%. Geen andere lidstaat maakt van deze uitzondering gebruik. De Commissie stelt, conform de verordening, middels een uitvoeringshandeling elk jaar de tussentijdse streefdoelen voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september vast. 3 Pas indien een lidstaat meer dan 5%-punt van een streefdoel afwijkt, moet ingevolge artikel 6 bis, tiende lid, van de verordening gasleveringszekerheid, de lidstaat onmiddellijk maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen. Artikel 6 ter van de verordening gasleveringszekerheid bevat maatregelen die lidstaten kunnen nemen om hun vuldoelstelling te halen. Deze maatregelen dienen duidelijk te worden omschreven en dienen transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar te zijn. Artikel 6 quater stelt regels met betrekking tot lidstaten zonder opslagcapaciteit, namelijk dat deze 15% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik van de voorgaande vijf jaren moeten opslaan en hiertoe vrijwillig een lastenverdelingsmechanisme kunnen aangaan met één of meer lidstaten die over opslaginstallaties beschikken. Zover bekend heeft geen enkele lidstaat zonder gasopslagcapaciteit zich gecommitteerd aan het lastenverdelingsmechanisme. Ten slotte bevat de verordening gasleveringszekerheid de nodige definities, alsmede afspraken over monitoring, handhaving en rapportage door de Commissie. De bepalingen van de verordening gasleveringszekerheid met betrekking tot het vullen van de gasopslagen (artikel 2 punten 27 tot en met 31, de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 16, lid 3, artikel 17 bis, artikel 18 bis, artikel 20, lid 4, en bijlagen I bis en I ter) gelden tot en met 31 december 2025. 2. Inhoud en appreciatie verlenging van de opslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid De Europese Commissie stelt voor om de tijdelijke bepalingen ten aanzien van het vullen van de gasopslagen te verlengen met twee jaar. Dit betekent dat ook in de komende twee jaar lidstaten op 1 november 2026 en 2027 in principe 90% van hun gasopslagcapaciteit gevuld moeten hebben, behoudens de hierboven beschreven twee uitzonderingen. Zo blijft voor Nederland in het voorstel de uitzondering van toepassing waarmee de vuldoelstelling voor Nederland wordt verlaagd, vanwege het volume dat vanuit Nederland tijdens de periode 2016 tot en met 2021 in de periode oktober-april aan derde landen is geleverd. Voorts heeft de Commissie een aanbeveling (C(20251481) uitgebracht voor het komende vulseizoen (2025). Deze aanbeveling is niet-bindend. De aanbeveling ziet dus niet op het vulseizoen van 2026 en 2027, waar het voorstel tot verlenging van de gasopslagbepalingen op ziet. In de aanbeveling doet de Commissie de aanbeveling aan lidstaten om geen maatregelen te nemen die de werking van de interne markt en gasleveringszekerheid negatief beïnvloeden. Daarnaast beveelt de Commissie aan de Groep coördinatie gas (GCG) te consulteren alvorens nationale maatregelen te treffen om de gasopslagen te vullen. Lidstaten krijgen ook de aanbeveling om te verifiëren dat marktpartijen die belast zijn met het uitvoeren van de vulmaatregelen voldoende expertise hebben in het handelen op de energiemarkt. Verder geeft de Commissie meer flexibiliteit in de handhaving van de tussentijdse vuldoelstellingen. Voorts is het de aanbeveling van de Commissie dat lidstaten gebruik maken van de derogaties die gelden op de vuldoelstelling van 90% voor 1 november. Ten slotte is de Commissie bereid om ook marktomstandigheden mee te laten wegen bij artikel 6 bis, achtste lid, van de verordening gasleveringszekerheid. Dit artikel bepaalt dat indien een lidstaat niet op 1 november de vuldoelstelling haalt wegens technische beperkingen, deze lidstaat de vuldoelstelling op 1 december moet halen. Appreciatie a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein Ondanks de dalende gasvraag speelt gas in Nederland, als bekend, nog een cruciale rol. Gas blijft nodig om huizen te verwarmen, voldoende elektriciteit te produceren en gas speelt een belangrijke rol in industriële processen. Het is om die reden dat het kabinet zich blijft inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Een weerbaar gassysteem blijft belangrijk tijdens de energietransitie nu de gaswinning in Nederland terugloopt en de geopolitieke spanningen in de wereld oplopen. Het kabinet vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse en EU-gassysteem en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren en goed gevuld worden. Het vullen van de gasopslagen is primair aan de markt, maar ook de overheid heeft een rol in het borgen van de leveringszekerheid. Het is om die reden dat het kabinet jaarlijks een vulambitie formuleert op basis van het overzicht leveringszekerheid van Gasunie Transport Services B.V. (GTS) en dat EBN de taak heeft gekregen om in 2025 (net als in 2022, 2023 en 2024) tot 20 TWh aan gas op te slaan, voor het geval markpartijen dat onvoldoende doen. Tevens komt het kabinet met een voorstel voor een wet bestrijden energieleveringscrisis, waarmee het kabinet enkele waarborgen inbouwt met betrekking tot het vullen van de gasopslagen. 4 b) Beoordeling ten aanzien van dit voorstel Het kabinet onderschrijft het doel van het voorstel. Goed gevulde gasopslagen dragen bij aan een weerbaar gassysteem. Het kabinet ziet ook de toegevoegde waarde van Europese samenwerking in de gasmarkt. Het kabinet is echter kritisch op de vormgeving van de huidige tijdelijke Europese gasopslagbepalingen, en daarmee ook op het ongewijzigd verlengen ervan 5 . Dit zal het kabinet toelichten aan de hand van de volgende vijf punten: 1. de Europese vuldoelstellingen zijn te rigide; 2. de Europese vuldoelstellingen zorgen voor een ongelijke verdeling van lasten tussen lidstaten; 3. lidstaten hebben beperkt mogelijkheden om gasopslagen te vullen; 4. marktdeelnemers hebben tijdens ongunstige marktomstandigheden onvoldoende prikkels om zelf aan de opslagdoelen te voldoen; en 5. vulmaatregelen van lidstaten kunnen marktverstorende effecten hebben. Ten eerste zijn de EU-vuldoelstellingen te rigide. Het is volgens het kabinet bij de vaststelling van de vuldoelstellingen belangrijk om te kijken naar het totale gassysteem, dus de combinatie van de verwachte gasvraag, export naar buurlanden, aanbod via LNG-import, toevoer via pijpleidingen en gaswinning en de mogelijkheden van gasopslag. Op basis van zo n totaalbeeld is ook de vulambitie van het kabinet voor 1 november 2025 tot stand gekomen 6 . De huidige vuldoelstellingen zijn gebaseerd op de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit en de gasvraag en LNG-importcapaciteit kunnen enkel in zeer beperkte mate worden meegenomen. Hierdoor zijn de vuldoelstellingen te rigide en bewegen onvoldoende mee met nieuwe ontwikkelingen op de gasmarkt. Daardoor ontstaat het risico dat de vuldoelstellingen kunstmatig hoog zijn, zonder dat dit vanuit het oogpunt van gasleveringszekerheid nodig is. Dit kan een onnodig prijsopdrijvend en marktverstorend effect hebben op de gasprijzen in de zomer. De gasvraag kan slechts beperkt worden meegenomen onder de huidige verordening en in het voorstel. Een lidstaat kan wel aanspraak maken op een verlaging van de vuldoelstelling naar 35% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar in die lidstaat, indien dit lager is dan 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit. Hiermee houdt de vuldoelstelling echter onvoldoende rekening met de daling in de gasvraag die in de Europese Unie is opgetreden na de gascrisis van 2022, omdat over een periode van vijf jaar moet worden teruggekeken. Bovendien hanteert GTS als uitgangspunt in het overzicht leveringszekerheid voor Nederland een percentage van 25 tot 30 procent van het jaarlijkse gasverbruik als volume dat in de seizoensopslagen aanwezig moet zijn om een koude winter het hoofd te bieden. 7 De Europese gasopslagbepalingen gaan uit van een hoger percentage, namelijk 35%. Voorts houden de gasopslagbepalingen geen rekening met de toegenomen LNG-importcapaciteit van de EU. Een lidstaat kan, ingevolge artikel 6 bis, vijfde lid van de verordening gasleveringszekerheid, onder strenge voorwaarden deels aan de EU-vuldoelstelling voldoen door het fysiek opgeslagen LNG dat in zijn LNG-installaties beschikbaar is, mee te tellen. Voor zover bekend maakt alleen Spanje van deze bepaling gebruik. Hierbij moet opgemerkt worden dat in Nederland LNG dat is opgeslagen in LNG-tanks vaak maar kort wordt opgeslagen voordat het gasvormig wordt gemaakt en het transmissienet wordt ingevoed. Het businessmodel van de Nederlandse LNG-terminals is immers gebaseerd op het zo snel en daarmee zo veel mogelijk om zetten van LNG naar gas. Het is daarom in de ogen van het kabinet juister te kijken naar de LNG-importcapaciteit dan naar de opslagcapaciteit van de LNG-tanks in een LNG-installatie. Verder schrijven de gasopslagbepalingen uit de verordening gasleveringszekerheid tussentijdse vuldoelstellingen voor lidstaten voor, voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september. Uit gesprekken die het kabinet met marktpartijen heeft gevoerd blijkt dat dit prijssignalen verstoort en meer specifiek bijdraagt aan de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijzen, doordat het vullen en daarmee (de omvang van) de vraag naar gas voorspelbaar wordt voor andere marktdeelnemers. Het kabinet vindt het belangrijk dat de vormen van flexibiliteit die in de huidige bepalingen zitten behouden blijven. Zo mogen lidstaten voor 5%-punt afwijken van de tussentijdse vuldoelstellingen en blijven de uitzonderingen op de vuldoelstelling van 90% op 1 november behouden. Ten tweede zijn de lasten voor het vullen van de gasopslagen en de daarmee verbonden kosten ongelijk verdeeld tussen lidstaten. Lidstaten met relatief veel gasopslagcapaciteit ten opzichte van hun vraag (zoals Nederland) dragen een zwaardere last in vergelijking met lidstaten met relatief weinig of geen opslagcapaciteit. Zo zijn lidstaten zonder opslagcapaciteit verplicht alleen 15% van de binnenlandse gasvraag op te slaan en staat het hen geheel vrij hier een lastenverdelingsmechanisme over aan te gaan met andere lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken. Lidstaten met weinig opslagcapaciteit zijn daarnaast alleen verplicht 90% van de op hun grondgebied aanwezige opslagcapaciteit te vullen ongeacht hoe dit in verhouding staat met de gasvraag in die lidstaat. Het kabinet acht dit onwenselijk aangezien de Nederlandse gasopslagen voor een groot deel ook gebruikt worden voor seizoensflexibiliteit in andere lidstaten, zoals België en Duitsland. Deze lidstaten hebben namelijk minder opslagcapaciteit in verhouding tot hun vraag dan Nederland. Dat wordt hieronder verder uitgelegd. Dat lidstaten zoals België en Duitsland profiteren van onze seizoensflexibiliteit past bij de interne Europese gasmarkt. Zo heeft Nederland ook baat bij LNG-infrastructuur in België en het Duitse transportnetwerk waar Noors gas (via Emden) naar Nederland stroomt. Als gasopslagen door marktpartijen worden gevuld – zoals de sinds de liberalisering van de gasmarkt het geval is – dan leidt dit niet tot extra kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Maar als de overheid extra vulmaatregelen moet treffen, zoals bijvoorbeeld met de vultaak voor EBN, om een bepaalde vuldoelstelling te halen, dan komen daar potentieel extra kosten bij kijken en die kunnen erg hoog zijn. Deze kosten komen in eerste instantie terecht bij de lidstaten die deze vulmaatregelen moeten treffen om aan hun vuldoelstelling te voldoen en dit zijn onder andere lidstaten met relatief veel opslagcapaciteit, zoals Nederland. Maatregelen om deze extra kosten meer evenredig te verdelen, door bijvoorbeeld het instellen van een heffing om de kosten van gasopslag op zowel binnenlandse als buitenlandse afnemers te verhalen stuit op zware kritiek vanuit de Europese Commissie. Nederland draagt daarmee de (financiële) last om de gasopslagen te vullen, niet alleen voor haar eigen gasvraag, maar ook voor de gasvraag in andere EU-lidstaten en kan dit niet adequaat doorberekenen. Het kabinet is van mening dat elke lidstaat evenredig moet bijdragen aan het vullen van de gasopslagen in de Europese Unie naar verhouding tot de eigen gasvraag. Ten derde gaan de huidige vuldoelstellingen voorbij aan het feit dat met name marktpartijen gasopslagen vullen. Het zijn namelijk marktpartijen, en niet de overheid, die gasopslagcapaciteit boeken bij de opslagsysteembeheerders en de gasopslagen vullen. Lidstaten hebben maar beperkt mogelijkheden om de gasopslagen te vullen of het vullen ervan te stimuleren. Zo zijn lidstaten beperkt bevoegd in het nemen van stimulerende maatregelen om gasopslagen te vullen, omdat de bevoegdheden van lidstaten worden ingeperkt door staatssteunbepalingen vanuit de Europese Unie. Nederland heeft in 2022 en 2023 goedkeuring gekregen voor een stimuleringsmaatregel om capaciteitshouders te stimuleren de ondergrondse gasopslag Bergermeer te vullen. Dit was mogelijk door het bestaan van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne. 8 Deze grondslag in het tijdelijk crisiskader is inmiddels verlopen waardoor het nemen van stimulerende maatregelen alleen mogelijk is indien de lidstaat aantoont dat de stimulerende maatregel noodzakelijk is om een ernstige verstoring van de economie op te heffen. Stimulerende maatregelen zouden dan alleen maar genomen kunnen worden indien zich al een ernstige verstoring heeft voorgedaan. Het vullen van gasopslagen is juist een preventieve maatregel waarmee wordt beoogd het gassysteem voldoende weerbaar te maken om een gascrisis te voorkomen. Dit verhoudt zich niet met het vereiste dat de maatregel nodig is om een ernstige verstoring van de economie op te heffen en staat het efficiënt en slagvaardig handelen ter voorkoming van een crisis in de weg. Mogelijk kunnen andere bepalingen van het verdrag dienen als grondslag voor dit type stimulerende maatregel, indien nodig. Het verdient aanbeveling om in de reguliere steunkaders die op deze verdragsbepalingen gebaseerd zijn een grondslag op te nemen voor dit type steunmaatregel. Nederland zal dit punt bij de Europese Commissie onder de aandacht brengen. Daarnaast kosten stimulerende maatregelen geld en doordat pas kan worden ingegrepen bij een ernstige verstoring van de economie kunnen de kosten voor de overheid in theorie hoog oplopen. Ook doordat de kosten van de maatregelen om de opslagen te vullen potentieel zo hoog zijn, zijn lidstaten beperkt in de mogelijkheden voor het vullen van de gasopslagen. De kosten voor de stimuleringsmaatregelen moeten immers of op de nationale begroting worden verhaald (en daardoor uiteindelijk op de belastingbetaler) of op de binnenlandse afnemers van gas. Ten vierde hebben marktdeelnemers bij ongunstige marktomstandigheden momenteel onvoldoende prikkels om de gasopslagen te vullen. Marktpartijen vullen in principe alleen in zoverre dat economisch voordelig is, dus bij een positieve spread tussen de winter- en zomerprijzen, en/ of wanneer zij dit nodig hebben om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen. Het risico bestaat dat marktpartijen terughoudend worden met het opslaan van gas als de verantwoordelijkheid conform de Verordening primair bij de overheid ligt. Bovendien kunnen marktpartijen en handelaren speculeren op overheidshandelen om de gasopslagen te vullen en hierdoor het gas in de zomer tegen relatief hoge prijzen te verkopen. Deze speculatie was ook zichtbaar in de prijsontwikkeling van de afgelopen maanden. Bij nieuws dat de overheid zou inspringen om de gasopslagen te vullen, werd het economisch onaantrekkelijker om te vullen en bij nieuws dat lidstaten zouden overwegen de gasopslagbepalingen uit de verordening gasleveringszekerheid niet te verlengen of te versoepelen, werd het weer economisch aantrekkelijker om te vullen. Dat door regelgeving het vullen van de gasopslagen voorspelbaar wordt en zodoende daarop geld kan worden verdiend, acht het kabinet zeer onwenselijk. Dit verhoogt de kosten voor de Staat om de gasopslagen te vullen tijdens ongunstige marktomstandigheden en de kosten voor het vullen van de gasopslagen komt – zoals beschreven – uiteindelijk bij de overheid (en uiteindelijk ook de belastingbetaler) terecht. Ten slotte kunnen de vulmaatregelen van lidstaten juist averechts werken. Vulmaatregelen kunnen de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijs van gas versterken, waardoor gasopslag steeds duurder en minder aantrekkelijk wordt. Dit was goed zichtbaar tijdens de zomer van 2022. Door de omvangrijke stimuleringsmaatregel die in Duitsland werd genomen om de gasopslagen te vullen bereikte de Nederlandse Title Transfer Facility (TTF), de meest liquide gashandelsplaats van Europa, ongekende hoge prijzen. Deze ongewenste ontwikkeling is door het vorige kabinet ook benoemd, onder meer in reactie op het voorstel van de Europese Commissie tot invoering van het marktcorrectiemechanisme (MCM). 9 Uit gesprekken met andere lidstaten blijkt dat deze knelpunten en zorgen van Nederland ook door andere lidstaten worden gedeeld. Het kabinet verwacht dat meerdere lidstaten zullen verzoeken om meer flexibiliteit wat betreft de verplichte vuldoelstellingen. c) Inzet ten aanzien van dit voorstel Het is volgens het kabinet wenselijk dat er op Europees niveau samengewerkt wordt als het gaat om gasleveringszekerheid in het algemeen en gasopslag in het bijzonder. Dit versterkt de weerbaarheid van het Nederlandse en Europese gassysteem. Het kabinet ziet echter graag, gezien de knelpunten die hiervoor geïdentificeerd zijn, een andere vormgeving van de verplichte vuldoelstellingen onder de verordening gasleveringszekerheid. Volgens het kabinet zou het wenselijker zijn om vuldoelstellingen vast te stellen op basis van een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat. Kortom, meer in lijn met de manier waarop GTS dat op dit moment voor Nederland doet in het overzicht gasleveringszekerheid. Hierdoor wordt er beter rekening gehouden met recente ontwikkelingen, zoals de forse daling van de gasvraag na 2022, de energietransitie en de uitbreiding van LNG-importcapaciteit. Bovendien ontstaat er hierdoor een eerlijkere en gelijkere verdeling tussen lidstaten wat betreft het vullen van de gasopslagcapaciteit van de Europese Unie, omdat dan niet de gehele verplichting op lidstaten met relatief veel gasopslag rust. Ten tweede pleit het kabinet voor meer flexibilisering van de vuldoelstellingen. Dit kan bijvoorbeeld door de tussentijdse vuldoelstellingen los te laten of als indicatie te zien. Hiermee wordt voorkomen dat het vullen van de gasopslagen te voorspelbaar wordt, waardoor prijssignalen verstoord worden. In dat kader verwelkomt het kabinet de aanbeveling van de Commissie om dit vulseizoen minder streng te handhaven op de tussentijdse vuldoelstellingen. Het kabinet ziet verdere flexibilisering of het volledig loslaten van de tussentijdse vuldoelen ook graag terug in het voorstel tot aanpassing van de verordening gasleveringszekerheid. Een andere manier om de vuldoelstellingen meer flexibel te maken, is door bijvoorbeeld te werken met een range in plaats van een harde minimale vuldoelstelling, of door flexibiliteit te geven in tijd. Bijvoorbeeld door niet in te zetten op een vuldoelstelling op 1 november, maar een vuldoelstelling te behalen tussen 1 oktober en 31 december. Ten derde acht het kabinet het van uiterst belang dat lidstaten, voorafgaand aan het treffen van vulmaatregelen, de andere lidstaten consulteren. Hiermee wordt voorkomen dat lidstaten eenzijdig en onverwacht maatregelen nemen die kunnen leiden tot verkeerde marktsignalen en daarmee het vullen van de gasopslagen nog onaantrekkelijker maken. Het kabinet verwelkomt de aanbeveling van de Commissie om vooraf het treffen van vulmaatregelen voor het vulseizoen van 2025 de Groep coördinatie gas te consulteren, daarmee kan (beleids)concurrentie tussen lidstaten worden voorkomen als het gaat om het vullen de opslagen en kunnen maatregelen beter op elkaar worden afgestemd. Het kabinet ziet deze maatregel ook graag terugkomen in het voorstel voor het vulseizoen van 2026 en 2027. Ten vierde hecht het kabinet aan transparantie over de (tussentijdse) vuldoelstellingen. De Europese Commissie houdt in haar uitvoeringshandeling tot vaststelling van de vuldoelstellingen geen rekening met de kortingen op de vuldoelstelling die gelden voor Nederland, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Oostenrijk en Letland. Hierdoor worden vuldoelstellingen gepresenteerd die flink hoger liggen dan de daadwerkelijke vuldoelstellingen die voor de lidstaten van toepassing zijn. Dit creëert onnodig verwarring. Het kabinet zal daarom specifiek aandacht vragen voor transparantie in de uitvoeringshandeling van de Commissie tijdens de onderhandelingen in de Raad. Ten slotte acht het kabinet het van belang dat er een evaluatie en analyse van de huidige gasopslagbepalingen op Europees niveau volgt. Hier moet expliciet gekeken worden naar het effect van de vuldoelstellingen op de gasprijs, de financiële lasten voor lidstaten en er moet onderzocht worden welke alternatieve mogelijkheden er voor EU-samenwerking zijn. Bijvoorbeeld of het effectief is om op EU-niveau bepaalde vulverplichtingen aan marktpartijen, zoals leveranciers, op te leggen. Hier verwelkomt het kabinet ook de aankondiging van de Commissie in het voorstel om door een derde partij onderzoek te laten doen naar het leveringszekerheidsraamwerk, waaronder de gasopslagdoelen. Het kabinet ziet graag dat de verplichting tot deze evaluatie wordt vastgelegd in de verordening gasleveringszekerheid. 3. Juridische aspecten Bevoegdheid Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 194, tweede lid, VWEU. Op grond van artikel 194, tweede lid, VWEU, heeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de in artikel 194, eerste lid VWEU, genoemde doelstellingen te verwezenlijken, zoals de continuïteit van de energievoorziening in de Unie. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a en i, VWEU). Subsidiariteit Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwegen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft tot doel de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van 2025/ 2026 en 2026/ 2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. Hiermee beoogt de Commissie de doelen, die volgen uit de EU-verdragen, te verwezenlijken, zoals het waarborgen van de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening. Gezien het sterk geïntegreerde karakter van de Europese gasmarkt kan dit onvoldoende door alleen lidstaten worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Ter realisatie van deze doelstelling is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd. Proportionaliteit Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief, met een kanttekening. Het doel van het voorstel is de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van 2025/ 2026 en 2026/ 2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. De maatregelen in het voorstel zijn geschikt om dit doel te bereiken door vuldoelstellingen op te leggen voor 2026 en 2027. Het kabinet plaatst echter een kanttekening omtrent de vormgeving van de vuldoelstellingen. De vormgeving van de vuldoelstellingen zijn te rigide en laten geen ruimte voor de lidstaten en gaan hierbij verder dan noodzakelijk. Het zou de proportionaliteit van het voorstel ten goede komen indien de vuldoelstellingen op andere wijze worden bepaald, de lasten tussen lidstaten evenrediger verdeeld worden, er meer flexibiliteit ontstaat voor de (tussentijdse) vuldoelstellingen en de transparantie over de daadwerkelijke vuldoelstellingen wordt vergroot. 4. Financiële gevolgen Consequenties EU-begroting De consequentie van het voorstel voor de EU-begroting heeft betrekking op de extra FTE s die bij de Commissie (DG ENER) nodig zijn om invulling te geven aan de taken die voor de Commissie uit het voorstel volgen. Het gaat dan onder meer om het monitoren van de vulgraden van de opslagen in de lidstaten. In totaal gaat het om 5 FTE. Daarnaast wordt aangegeven dat € 150.000 per jaar nodig is voor missies en bijeenkomsten. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers. Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden Er valt slechts beperkt inzicht te geven in de nationale financiële consequenties van dit voorstel. Het voorstel zou tot extra kosten kunnen leiden, indien het kabinet extra maatregelen moet nemen om de verplichte Europees vuldoelstelling te halen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. 5. Regeldruk, geopolitieke gevolgen en concurrentiekracht De Commissie heeft vanwege de hoge urgentie geen impact assessment uitgevoerd. Gezien de urgentie kan het kabinet zich hierin, bij uitzondering, vinden. Er zijn naar verwachting van het kabinet geen gevolgen voor de regeldruk van marktpartijen in Nederland voor verlenging van de gasopslagmaatregelen, omdat deze naar verwachting aansluiten bij al lopend nationaal beleid ter vulling van de gasopslagen. Indien de vuldoelstellingen van Europa permanent worden gemaakt, moet er wel een uitgebreide impact assessment verricht worden. Het kabinet verwacht dat goed gevulde gasopslagen het Nederlandse en Europese gassysteem weerbaarder maken. Met sluiting van het Groningerveld zijn de gasopslagen in de Noordwest-Europese gasmarkt een grotere rol gaan spelen. Voorts is met de vermindering van de gasproductie in Europa in zijn algemeenheid, de afhankelijkheid van gasimport gestegen. Door maatregelen te nemen om de gasopslagen te vullen, verzekert de Europese Unie een zekere mate van weerbaarheid tegen geopolitieke risico s. Verder verwacht het kabinet geen geopolitieke gevolgen. Het voorstel kan mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiekracht van de Europese Unie. De gasopslagbepalingen in hun huidige vorm dragen bij aan inflatie van de zomerprijs en daarmee ook de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijzen. Dit ontmoedigt het vullen van de gasopslagen en kan lidstaten, maar ook leveranciers die gasopslagen moeten vullen om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen, veel geld kosten, hetgeen het concurrentievermogen van de Europese Unie ondermijnt. 6. Afsluiting Het kabinet blijft zich inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Het kabinet vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse en EU-gassysteem en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren en goed gevuld worden. Het kabinet is echter kritisch op de huidige vormgeving van de Europese vuldoelstellingen. Het kabinet zet er op in dat 1) de Europese vuldoelstellingen gebaseerd worden op een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat, dat 2) wordt ingezet op flexibilisering van de tussentijdse vuldoelstellingen, 3) dat lidstaten elkaar consulteren alvorens vulmaatregelen getroffen worden, 4) dat de Commissie transparant is over de vuldoelstellingen en 5) ten slotte dat er een analyse wordt uitgevoerd van de opslagdoelen voordat deze permanent worden. Het kabinet zal bij het bepalen van een positie in de Raad, de hierboven genoemde belangen afwegen, zoals de weerbaarheid van het gassysteem en de gewenste vormgeving van de vuldoelstellingen. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council Amending Regulation (EU) 2017/ 1938 as regards the role of gas storage for securing gas supplies ahead of the winter season (COM/ 2025/ 99 final) X Noot 2 Commission Recommendation of 5.3.2025 on the implementation of gas storage filling targets in 2025 (C/ 2025/ 1481). X Noot 3 Zie voor de tussentijdse streefdoelen van 2025: Uitvoeringsverordening (EU) 2024/ 2995 van de Commissie van 29 november 2024 tot vaststelling van het vultraject met tussentijdse streefdoelen voor 2025 voor elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied hebben (PbEU 2024, C 8352). X Noot 4 Het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis is per 26 februari 2025 in internetconsultatie gegaan. X Noot 5 Bijlage bij Kamerstuk 21 501-33, nr. 1075 . X Noot 6 Kamerstuk 29 023, nr. 532 . X Noot 7 Bijlage bij Kamerstuk 29 023, nr. 519 . X Noot 8 Mededeling van de Commissie Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 1890). X Noot 9 Kamerstuk 21 501-33, nr. 994 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
14-03-2025 00:02:43 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 36 600 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 556 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 maart 2025 Het kabinet heeft in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96 ) de ambitie uitgesproken om te faciliteren dat iedereen kan meekomen met verduurzaming, dat de energietransitie rechtvaardig is en de energierekening betaalbaar blijft, met name voor mensen met een kleine beurs. Het is belangrijk om de betaalbaarheid van de energierekening te bezien met een brede blik op de ontwikkelingen in de energiemarkt, koopkrachtontwikkeling, de verduurzaming van de gebouwde omgeving en de koers tot het behalen van de gestelde klimaatdoelen. Tegen deze achtergrond wordt, op verzoek van de vaste Kamercommissie KGG, in de volgende paragrafen een korte reflectie gegeven op het door CE Delft gepubliceerde onderzoek over de gasrekening en zal worden ingegaan op de acht aanbevelingen. Policy paper CE Delft: Hoe blijft de gasrekening betaalbaar? CE Delft heeft in opdracht van Essent een studie gedaan naar de ontwikkeling van de gasrekening voor huishoudens. 1 Of de gasrekening voor huishoudens stijgt of daalt hangt in het onderzoek af van het gebruikte marktprijsscenario. CE Delft toont deze verwachte verandering tot 2030: Marktprijsscenario 2021 2023 2030 Verschil 2023–2030 2030 Laag € 1.215 € 1.866 € 1.805 – € 61 2030 Hoog € 1.215 € 1.866 € 2.290 + € 424 CE Delft concludeert dat in beide scenario s overheidsbeleid, o.a. de energiebelasting, de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting, voor een prijsverhogend effect zorgt. De studie gaat hierbij uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik van huishoudens (1.169 m 3 / jaar) in alle getoonde jaren. Reflectie onderzoek CE Delft De algemene boodschap vanuit het onderzoek van CE Delft, dat de overheid maatregelen neemt die invloed hebben op de hoogte van de gasrekening, wordt herkend. De genoemde voorgenomen maatregelen, zoals de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting groen gas, hebben een prijsverhogend effect en daarmee invloed op de betaalbaarheid van de energierekening en mogelijk ook op het aantal huishoudens in (verborgen) energiearmoede. Daar staat tegenover dat de energiebelasting op gas door dit Kabinet juist is verlaagd. Ook heeft het kabinet besloten om in 2025 huishoudens in energiearmoede wederom te ondersteunen via een energiefonds 2 . Het kabinet werkt met urgentie aan de uitwerking van het fonds, zodat deze snel opengesteld kan worden voor huishoudens. Hieronder zal worden ingegaan op enkele specifieke aandachtspunten van het kabinet bij het rapport. Gasverbruik De studie gaat uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik per huishouden in alle getoonde jaren. Het gemiddelde gasverbruik in 2023 ligt volgens de laatste inzichten van CBS 3 op 1.020 m 3 / jaar. Dit is lager dan de gestelde 1.169 m 3 / jaar in het onderzoek. De verwachting is dat door energiebesparing, door bewustwording van huishoudens en door isolatiemaatregelen het gemiddelde gasverbruik in de komende jaren verder afneemt. Een lager gasverbruik zorgt voor een verlaagde energierekening en een geringer effect van diverse beprijzingsmaatregelen. Prijsontwikkeling gasmarkt Het rapport van CE Delft laat de effecten van voorgenomen overheidsmaatregelen zien bij verschillende prijsscenario s. Wanneer gerekend wordt met marktprijzen die in 2030 nog steeds rondom het prijsplafondniveau liggen, het zogeheten 2030 Hoog scenario van het PBL 4 , komt CE Delft tot een stijging van de gasrekening. Wanneer gerekend wordt met het zogenaamde 2030 Laag scenario van PBL, komt de gasrekening lager uit dan in 2023, zoals figuur 3 in het rapport aantoont. In de KEV2024 laat het PBL zien dat na de daling van de groothandelsprijzen in 2024, prijzen naar verwachting redelijk constant blijven tot 2030. 5 Het prijsniveau in 2030 ligt op basis van KEV2024 eerder in lijn met het zogeheten 2030 Laag scenario van het PBL. Zoals toegelicht in de brief van 14 januari jl. 6 , laten analyses zien dat de lange termijn gasprijs op de groothandelsmarkt betrekkelijk stabiel is, maar op de korte termijn relatief sterke reacties laat zien bij ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de gasvraag of -aanbod en het transport van gas. Het kabinet houdt uiteraard de ontwikkelingen op de groothandelsmarkt nauwlettend in de gaten, maar volgt zoals altijd bij het maken van beleid de laatste inschatting van het PBL. De gasrekening in relatie tot de totale energierekening Het kabinet hecht eraan om de betaalbaarheid van de gasrekening te beoordelen binnen de volledige context. Vrijwel alle huishoudens met een gasaansluiting hebben ook een elektriciteitsaansluiting. Ook binnen de elektriciteitsmarkt zijn er diverse ontwikkelingen die bijdragen aan de hoogte van de totale energierekening. Zo wordt in de komende jaren de energiebelasting op elektriciteit voor huishoudens verder verlaagd, maar zullen de totale kosten voor het elektriciteitsnetwerk fors toenemen richting 2030. In verband met de toenemende kosten voor het elektriciteitsnet zijn maatregelen uitgewerkt in het IBO Elektriciteit infrastructuur. Netbeheer Nederland heeft recent een voorstel voor een alternatief nettarievenmodel 7 uitgewerkt. Het kabinet vindt het belangrijk dat een nieuw tariefstelsel betaalbaar en begrijpelijk is voor huishoudens. Voor het mitigeren van negatieve effecten van dit alternatieve tariefstelsel voor specifieke (kwetsbare) groepen kan besloten worden tot flankerend beleid. Daarnaast worden energieprijzen ook meegewogen in de koopkrachtbesluitvorming, omdat deze doorwerken in de inflatie. Via die route kan besloten worden om bepaalde inkomensgroepen extra te compenseren. Verder draagt het verduurzamen van woningen bij aan een lagere energierekening, zodat huishoudens minder kwetsbaar zijn voor (plotselinge) prijsstijgingen van energie. Reactie op de acht aanbevelingen CE Delft Met belangstelling heeft het kabinet de verschillende aanbevelingen uit het policy paper gelezen. Hieronder zal per aanbeveling een reactie worden gegeven: Aanbevelingen CE Delft 1. Zorg voor inzicht bij de overheid in de beleidseffecten op de gasrekening van huishoudens, met name voor de kwetsbare groepen. Zodat besluiten genomen kunnen worden op basis van een goed overzicht. Het kan als onderdeel van de tweejaarlijkse rapportage over de voortgang van het Klimaatplan, en fungeert als belangrijke randvoorwaarde. In lijn met het aangenomen amendement Kröger 8 op de Energiewet wordt er een definitie voor energiearmoede en de uitwerking van een monitor energiearmoede opgenomen in de AMvB onder de Energiewet. Deze monitor geeft inzicht in het aantal huishoudens met energiearmoede, waar een hoge energierekening en een woning met een lage energetische kwaliteit, bijvoorbeeld door achterblijvende isolatie, onderdeel van zijn. In de uitwerking van het Energiebesluit zal worden toegelicht welke keuzes gemaakt worden over exacte vormgeving. Ook in het lopende onderzoek in het kader van de motie-Postma 9 , die oproept om advies te vragen over hoe te voorkomen dat de energietransitie leidt tot een toename van de energiearmoede, worden relevante inzichten verzameld over de beleidseffecten van overheidsmaatregelen. Bij de vormgeving van beleid wordt rekening gehouden met de effecten op de betaalbaarheid van de energierekening van huishoudens. In aanloop naar Prinsjesdag wordt de ontwikkeling van de energierekening meegenomen in de koopkrachtbesluitvorming. 2. Regel dat ook de kwetsbare groepen minder gas gaan gebruiken. Zodat iedereen meekan met de energietransitie. Dit betekent zowel ontzorgen (het regelen dat het gebeurt) als het wegnemen van de kosten van de maatregelen. Dit kabinet zet zich in om de gebouwde omgeving in de komende jaren verder te isoleren en te verduurzamen. Juist ook bij huishoudens die het meest gebaat zijn bij een lagere energierekening. De meeste energiearmoede komt voor in de sociale huursector. In de nationale prestatieafspraken zijn afspraken gemaakt met woningcorporaties over verduurzaming. Deze worden momenteel herijkt. Een van de afspraken is dat uiterlijk in 2028 alle EFG-labels worden uitgefaseerd. Voor deze isolatiemaatregelen wordt bij de zittende huurder geen huurverhoging in rekening gebracht. Om de verduurzaming van alle huurwoningen te stimuleren, is in het Regeerprogramma aangekondigd dat het kabinet de uitfasering van huurwoningen met EFG-labels doorzet. Daarnaast worden in 2025 diverse regelingen aangepast, waaronder de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). Ook in de koopsector is er beleid om verduurzaming voor iedereen mogelijk te maken. Voor woningeigenaren en bewoners van Verenigingen van Eigenaren die extra ondersteuning nodig hebben, is er in de lokale aanpak al ruim 1,1 miljard euro via gemeenten beschikbaar gesteld. Dit jaar is nog eens ruim 400 miljoen voorzien. Gemeenten kunnen hiermee de huishoudens die dit nodig hebben ontzorgen en financieel ondersteunen. Dit is bovenop de landelijke subsidies (ISDE en SVVE), die beschikbaar zijn voor iedereen in Nederland en waarmee al tot circa 30% van de kosten wordt gedekt. In de resterende financieringsbehoefte kan worden voorzien met het Nationaal Warmtefonds. Het fonds continueert in 2025 de rentekorting voor financiering voor VvE s en de 0% rente voor woningeigenaren met een verzamelinkomen tot 60 duizend euro. Ten slotte ondersteunt het kabinet mensen met advies en informatie, via onder andere Verbeterjehuis.nl. 3. Transitievergoeding regionale gasnetbeheerders voor de kosten voor het ontmantelen van gasnetonderdelen en van huisaansluitingen. Zodat die gevolgen van het klimaatbeleid niet worden verdeeld over de achterblijvers op de gasnetten. Gasaansluitingen en delen van het gasnet moeten door de netbeheerder verwijderd worden als deze niet veilig kunnen blijven liggen en/ of niet hergebruikt gaan worden. De ACM houdt bij de berekening van de nettarieven voor gasnetten al rekening met de afnemende groep netgebruikers. De ACM heeft daarom een aantal wijzigingen doorgevoerd die voorkomen dat toekomstige gasnetgebruikers een onredelijk groot deel van de kosten voor hun rekening krijgen van het net dat mede is aangelegd ten behoeve van de huidige gasnetgebruikers. 10 In het wetsvoorstel Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (Wgiw) is verduidelijkt dat de ACM kan besluiten netbeheerders een spaarpotje op te laten bouwen voor toekomstige verwijderkosten. De ACM onderzoekt op dit moment de haalbaarheid en vormgeving van deze optie en kijkt ook naar alternatieven. 4. Meerjarige duidelijkheid over ontwikkeling gastransporttarieven Gasunie Transport Services, zodat gasleveranciers daarvoor geen risico-opslag hoeven te rekenen in de m3-prijzen. Meerjarige duidelijkheid is inderdaad wenselijk en hier streeft GTS ook naar. De afgelopen jaren was de tariefontwikkeling van GTS slecht te voorspellen, hierbij speelt mee dat de energiecrisis van grote invloed was op zowel de inkomsten als de kosten van GTS. Afnemers hebben belang bij voorspelbare tarieven en het is voor de financierbaarheid van GTS van belang dat de gemaakte kosten tijdig worden doorberekend. 5. Vaste prijs netkosten energie voor huishoudens? Zodat ieder huishouden een betaalbare aansluiting op de energienetwerken houdt. Dit idee vergt eerst nadere verkenning . De betaalbaarheid en voorspelbaarheid van nettarieven voor gas en elektriciteit zijn belangrijke aandachtspunten, maar niet de enige criteria bij de tariefregulering van energie-infrastructuur. Het is ook van groot belang dat de energie-infrastructuur efficiënt wordt benut. Daarnaast is het van belang dat de maatschappelijk gewenste keuzes worden gemaakt bij de aanleg van nieuwe infrastructuur. Het kabinet hecht daarom waarde aan het uitgangspunt de gebruiker betaalt bij de tarieven van de energie-infrastructuur. Dit uitgangspunt zorgt voor een prikkel om bij het energiegebruik rekening te houden met de infrastructuurkosten. Gebruikers hebben er dan belang bij om de kosten van de energie-infrastructuur, die wij met elkaar moeten betalen, te beperken. Het uitgangspunt de gebruikt betaalt is ook opgenomen in de Europese regelgeving voor de tarieven voor elektriciteits- en gasnetten. Er kunnen zich wel situaties voordoen waarbij de infrastructuurkosten voor een bepaalde (kleine) groep gebruikers te hoog worden gevonden. Het lijkt in dat geval eenvoudiger om gerichte maatregelen te nemen om te voorkomen dat de kosten voor opschaling of uitfasering van energienetwerken onevenredig bij een relatief kleine groep terechtkomt. Momenteel wordt bijvoorbeeld onderzocht of het mogelijk is om, flankerend aan de invoering van de Wet collectieve warmte, bij de aanleg van een warmtenet een prijsgarantie te geven aan verbruikers. Aangesloten huishoudens krijgen dan de garantie dat, als een warmtenet de verduurzamingsoptie is met de laagste nationale kosten, zijzelf ook nooit meer betalen dan ze bijvoorbeeld bij een gas of warmtepomp zouden betalen. 11 Ook in het eerder genoemde IBO Elektriciteit infrastructuur worden diverse maatregelen ten behoeve van de betaalbaarheid onderzocht. Tot slot heeft de ACM maatregelen genomen die gericht zijn op de betaalbaarheid van het gasnet voor de laatste groep gebruikers. Zie mijn reactie op aanbeveling 3. 6. Zorg dat de gasopslag Norg/ Grijpskerk beschikbaar komt voor marktpartijen. Zodat de kosten van gasopslag ten behoeve van leveringszekerheid en flexibiliteit niet stijgen door gecreëerde schaarste. CE Delft zet in de studie twee opties uiteen met betrekking tot het vullen en gebruik van gasopslag als middel voor gasleveringszekerheid, namelijk het opleggen van een vulverplichting voor gasopslagen en het aanhouden van een strategische voorraad. CE Delft baseert zich daarbij op een advies van Kyos. 12 CE Delft wijst er daarbij op dat deze twee maatregelen de energierekening verhogen met respectievelijk € 0,01/ m 3 (afhankelijk van de grootte van de strategische voorraad) en € 0,01–0,02 m 3 . Uiteindelijk komt CE Delft tot de aanbeveling om ervoor te zorgen dat de gasopslagen Norg en Grijpskerk beschikbaar komen voor marktpartijen, via een nog nader uit te werken constructie met mogelijk een rol voor EBN. Het kabinet vindt het belangrijk dat gasopslagen toegankelijk zijn voor marktpartijen. EU-regelgeving 13 geeft lidstaten wat betreft toegang tot de gasopslagen de keuze tussen onderhandelde of gereguleerde toegang, waarbij het ook mogelijk is voor beide te kiezen. In de Gaswet (straks de Energiewet) is vastgelegd dat – voor de situatie dat er toegang zou moeten worden verleend – er sprake is van onderhandelde toegang. Dit geeft de maximale ruimte aan partijen om zelf te komen tot voorwaarden en tarieven voor de toegang tot de gasopslagen. 14 Sommige gasopslagen, zoals gasopslag Bergermeer, werken met veilingen waar marktpartijen kunnen bieden op toegang tot de opslagcapaciteit. De capaciteit van de opslagen Norg en Grijpskerk is van oudsher volledig door GasTerra gecontracteerd, ten behoeve van de L-gassturing op basis van het Norg akkoord, portfoliomanagement en optimalisatie. Er zijn geen andere marktpartijen die gas opslaan in deze gasopslagen. Overigens kunnen andere marktpartijen wel toegang vragen tot deze gasopslagen. Omdat GasTerra eind 2026 stopt 15 wordt bekeken op welke manier ervoor gezorgd kan worden dat andere marktpartijen gas kunnen opslaan in deze gasopslagen en dat ook daadwerkelijk gaan doen, voor zover dat nodig is voor de leveringszekerheid van de krimpende L-gasmarkt. In eerste instantie is dit iets voor marktpartijen om op te pakken. Eventueel kan EBN aanvullend een rol pakken als vulagent. Het kabinet kijkt hiernaar in het kader van het wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis en komt in dit wetsvoorstel met enkele voorstellen. 16 Dit wetsvoorstel is op 26 februari 2025 in internetconsultatie gegaan. 7. Geen energiebelasting heffen op groen gas. Zodat de energiebelasting op gas rekening houdt met de broeikasemissie van het gas, en de prijs van groen gas lager kan komen te liggen dan van aardgas (mits er sprake is van een evenwichtige liquide groengasmarkt). Bij de behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2025 in de Tweede Kamer zijn ook verschillende vragen gesteld over groen gas. 17 Naar aanleiding van een vraag van de heer Vermeer (BBB) tijdens de plenaire behandeling heeft de Minister van Financiën toegezegd dat het kabinet nog verder op groen gas en de energiebelasting zou ingaan. Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om dat hier te doen. Om te beginnen is het goed om te benadrukken dat voor wat betreft de biomassa die wordt gebruikt voor de productie van groen gas geldt dat over de levering van die biomassa geen energiebelasting wordt geheven. Het verbranden van aardgas en het gebruik van elektriciteit tijdens het productieproces is wel belast. Voor wat betreft de levering en het verbruik van groen gas zelf, geldt het volgende. Fossiel en groen gas kunnen niet op basis van fysieke kenmerken worden onderscheiden. Een bijzondere regeling voor groen gas is daarom op dit moment niet op een uitvoerbare en handhaafbare manier te introduceren. Voor specifiek een vrijstelling, zoals CE Delft bepleit, geldt bovendien dat de EU-Richtlijn energiebelastingen hieraan in de weg staat. Bij de vraag of een bijzondere regeling te overwegen is, zou in elk geval moeten worden meegewogen waarom een fiscale regeling noodzakelijk is, om welke hoeveelheden het gaat en wat de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling is. Ook moet worden bezien hoe een dergelijke maatregel zich verhoudt tot bestaand en aankomend beleid, de uitvoerbaarheid en de extra complexiteit die de nieuwe fiscale regeling aan de toch al complexe energiebelasting zou toevoegen. In het licht van het voorgaande introduceert het kabinet op dit moment geen bijzondere fiscale regeling voor groen gas. 8. Bijmengverplichting groen gas verlengen tot tenminste 2035. Of breder: borgen dat er een liquide en evenwichtige groengasmarkt ontstaat. Zodat er voldoende investeringszekerheid is voor het tijdig vergroten van de groengasproductie, waardoor een liquide markt ontstaat, en de prijzen als gevolg van het instrument van de bijmengverplichting niet op de buy-outprijs uitkomen. Het huidige wetsvoorstel kent geen einddatum en verplicht daarmee voor onbepaalde tijd de bijmenging van voldoende groen gas om 3,8 Mton CO 2 -uitstoot te reduceren. Het vorige kabinet heeft eerder gecommuniceerd dat deze wet ongewijzigd zou blijven tot 2030 en dat voor de periode na 2030 bezien zou worden of deze doelgroep en hoogte nog steeds passend zouden zijn of dat aanpassing, door bijvoorbeeld het doel te verhogen of verlagen of de doelgroep uit te breiden of in te krimpen, wenselijk zou zijn. Dit laatste ook met het oog op alternatieve en hoogwaardige inzet van biogrondstoffen voor bijvoorbeeld chemie en het zeker stellen van voldoende groen-gasaanbod voor de ETS1-sectoren, in lijn met het duurzaamheidskader biogrondstoffen. Om een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over de doelgroep en hoogte van de bijmengverplichting na 2030, is Guidehouse een studie gestart naar deze materie. Deze studie zal in het eerste kwartaal van 2025 gereed komen. Wanneer aanpassing van de hoogte of de doelgroep ten opzichte van de huidige hoogte (3,8 Mton) of doelgroep (ETS2) wenselijk is voor de periode na 2030, kan dit later via een aanpassing van de wet worden geregeld. Zoals ik bij het debat over de begroting van 2025 reeds heb aangegeven, wil ik er zorg voor dragen dat de investeringszekerheid voor groen gas ondernemers, met inachtneming van de prijsontwikkeling op de markt, richting 2040 wordt geborgd. We onderzoeken nog of dit richting 2040 het beste kan met de bijmengverplichting of met andere instrumenten. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 CE_Delft_240201_Hoe_blijft_de_gasrekening_betaalbaar_Def.pdf X Noot 2 Kamerstuknummer II 2024/ 2025, 29 023, nr. 533 X Noot 3 Energielevering particuliere woningen naar woningkenmerken, 2019-2023 | CBS X Noot 4 Scenario's voor aardgas- en elektriciteitsprijzen voor kleinverbruikers in de periode 2025–2040 (PBL, 2023) X Noot 5 Klimaat- en Energieverkenning 2024 | Planbureau voor de Leefomgeving (pbl.nl) X Noot 6 Kamerstukken II 2024/ 2025, nr. 29 023, nr. 531 X Noot 7 Huishoudens kunnen netbeheerkosten besparen door slimmer gebruik van het elektriciteitsnet | Netbeheer Nederland X Noot 8 Kamerstuknummer II 2023/ 24 36 378, nr. 29 X Noot 9 Kamerstuknummer II 2023/ 24, 32 813, nr. 1324 X Noot 10 Zie ACM, Gewijzigd methodebesluit regionale netbeheerders gas 2022–2026, paragraaf 4.1 en paragraaf 7.2.1 en Methodebesluit GTS 2022–2026, paragraaf 4.1 en paragraaf 7.2.1. X Noot 11 Kamerstukken II 2024/ 25, 36 387, nr. 47 X Noot 12 bijlage bij Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 494 X Noot 13 Artikel 33 van zowel Richtlijn 2009/ 73/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/ 55/ EG (hierna: derde gasrichtlijn) als Richtlijn (EU) 2024/ 1788 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/ 1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/ 73/ EG (hierna: de nieuwe gasrichtlijn) X Noot 14 Kamerstukken II 2010/ 11, 32 814, nr. 3 X Noot 15 Kamerstukken II 2022/ 23, 33 529, nr. 1153 X Noot 16 Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 494 X Noot 17 Kamerstukken II 2024/ 25, 36 602, nr. 26 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
11-03-2025 08:31:28 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 36 600 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 556 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 maart 2025 Het kabinet heeft in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96 ) de ambitie uitgesproken om te faciliteren dat iedereen kan meekomen met verduurzaming, dat de energietransitie rechtvaardig is en de energierekening betaalbaar blijft, met name voor mensen met een kleine beurs. Het is belangrijk om de betaalbaarheid van de energierekening te bezien met een brede blik op de ontwikkelingen in de energiemarkt, koopkrachtontwikkeling, de verduurzaming van de gebouwde omgeving en de koers tot het behalen van de gestelde klimaatdoelen. Tegen deze achtergrond wordt, op verzoek van de vaste Kamercommissie KGG, in de volgende paragrafen een korte reflectie gegeven op het door CE Delft gepubliceerde onderzoek over de gasrekening en zal worden ingegaan op de acht aanbevelingen. Policy paper CE Delft: Hoe blijft de gasrekening betaalbaar? CE Delft heeft in opdracht van Essent een studie gedaan naar de ontwikkeling van de gasrekening voor huishoudens. 1 Of de gasrekening voor huishoudens stijgt of daalt hangt in het onderzoek af van het gebruikte marktprijsscenario. CE Delft toont deze verwachte verandering tot 2030: Marktprijsscenario 2021 2023 2030 Verschil 2023–2030 2030 Laag € 1.215 € 1.866 € 1.805 – € 61 2030 Hoog € 1.215 € 1.866 € 2.290 + € 424 CE Delft concludeert dat in beide scenario s overheidsbeleid, o.a. de energiebelasting, de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting, voor een prijsverhogend effect zorgt. De studie gaat hierbij uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik van huishoudens (1.169 m 3 / jaar) in alle getoonde jaren. Reflectie onderzoek CE Delft De algemene boodschap vanuit het onderzoek van CE Delft, dat de overheid maatregelen neemt die invloed hebben op de hoogte van de gasrekening, wordt herkend. De genoemde voorgenomen maatregelen, zoals de invoering van ETS2 en de bijmengverplichting groen gas, hebben een prijsverhogend effect en daarmee invloed op de betaalbaarheid van de energierekening en mogelijk ook op het aantal huishoudens in (verborgen) energiearmoede. Daar staat tegenover dat de energiebelasting op gas door dit Kabinet juist is verlaagd. Ook heeft het kabinet besloten om in 2025 huishoudens in energiearmoede wederom te ondersteunen via een energiefonds 2 . Het kabinet werkt met urgentie aan de uitwerking van het fonds, zodat deze snel opengesteld kan worden voor huishoudens. Hieronder zal worden ingegaan op enkele specifieke aandachtspunten van het kabinet bij het rapport. Gasverbruik De studie gaat uit van eenzelfde gemiddeld gasverbruik per huishouden in alle getoonde jaren. Het gemiddelde gasverbruik in 2023 ligt volgens de laatste inzichten van CBS 3 op 1.020 m 3 / jaar. Dit is lager dan de gestelde 1.169 m 3 / jaar in het onderzoek. De verwachting is dat door energiebesparing, door bewustwording van huishoudens en door isolatiemaatregelen het gemiddelde gasverbruik in de komende jaren verder afneemt. Een lager gasverbruik zorgt voor een verlaagde energierekening en een geringer effect van diverse beprijzingsmaatregelen. Prijsontwikkeling gasmarkt Het rapport van CE Delft laat de effecten van voorgenomen overheidsmaatregelen zien bij verschillende prijsscenario s. Wanneer gerekend wordt met marktprijzen die in 2030 nog steeds rondom het prijsplafondniveau liggen, het zogeheten 2030 Hoog scenario van het PBL 4 , komt CE Delft tot een stijging van de gasrekening. Wanneer gerekend wordt met het zogenaamde 2030 Laag scenario van PBL, komt de gasrekening lager uit dan in 2023, zoals figuur 3 in het rapport aantoont. In de KEV2024 laat het PBL zien dat na de daling van de groothandelsprijzen in 2024, prijzen naar verwachting redelijk constant blijven tot 2030. 5 Het prijsniveau in 2030 ligt op basis van KEV2024 eerder in lijn met het zogeheten 2030 Laag scenario van het PBL. Zoals toegelicht in de brief van 14 januari jl. 6 , laten analyses zien dat de lange termijn gasprijs op de groothandelsmarkt betrekkelijk stabiel is, maar op de korte termijn relatief sterke reacties laat zien bij ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de gasvraag of -aanbod en het transport van gas. Het kabinet houdt uiteraard de ontwikkelingen op de groothandelsmarkt nauwlettend in de gaten, maar volgt zoals altijd bij het maken van beleid de laatste inschatting van het PBL. De gasrekening in relatie tot de totale energierekening Het kabinet hecht eraan om de betaalbaarheid van de gasrekening te beoordelen binnen de volledige context. Vrijwel alle huishoudens met een gasaansluiting hebben ook een elektriciteitsaansluiting. Ook binnen de elektriciteitsmarkt zijn er diverse ontwikkelingen die bijdragen aan de hoogte van de totale energierekening. Zo wordt in de komende jaren de energiebelasting op elektriciteit voor huishoudens verder verlaagd, maar zullen de totale kosten voor het elektriciteitsnetwerk fors toenemen richting 2030. In verband met de toenemende kosten voor het elektriciteitsnet zijn maatregelen uitgewerkt in het IBO Elektriciteit infrastructuur. Netbeheer Nederland heeft recent een voorstel voor een alternatief nettarievenmodel 7 uitgewerkt. Het kabinet vindt het belangrijk dat een nieuw tariefstelsel betaalbaar en begrijpelijk is voor huishoudens. Voor het mitigeren van negatieve effecten van dit alternatieve tariefstelsel voor specifieke (kwetsbare) groepen kan besloten worden tot flankerend beleid. Daarnaast worden energieprijzen ook meegewogen in de koopkrachtbesluitvorming, omdat deze doorwerken in de inflatie. Via die route kan besloten worden om bepaalde inkomensgroepen extra te compenseren. Verder draagt het verduurzamen van woningen bij aan een lagere energierekening, zodat huishoudens minder kwetsbaar zijn voor (plotselinge) prijsstijgingen van energie. Reactie op de acht aanbevelingen CE Delft Met belangstelling heeft het kabinet de verschillende aanbevelingen uit het policy paper gelezen. Hieronder zal per aanbeveling een reactie worden gegeven: Aanbevelingen CE Delft 1. Zorg voor inzicht bij de overheid in de beleidseffecten op de gasrekening van huishoudens, met name voor de kwetsbare groepen. Zodat besluiten genomen kunnen worden op basis van een goed overzicht. Het kan als onderdeel van de tweejaarlijkse rapportage over de voortgang van het Klimaatplan, en fungeert als belangrijke randvoorwaarde. In lijn met het aangenomen amendement Kröger 8 op de Energiewet wordt er een definitie voor energiearmoede en de uitwerking van een monitor energiearmoede opgenomen in de AMvB onder de Energiewet. Deze monitor geeft inzicht in het aantal huishoudens met energiearmoede, waar een hoge energierekening en een woning met een lage energetische kwaliteit, bijvoorbeeld door achterblijvende isolatie, onderdeel van zijn. In de uitwerking van het Energiebesluit zal worden toegelicht welke keuzes gemaakt worden over exacte vormgeving. Ook in het lopende onderzoek in het kader van de motie-Postma 9 , die oproept om advies te vragen over hoe te voorkomen dat de energietransitie leidt tot een toename van de energiearmoede, worden relevante inzichten verzameld over de beleidseffecten van overheidsmaatregelen. Bij de vormgeving van beleid wordt rekening gehouden met de effecten op de betaalbaarheid van de energierekening van huishoudens. In aanloop naar Prinsjesdag wordt de ontwikkeling van de energierekening meegenomen in de koopkrachtbesluitvorming. 2. Regel dat ook de kwetsbare groepen minder gas gaan gebruiken. Zodat iedereen meekan met de energietransitie. Dit betekent zowel ontzorgen (het regelen dat het gebeurt) als het wegnemen van de kosten van de maatregelen. Dit kabinet zet zich in om de gebouwde omgeving in de komende jaren verder te isoleren en te verduurzamen. Juist ook bij huishoudens die het meest gebaat zijn bij een lagere energierekening. De meeste energiearmoede komt voor in de sociale huursector. In de nationale prestatieafspraken zijn afspraken gemaakt met woningcorporaties over verduurzaming. Deze worden momenteel herijkt. Een van de afspraken is dat uiterlijk in 2028 alle EFG-labels worden uitgefaseerd. Voor deze isolatiemaatregelen wordt bij de zittende huurder geen huurverhoging in rekening gebracht. Om de verduurzaming van alle huurwoningen te stimuleren, is in het Regeerprogramma aangekondigd dat het kabinet de uitfasering van huurwoningen met EFG-labels doorzet. Daarnaast worden in 2025 diverse regelingen aangepast, waaronder de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). Ook in de koopsector is er beleid om verduurzaming voor iedereen mogelijk te maken. Voor woningeigenaren en bewoners van Verenigingen van Eigenaren die extra ondersteuning nodig hebben, is er in de lokale aanpak al ruim 1,1 miljard euro via gemeenten beschikbaar gesteld. Dit jaar is nog eens ruim 400 miljoen voorzien. Gemeenten kunnen hiermee de huishoudens die dit nodig hebben ontzorgen en financieel ondersteunen. Dit is bovenop de landelijke subsidies (ISDE en SVVE), die beschikbaar zijn voor iedereen in Nederland en waarmee al tot circa 30% van de kosten wordt gedekt. In de resterende financieringsbehoefte kan worden voorzien met het Nationaal Warmtefonds. Het fonds continueert in 2025 de rentekorting voor financiering voor VvE s en de 0% rente voor woningeigenaren met een verzamelinkomen tot 60 duizend euro. Ten slotte ondersteunt het kabinet mensen met advies en informatie, via onder andere Verbeterjehuis.nl. 3. Transitievergoeding regionale gasnetbeheerders voor de kosten voor het ontmantelen van gasnetonderdelen en van huisaansluitingen. Zodat die gevolgen van het klimaatbeleid niet worden verdeeld over de achterblijvers op de gasnetten. Gasaansluitingen en delen van het gasnet moeten door de netbeheerder verwijderd worden als deze niet veilig kunnen blijven liggen en/ of niet hergebruikt gaan worden. De ACM houdt bij de berekening van de nettarieven voor gasnetten al rekening met de afnemende groep netgebruikers. De ACM heeft daarom een aantal wijzigingen doorgevoerd die voorkomen dat toekomstige gasnetgebruikers een onredelijk groot deel van de kosten voor hun rekening krijgen van het net dat mede is aangelegd ten behoeve van de huidige gasnetgebruikers. 10 In het wetsvoorstel Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (Wgiw) is verduidelijkt dat de ACM kan besluiten netbeheerders een spaarpotje op te laten bouwen voor toekomstige verwijderkosten. De ACM onderzoekt op dit moment de haalbaarheid en vormgeving van deze optie en kijkt ook naar alternatieven. 4. Meerjarige duidelijkheid over ontwikkeling gastransporttarieven Gasunie Transport Services, zodat gasleveranciers daarvoor geen risico-opslag hoeven te rekenen in de m3-prijzen. Meerjarige duidelijkheid is inderdaad wenselijk en hier streeft GTS ook naar. De afgelopen jaren was de tariefontwikkeling van GTS slecht te voorspellen, hierbij speelt mee dat de energiecrisis van grote invloed was op zowel de inkomsten als de kosten van GTS. Afnemers hebben belang bij voorspelbare tarieven en het is voor de financierbaarheid van GTS van belang dat de gemaakte kosten tijdig worden doorberekend. 5. Vaste prijs netkosten energie voor huishoudens? Zodat ieder huishouden een betaalbare aansluiting op de energienetwerken houdt. Dit idee vergt eerst nadere verkenning . De betaalbaarheid en voorspelbaarheid van nettarieven voor gas en elektriciteit zijn belangrijke aandachtspunten, maar niet de enige criteria bij de tariefregulering van energie-infrastructuur. Het is ook van groot belang dat de energie-infrastructuur efficiënt wordt benut. Daarnaast is het van belang dat de maatschappelijk gewenste keuzes worden gemaakt bij de aanleg van nieuwe infrastructuur. Het kabinet hecht daarom waarde aan het uitgangspunt de gebruiker betaalt bij de tarieven van de energie-infrastructuur. Dit uitgangspunt zorgt voor een prikkel om bij het energiegebruik rekening te houden met de infrastructuurkosten. Gebruikers hebben er dan belang bij om de kosten van de energie-infrastructuur, die wij met elkaar moeten betalen, te beperken. Het uitgangspunt de gebruikt betaalt is ook opgenomen in de Europese regelgeving voor de tarieven voor elektriciteits- en gasnetten. Er kunnen zich wel situaties voordoen waarbij de infrastructuurkosten voor een bepaalde (kleine) groep gebruikers te hoog worden gevonden. Het lijkt in dat geval eenvoudiger om gerichte maatregelen te nemen om te voorkomen dat de kosten voor opschaling of uitfasering van energienetwerken onevenredig bij een relatief kleine groep terechtkomt. Momenteel wordt bijvoorbeeld onderzocht of het mogelijk is om, flankerend aan de invoering van de Wet collectieve warmte, bij de aanleg van een warmtenet een prijsgarantie te geven aan verbruikers. Aangesloten huishoudens krijgen dan de garantie dat, als een warmtenet de verduurzamingsoptie is met de laagste nationale kosten, zijzelf ook nooit meer betalen dan ze bijvoorbeeld bij een gas of warmtepomp zouden betalen. 11 Ook in het eerder genoemde IBO Elektriciteit infrastructuur worden diverse maatregelen ten behoeve van de betaalbaarheid onderzocht. Tot slot heeft de ACM maatregelen genomen die gericht zijn op de betaalbaarheid van het gasnet voor de laatste groep gebruikers. Zie mijn reactie op aanbeveling 3. 6. Zorg dat de gasopslag Norg/ Grijpskerk beschikbaar komt voor marktpartijen. Zodat de kosten van gasopslag ten behoeve van leveringszekerheid en flexibiliteit niet stijgen door gecreëerde schaarste. CE Delft zet in de studie twee opties uiteen met betrekking tot het vullen en gebruik van gasopslag als middel voor gasleveringszekerheid, namelijk het opleggen van een vulverplichting voor gasopslagen en het aanhouden van een strategische voorraad. CE Delft baseert zich daarbij op een advies van Kyos. 12 CE Delft wijst er daarbij op dat deze twee maatregelen de energierekening verhogen met respectievelijk € 0,01/ m 3 (afhankelijk van de grootte van de strategische voorraad) en € 0,01–0,02 m 3 . Uiteindelijk komt CE Delft tot de aanbeveling om ervoor te zorgen dat de gasopslagen Norg en Grijpskerk beschikbaar komen voor marktpartijen, via een nog nader uit te werken constructie met mogelijk een rol voor EBN. Het kabinet vindt het belangrijk dat gasopslagen toegankelijk zijn voor marktpartijen. EU-regelgeving 13 geeft lidstaten wat betreft toegang tot de gasopslagen de keuze tussen onderhandelde of gereguleerde toegang, waarbij het ook mogelijk is voor beide te kiezen. In de Gaswet (straks de Energiewet) is vastgelegd dat – voor de situatie dat er toegang zou moeten worden verleend – er sprake is van onderhandelde toegang. Dit geeft de maximale ruimte aan partijen om zelf te komen tot voorwaarden en tarieven voor de toegang tot de gasopslagen. 14 Sommige gasopslagen, zoals gasopslag Bergermeer, werken met veilingen waar marktpartijen kunnen bieden op toegang tot de opslagcapaciteit. De capaciteit van de opslagen Norg en Grijpskerk is van oudsher volledig door GasTerra gecontracteerd, ten behoeve van de L-gassturing op basis van het Norg akkoord, portfoliomanagement en optimalisatie. Er zijn geen andere marktpartijen die gas opslaan in deze gasopslagen. Overigens kunnen andere marktpartijen wel toegang vragen tot deze gasopslagen. Omdat GasTerra eind 2026 stopt 15 wordt bekeken op welke manier ervoor gezorgd kan worden dat andere marktpartijen gas kunnen opslaan in deze gasopslagen en dat ook daadwerkelijk gaan doen, voor zover dat nodig is voor de leveringszekerheid van de krimpende L-gasmarkt. In eerste instantie is dit iets voor marktpartijen om op te pakken. Eventueel kan EBN aanvullend een rol pakken als vulagent. Het kabinet kijkt hiernaar in het kader van het wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis en komt in dit wetsvoorstel met enkele voorstellen. 16 Dit wetsvoorstel is op 26 februari 2025 in internetconsultatie gegaan. 7. Geen energiebelasting heffen op groen gas. Zodat de energiebelasting op gas rekening houdt met de broeikasemissie van het gas, en de prijs van groen gas lager kan komen te liggen dan van aardgas (mits er sprake is van een evenwichtige liquide groengasmarkt). Bij de behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2025 in de Tweede Kamer zijn ook verschillende vragen gesteld over groen gas. 17 Naar aanleiding van een vraag van de heer Vermeer (BBB) tijdens de plenaire behandeling heeft de Minister van Financiën toegezegd dat het kabinet nog verder op groen gas en de energiebelasting zou ingaan. Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om dat hier te doen. Om te beginnen is het goed om te benadrukken dat voor wat betreft de biomassa die wordt gebruikt voor de productie van groen gas geldt dat over de levering van die biomassa geen energiebelasting wordt geheven. Het verbranden van aardgas en het gebruik van elektriciteit tijdens het productieproces is wel belast. Voor wat betreft de levering en het verbruik van groen gas zelf, geldt het volgende. Fossiel en groen gas kunnen niet op basis van fysieke kenmerken worden onderscheiden. Een bijzondere regeling voor groen gas is daarom op dit moment niet op een uitvoerbare en handhaafbare manier te introduceren. Voor specifiek een vrijstelling, zoals CE Delft bepleit, geldt bovendien dat de EU-Richtlijn energiebelastingen hieraan in de weg staat. Bij de vraag of een bijzondere regeling te overwegen is, zou in elk geval moeten worden meegewogen waarom een fiscale regeling noodzakelijk is, om welke hoeveelheden het gaat en wat de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling is. Ook moet worden bezien hoe een dergelijke maatregel zich verhoudt tot bestaand en aankomend beleid, de uitvoerbaarheid en de extra complexiteit die de nieuwe fiscale regeling aan de toch al complexe energiebelasting zou toevoegen. In het licht van het voorgaande introduceert het kabinet op dit moment geen bijzondere fiscale regeling voor groen gas. 8. Bijmengverplichting groen gas verlengen tot tenminste 2035. Of breder: borgen dat er een liquide en evenwichtige groengasmarkt ontstaat. Zodat er voldoende investeringszekerheid is voor het tijdig vergroten van de groengasproductie, waardoor een liquide markt ontstaat, en de prijzen als gevolg van het instrument van de bijmengverplichting niet op de buy-outprijs uitkomen. Het huidige wetsvoorstel kent geen einddatum en verplicht daarmee voor onbepaalde tijd de bijmenging van voldoende groen gas om 3,8 Mton CO 2 -uitstoot te reduceren. Het vorige kabinet heeft eerder gecommuniceerd dat deze wet ongewijzigd zou blijven tot 2030 en dat voor de periode na 2030 bezien zou worden of deze doelgroep en hoogte nog steeds passend zouden zijn of dat aanpassing, door bijvoorbeeld het doel te verhogen of verlagen of de doelgroep uit te breiden of in te krimpen, wenselijk zou zijn. Dit laatste ook met het oog op alternatieve en hoogwaardige inzet van biogrondstoffen voor bijvoorbeeld chemie en het zeker stellen van voldoende groen-gasaanbod voor de ETS1-sectoren, in lijn met het duurzaamheidskader biogrondstoffen. Om een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over de doelgroep en hoogte van de bijmengverplichting na 2030, is Guidehouse een studie gestart naar deze materie. Deze studie zal in het eerste kwartaal van 2025 gereed komen. Wanneer aanpassing van de hoogte of de doelgroep ten opzichte van de huidige hoogte (3,8 Mton) of doelgroep (ETS2) wenselijk is voor de periode na 2030, kan dit later via een aanpassing van de wet worden geregeld. Zoals ik bij het debat over de begroting van 2025 reeds heb aangegeven, wil ik er zorg voor dragen dat de investeringszekerheid voor groen gas ondernemers, met inachtneming van de prijsontwikkeling op de markt, richting 2040 wordt geborgd. We onderzoeken nog of dit richting 2040 het beste kan met de bijmengverplichting of met andere instrumenten. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 CE_Delft_240201_Hoe_blijft_de_gasrekening_betaalbaar_Def.pdf X Noot 2 Kamerstuknummer II 2024/ 2025, 29 023, nr. 533 X Noot 3 Energielevering particuliere woningen naar woningkenmerken, 2019-2023 | CBS X Noot 4 Scenario's voor aardgas- en elektriciteitsprijzen voor kleinverbruikers in de periode 2025–2040 (PBL, 2023) X Noot 5 Klimaat- en Energieverkenning 2024 | Planbureau voor de Leefomgeving (pbl.nl) X Noot 6 Kamerstukken II 2024/ 2025, nr. 29 023, nr. 531 X Noot 7 Huishoudens kunnen netbeheerkosten besparen door slimmer gebruik van het elektriciteitsnet | Netbeheer Nederland X Noot 8 Kamerstuknummer II 2023/ 24 36 378, nr. 29 X Noot 9 Kamerstuknummer II 2023/ 24, 32 813, nr. 1324 X Noot 10 Zie ACM, Gewijzigd methodebesluit regionale netbeheerders gas 2022–2026, paragraaf 4.1 en paragraaf 7.2.1 en Methodebesluit GTS 2022–2026, paragraaf 4.1 en paragraaf 7.2.1. X Noot 11 Kamerstukken II 2024/ 25, 36 387, nr. 47 X Noot 12 bijlage bij Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 494 X Noot 13 Artikel 33 van zowel Richtlijn 2009/ 73/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/ 55/ EG (hierna: derde gasrichtlijn) als Richtlijn (EU) 2024/ 1788 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/ 1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/ 73/ EG (hierna: de nieuwe gasrichtlijn) X Noot 14 Kamerstukken II 2010/ 11, 32 814, nr. 3 X Noot 15 Kamerstukken II 2022/ 23, 33 529, nr. 1153 X Noot 16 Kamerstukken II 2023/ 24, 29 023, nr. 494 X Noot 17 Kamerstukken II 2024/ 25, 36 602, nr. 26 [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
11-03-2025 08:31:27 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 554 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10�maart 2025 Op 14�februari jl. heeft het kabinet de Kamer ge�nformeerd over de stand van zaken op de gasmarkt en de vulgraden van de gasopslagen. 1 Tijdens het debat Energieraad op 5�maart jl. is toegezegd dat het kabinet de Kamer, gelet op de geopolitieke ontwikkelingen in de afgelopen weken, een extra update over de gasmarkt en vulgraden van de gasopslagen stuurt voorafgaand aan het debat gasmarkt en leveringszekerheid op 12�maart a.s. Daarbij is tevens toegezegd dat in de extra update aandacht wordt besteed aan de importafhankelijkheid. Met deze brief (en de bijlage) geeft het kabinet invulling aan deze toezeggingen. Gasleveringszekerheid, vulgraden gasopslagen en gasmarkt In de brief van 14�februari jl. is toegelicht dat de gasleveringszekerheid op dit moment ? met het einde van de winter in zicht ? geborgd is. Dat beeld is, bij de omstandigheden zoals we ze nu kennen, nog steeds actueel ondanks de geopolitieke ontwikkelingen van de afgelopen weken. Bovendien zijn door het warmere weer en een stabiele aanvoer van gas de prijzen gedaald en zijn er lagere onttrekkingen uit de gasopslagen. Dit licht het kabinet hieronder nader toe. Het einde van de winter is als bekend in zicht. Dit is vooral te merken aan het warmere weer. Tegelijk geldt dat de aanvoer van gas naar de EU en Nederland de afgelopen weken stabiel is gebleven. In Nederland is onder meer de aanvoer van LNG via de GATE terminal in Rotterdam op hoog niveau, met een benuttingsgraad van de capaciteit van de terminal van rond de 90%. 2 Hierdoor zien we dat de onttrekkingen uit de gasopslagen gemiddeld gezien afvlakken. De gasopslagen in Nederland zijn op dit moment (peildatum 1�maart 2025) nog steeds voor 26,28% gevuld. Dit komt overeen met 37,85 TWh. Hoewel dit een lagere vulgraad is dan de vulgraad aan op dezelfde peildatum in de afgelopen twee jaar, is dit niet een ongebruikelijk niveau aan het einde van een winter als wordt gekeken naar de vulgraden sinds 2016. Een overzicht van de vulgraden aan het einde van de winter (1�april) en einde vulseizoen (1�november) in de afgelopen tien jaar was opgenomen in de brief van 14�februari jl. en is voor de volledigheid nogmaals toegevoegd in de bijlage bij deze brief. We zien door deze omstandigheden, die zorgen voor een verbeterde balans tussen vraag en aanbod, ook dat de prijzen op de groothandelsmarkt sinds de piek in februari van rond de ?�57 per MWh sterk zijn gedaald naar minder dan ?�40 per MWh op peildatum 7�maart 2025. We zien ook dat de prijzen in de komende zomerperiode zijn gedaald. Daardoor is het negatieve verschil tussen de prijs in de zomer van 2025 en de winter van 2025/ 2025 (de zogenoemde negatieve spread) veel kleiner geworden. Zoals toegelicht in de brief van 14�februari jl., is dat een belangrijke ontwikkeling met het oog op aankomend vulseizoen. Deze ontwikkeling past in het beeld, dat we in voorgaande jaren ook hebben gezien, dat de spread kan veranderen en voor of tijdens het vulseizoen alsnog positief kan worden. Een positieve spread geeft marktpartijen een incentive om gas op te slaan. De ontwikkeling van de spread, en de marktprikkels die daarvan uitgaan, blijft het kabinet uiteraard op de voet volgen. Wat doet het kabinet Het kabinet houdt de situatie op de gasmarkt voortdurend en nauwlettend in de gaten, met oog voor alle schakels in het gassysteem. Het feit dat marktpartijen primair verantwoordelijk zijn om in hun leveringsverplichtingen te voorzien, en dus voor dat doel voldoende gas moeten inkopen en opslaan, doet er niet aan af dat het kabinet een breed scala aan maatregelen heeft getroffen in het belang van de leveringszekerheid, weerbaarheid en betaalbaarheid en om in te grijpen wanneer dat nodig en doelmatig is. Hierbij beoordeelt het kabinet voortdurend of ingrijpen, en het moment daarvan, niet een averechts effect heeft. Bijvoorbeeld omdat ingrijpen prijzen kan opdrijven en het probleem of opgave groter kan maken, doordat de juiste prikkels voor het vullen van de gasopslagen door marktpartijen worden weggenomen. LNG-importcapaciteit In recente Kamerbrieven is het kabinet uitgebreid ingegaan op de concrete maatregelen. 3 Onder meer is ingegaan op het belang van voldoende LNG-importcapaciteit, waardoor voldoende import uit een zo divers mogelijk aantal landen wordt gefaciliteerd. Het kabinet wijst er hierbij op, dat importcapaciteit in Nederland marktpartijen in staat stelt om gas in te voeden in Nederland en te verhandelen op de Nederlandse handelsplaats TTF 4 , veruit de meest liquide handelsplaats in Europa. Dit maakt Nederland een belangrijke en aantrekkelijke bestemming voor aanlanding van LNG ? aangenomen dat de prijzen op de Europese groothandelsmarkt aantrekkelijk genoeg zijn om vanuit de mondiale markt import aan te trekken. In de brief van 14�februari jl. is benoemd dat wordt onderzocht of de LNG-terminal in de Eemshaven tijdelijk kan worden verlengd. In dat kader is EemsEnergyTerminal (EET) vanaf 3�februari jl. een zogenoemde niet-bindende open season gestart om marktinteresse te peilen. EET heeft op vrijdag 28�februari jl. de open season succesvol afgerond en zal doorgaan met de volgende projectstappen. Dit, gecombineerd met het gegeven dat de importcapaciteit van de GATE LNG tot medio jaren 2030 volledig is uitverkocht, onderstreept de positie van Nederland als een aantrekkelijke bestemming voor LNG. Vulambitie en vultaak EBN Daarnaast is het ook voor het kabinet een belangrijke prioriteit om met goed gevulde gasopslagen de winter van 2025/ 26 in te gaan. We zagen in eerdere jaren dat marktpartijen ervoor zorgden dat gasopslagen bij aanvang van de winter gevuld waren. In Nederland, net als elders in de EU, geldt immers dat het gas voor het overgrote deel wordt aangekocht door, en eigendom is van marktpartijen die afnemers in Nederland en elders in de EU beleveren. Op basis van hun leveringsverplichtingen en commerci�le prikkels, bepalen zij hoe en waar zij hun gas inkopen, opslaan en inzetten. Het kabinet kan en wil dit systeem niet zomaar doorkruisen. Wel heeft het kabinet EBN de afgelopen jaren een vultaak gegeven, indien en voorzover marktpartijen niet zouden vullen tot het door het kabinet gewenste niveau. Het kabinet heeft besloten om EBN ook voor 2025 deze taak weer te geven. 5 EBN is al begonnen met de uitvoering van deze taak door een deel van het gas wat bij aanvang van deze winter in de gasopslag zat, er in te laten zitten (?doorrollen ). Of dit voldoende is en of gedurende de zomer de gasopslagen voldoende gevuld worden, wordt continu in de gaten gehouden door het kabinet. Dit mede in het licht van hetgeen hiervoor is opgemerkt over de zomer-winter spread. Als het nodig is om bij te sturen of in te grijpen, dan zal het kabinet dat zeker overwegen. Dit vergt een zorgvuldige weging van wat nodig is en wat de effecten daarvan zijn. Co�rdinatie in EU-verband Deze weging doet het kabinet ook in afstemming in EU-verband en met buurlanden. Dit is conform de oproep die de Europese Commissie heeft gedaan bij de publicatie van haar voorstel van 5�maart jl. voor de verlenging van de Europese vuldoelstellingen in de Verordening gasleveringszekerheid, om eventuele nationale maatregelen goed af te stemmen en de impact op de markt mee te wegen, dit ook om een herhaling van een situatie zoals die zich in 2022 voordeed te voorkomen. 6 Het kabinet werkt aan de appreciatie van dit voorstel en zal de Kamer die zo spoedig mogelijk per separate brief toesturen. Binnen de EU bestaat ook de mogelijkheid van gezamenlijke inkoop via het EU Platform, dat permanent is gemaakt via het decarbonisatiepakket. In het voorstel voor het Actieplan voor betaalbare energieprijzen van 26�februari jl. heeft de Commissie voorstellen gedaan om de gezamenlijke inkoopmacht van de EU nog beter te benutten, teneinde de import van LNG verder veilig te stellen. Ook van deze voorstellen volgt binnenkort een appreciatie. Wet bestrijden energieleveringscrisis Het kabinet kijkt ten slotte ook verder vooruit hoe het gassysteem verder versterkt en weerbaarder gemaakt kan worden. Het kabinet werkt daarom aan het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis. Dit wetsvoorstel ligt van 26�februari tot en met 26�maart in internetconsultatie. 7 De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans BIJLAGE: IMPORTAFHANKELIJKHEID NEDERLAND OP GEBIED VAN AARDGAS De gasvraag in Nederland ligt op jaarbasis rond de 300 TWh. In het gasjaar dat liep van 1�oktober 2023 tot 1�oktober 2024 (gasjaar 2023/ 24) was er in Nederland sprake van gasproductie van 111 TWh. Het overige gas werd in Nederland ge�mporteerd, zowel via pijpleidingen (uit Noorwegen, het VK en Belgi�) als in de vorm van LNG via de Gate terminal in Rotterdam en de Eems Energy Terminal in Groningen. Nederland is een belangrijke gashub in Europa, met zeer uitgebreide gasinfrastructuur, grote gasopslagfaciliteiten en veruit de meest liquide gashandelsplaats van Europa, waarop gas wordt verhandeld dat in zich in het Nederlandse gassysteem bevindt of in de toekomst zal bevinden. Dat maakt dat er veel gasstromen lopen via Nederland, niet alleen ten behoeve van afname in Nederland, maar ook ten behoeve van andere landen (in de EU, maar ook derde landen zoals het VK). In gasjaar 2023/ 24 is er 465 TWh in Nederland ge�mporteerd, waarvan 204 TWh in de vorm van LNG. Veruit het grootste deel daarvan, ca. 70%, komt uit de VS ? de grootste LNG producent ter wereld. In gasjaar 2023/ 24 is in totaal 266 TWh ge�xporteerd of doorgevoerd naar buurlanden. 8 Overzicht vulgraden gasopslagen 2015 t/ m 2024 Jaar Vulgraad 1�april Vulgraad 1�november 2015 23,44% 92,98% 2016 30,13% 94,88% 2017 17,66% 95,83% 2018 6,29% 95,87% 2019 49,38% 95,03% 2020 44,09% 86,62% 2021 23,00% 61,84% 2022 21,26% 91,81% 2023 58,22% 99,62% 2024 52,88% 88,88% Bron: https:/ / agsi.gie.eu/ data-overview/ NL X Noot 1 Kamerstuk 29�023, nr.�532 . X Noot 2 Gas Infrastructure Europe ? ALSI . X Noot 3 Kamerstuk 29�023, nrs.�494 , 519 , 531 , en 532 . X Noot 4 Op de TTF, die in stand wordt gehouden door Gasunie Transport Services, wordt alleen gas verhandeld dat zich in het Nederlandse gassysteem bevindt of in de toekomst zal bevinden. X Noot 5 Kamerstuk 29�023, nr.�532 . X Noot 6 https:/ / energy.ec.europa.eu/ news/ commission-proposes-2-year-extension-eu-gas-storage-regulation-2025-03-05_en . X Noot 7 www.internetconsultatie.nl/ wbe/ b1 . X Noot 8 Bron GTS en CBS. [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
10-03-2025 09:58:17 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie Nr. 554 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10�maart 2025 Op 14�februari jl. heeft het kabinet de Kamer ge�nformeerd over de stand van zaken op de gasmarkt en de vulgraden van de gasopslagen. 1 Tijdens het debat Energieraad op 5�maart jl. is toegezegd dat het kabinet de Kamer, gelet op de geopolitieke ontwikkelingen in de afgelopen weken, een extra update over de gasmarkt en vulgraden van de gasopslagen stuurt voorafgaand aan het debat gasmarkt en leveringszekerheid op 12�maart a.s. Daarbij is tevens toegezegd dat in de extra update aandacht wordt besteed aan de importafhankelijkheid. Met deze brief (en de bijlage) geeft het kabinet invulling aan deze toezeggingen. Gasleveringszekerheid, vulgraden gasopslagen en gasmarkt In de brief van 14�februari jl. is toegelicht dat de gasleveringszekerheid op dit moment ? met het einde van de winter in zicht ? geborgd is. Dat beeld is, bij de omstandigheden zoals we ze nu kennen, nog steeds actueel ondanks de geopolitieke ontwikkelingen van de afgelopen weken. Bovendien zijn door het warmere weer en een stabiele aanvoer van gas de prijzen gedaald en zijn er lagere onttrekkingen uit de gasopslagen. Dit licht het kabinet hieronder nader toe. Het einde van de winter is als bekend in zicht. Dit is vooral te merken aan het warmere weer. Tegelijk geldt dat de aanvoer van gas naar de EU en Nederland de afgelopen weken stabiel is gebleven. In Nederland is onder meer de aanvoer van LNG via de GATE terminal in Rotterdam op hoog niveau, met een benuttingsgraad van de capaciteit van de terminal van rond de 90%. 2 Hierdoor zien we dat de onttrekkingen uit de gasopslagen gemiddeld gezien afvlakken. De gasopslagen in Nederland zijn op dit moment (peildatum 1�maart 2025) nog steeds voor 26,28% gevuld. Dit komt overeen met 37,85 TWh. Hoewel dit een lagere vulgraad is dan de vulgraad aan op dezelfde peildatum in de afgelopen twee jaar, is dit niet een ongebruikelijk niveau aan het einde van een winter als wordt gekeken naar de vulgraden sinds 2016. Een overzicht van de vulgraden aan het einde van de winter (1�april) en einde vulseizoen (1�november) in de afgelopen tien jaar was opgenomen in de brief van 14�februari jl. en is voor de volledigheid nogmaals toegevoegd in de bijlage bij deze brief. We zien door deze omstandigheden, die zorgen voor een verbeterde balans tussen vraag en aanbod, ook dat de prijzen op de groothandelsmarkt sinds de piek in februari van rond de ?�57 per MWh sterk zijn gedaald naar minder dan ?�40 per MWh op peildatum 7�maart 2025. We zien ook dat de prijzen in de komende zomerperiode zijn gedaald. Daardoor is het negatieve verschil tussen de prijs in de zomer van 2025 en de winter van 2025/ 2025 (de zogenoemde negatieve spread) veel kleiner geworden. Zoals toegelicht in de brief van 14�februari jl., is dat een belangrijke ontwikkeling met het oog op aankomend vulseizoen. Deze ontwikkeling past in het beeld, dat we in voorgaande jaren ook hebben gezien, dat de spread kan veranderen en voor of tijdens het vulseizoen alsnog positief kan worden. Een positieve spread geeft marktpartijen een incentive om gas op te slaan. De ontwikkeling van de spread, en de marktprikkels die daarvan uitgaan, blijft het kabinet uiteraard op de voet volgen. Wat doet het kabinet Het kabinet houdt de situatie op de gasmarkt voortdurend en nauwlettend in de gaten, met oog voor alle schakels in het gassysteem. Het feit dat marktpartijen primair verantwoordelijk zijn om in hun leveringsverplichtingen te voorzien, en dus voor dat doel voldoende gas moeten inkopen en opslaan, doet er niet aan af dat het kabinet een breed scala aan maatregelen heeft getroffen in het belang van de leveringszekerheid, weerbaarheid en betaalbaarheid en om in te grijpen wanneer dat nodig en doelmatig is. Hierbij beoordeelt het kabinet voortdurend of ingrijpen, en het moment daarvan, niet een averechts effect heeft. Bijvoorbeeld omdat ingrijpen prijzen kan opdrijven en het probleem of opgave groter kan maken, doordat de juiste prikkels voor het vullen van de gasopslagen door marktpartijen worden weggenomen. LNG-importcapaciteit In recente Kamerbrieven is het kabinet uitgebreid ingegaan op de concrete maatregelen. 3 Onder meer is ingegaan op het belang van voldoende LNG-importcapaciteit, waardoor voldoende import uit een zo divers mogelijk aantal landen wordt gefaciliteerd. Het kabinet wijst er hierbij op, dat importcapaciteit in Nederland marktpartijen in staat stelt om gas in te voeden in Nederland en te verhandelen op de Nederlandse handelsplaats TTF 4 , veruit de meest liquide handelsplaats in Europa. Dit maakt Nederland een belangrijke en aantrekkelijke bestemming voor aanlanding van LNG ? aangenomen dat de prijzen op de Europese groothandelsmarkt aantrekkelijk genoeg zijn om vanuit de mondiale markt import aan te trekken. In de brief van 14�februari jl. is benoemd dat wordt onderzocht of de LNG-terminal in de Eemshaven tijdelijk kan worden verlengd. In dat kader is EemsEnergyTerminal (EET) vanaf 3�februari jl. een zogenoemde niet-bindende open season gestart om marktinteresse te peilen. EET heeft op vrijdag 28�februari jl. de open season succesvol afgerond en zal doorgaan met de volgende projectstappen. Dit, gecombineerd met het gegeven dat de importcapaciteit van de GATE LNG tot medio jaren 2030 volledig is uitverkocht, onderstreept de positie van Nederland als een aantrekkelijke bestemming voor LNG. Vulambitie en vultaak EBN Daarnaast is het ook voor het kabinet een belangrijke prioriteit om met goed gevulde gasopslagen de winter van 2025/ 26 in te gaan. We zagen in eerdere jaren dat marktpartijen ervoor zorgden dat gasopslagen bij aanvang van de winter gevuld waren. In Nederland, net als elders in de EU, geldt immers dat het gas voor het overgrote deel wordt aangekocht door, en eigendom is van marktpartijen die afnemers in Nederland en elders in de EU beleveren. Op basis van hun leveringsverplichtingen en commerci�le prikkels, bepalen zij hoe en waar zij hun gas inkopen, opslaan en inzetten. Het kabinet kan en wil dit systeem niet zomaar doorkruisen. Wel heeft het kabinet EBN de afgelopen jaren een vultaak gegeven, indien en voorzover marktpartijen niet zouden vullen tot het door het kabinet gewenste niveau. Het kabinet heeft besloten om EBN ook voor 2025 deze taak weer te geven. 5 EBN is al begonnen met de uitvoering van deze taak door een deel van het gas wat bij aanvang van deze winter in de gasopslag zat, er in te laten zitten (?doorrollen ). Of dit voldoende is en of gedurende de zomer de gasopslagen voldoende gevuld worden, wordt continu in de gaten gehouden door het kabinet. Dit mede in het licht van hetgeen hiervoor is opgemerkt over de zomer-winter spread. Als het nodig is om bij te sturen of in te grijpen, dan zal het kabinet dat zeker overwegen. Dit vergt een zorgvuldige weging van wat nodig is en wat de effecten daarvan zijn. Co�rdinatie in EU-verband Deze weging doet het kabinet ook in afstemming in EU-verband en met buurlanden. Dit is conform de oproep die de Europese Commissie heeft gedaan bij de publicatie van haar voorstel van 5�maart jl. voor de verlenging van de Europese vuldoelstellingen in de Verordening gasleveringszekerheid, om eventuele nationale maatregelen goed af te stemmen en de impact op de markt mee te wegen, dit ook om een herhaling van een situatie zoals die zich in 2022 voordeed te voorkomen. 6 Het kabinet werkt aan de appreciatie van dit voorstel en zal de Kamer die zo spoedig mogelijk per separate brief toesturen. Binnen de EU bestaat ook de mogelijkheid van gezamenlijke inkoop via het EU Platform, dat permanent is gemaakt via het decarbonisatiepakket. In het voorstel voor het Actieplan voor betaalbare energieprijzen van 26�februari jl. heeft de Commissie voorstellen gedaan om de gezamenlijke inkoopmacht van de EU nog beter te benutten, teneinde de import van LNG verder veilig te stellen. Ook van deze voorstellen volgt binnenkort een appreciatie. Wet bestrijden energieleveringscrisis Het kabinet kijkt ten slotte ook verder vooruit hoe het gassysteem verder versterkt en weerbaarder gemaakt kan worden. Het kabinet werkt daarom aan het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis. Dit wetsvoorstel ligt van 26�februari tot en met 26�maart in internetconsultatie. 7 De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans BIJLAGE: IMPORTAFHANKELIJKHEID NEDERLAND OP GEBIED VAN AARDGAS De gasvraag in Nederland ligt op jaarbasis rond de 300 TWh. In het gasjaar dat liep van 1�oktober 2023 tot 1�oktober 2024 (gasjaar 2023/ 24) was er in Nederland sprake van gasproductie van 111 TWh. Het overige gas werd in Nederland ge�mporteerd, zowel via pijpleidingen (uit Noorwegen, het VK en Belgi�) als in de vorm van LNG via de Gate terminal in Rotterdam en de Eems Energy Terminal in Groningen. Nederland is een belangrijke gashub in Europa, met zeer uitgebreide gasinfrastructuur, grote gasopslagfaciliteiten en veruit de meest liquide gashandelsplaats van Europa, waarop gas wordt verhandeld dat in zich in het Nederlandse gassysteem bevindt of in de toekomst zal bevinden. Dat maakt dat er veel gasstromen lopen via Nederland, niet alleen ten behoeve van afname in Nederland, maar ook ten behoeve van andere landen (in de EU, maar ook derde landen zoals het VK). In gasjaar 2023/ 24 is er 465 TWh in Nederland ge�mporteerd, waarvan 204 TWh in de vorm van LNG. Veruit het grootste deel daarvan, ca. 70%, komt uit de VS ? de grootste LNG producent ter wereld. In gasjaar 2023/ 24 is in totaal 266 TWh ge�xporteerd of doorgevoerd naar buurlanden. 8 Overzicht vulgraden gasopslagen 2015 t/ m 2024 Jaar Vulgraad 1�april Vulgraad 1�november 2015 23,44% 92,98% 2016 30,13% 94,88% 2017 17,66% 95,83% 2018 6,29% 95,87% 2019 49,38% 95,03% 2020 44,09% 86,62% 2021 23,00% 61,84% 2022 21,26% 91,81% 2023 58,22% 99,62% 2024 52,88% 88,88% Bron: https:/ / agsi.gie.eu/ data-overview/ NL X Noot 1 Kamerstuk 29�023, nr.�532 . X Noot 2 Gas Infrastructure Europe ? ALSI . X Noot 3 Kamerstuk 29�023, nrs.�494 , 519 , 531 , en 532 . X Noot 4 Op de TTF, die in stand wordt gehouden door Gasunie Transport Services, wordt alleen gas verhandeld dat zich in het Nederlandse gassysteem bevindt of in de toekomst zal bevinden. X Noot 5 Kamerstuk 29�023, nr.�532 . X Noot 6 https:/ / energy.ec.europa.eu/ news/ commission-proposes-2-year-extension-eu-gas-storage-regulation-2025-03-05_en . X Noot 7 www.internetconsultatie.nl/ wbe/ b1 . X Noot 8 Bron GTS en CBS. [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
10-03-2025 09:58:13 | Brief
-
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie 36 600 Nota over de toestand van s�Rijks Financi�n Nr. 555 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10�maart 2025 Met deze brief ontvangt de Kamer de resultaten van het eerste deel van het onderzoek naar aanleiding van de motie-Postma. 1 Deze verzoekt de regering een advies te vragen bij verschillende adviescolleges over op welke wijze voorkomen kan worden dat de energietransitie tot een toename van de energiearmoede in Nederland leidt ? en bij voorkeur leidt tot een afname daarvan. Het kabinet onderschrijft dit belang; in het Regeerprogramma is dan ook aangegeven dat werk gemaakt moet worden van de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie, ook voor huishoudens met een kleine portemonnee en de middeninkomens. In deze brief wordt de aanpak van dit kabinet, de voorlopige bevindingen en het beoogd vervolgproces toegelicht. De kamer ontvangt deze brief mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie. 1. Aanpak op hoofdlijnen In april 2024 is de Kamer ge�nformeerd over toezeggingen en ontwikkelingen rondom de aanpak van energiearmoede. 2 In deze brief is ook toegelicht dat de uitvoering van de motie-Postma, waar deze brief op ziet, in twee delen is opgesplitst. Deel I betreft een kwalitatieve inventarisatie naar mogelijke beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om energiearmoede tegen te gaan. Conform het eerder met de Kamer gewisselde in het Commissiedebat Energiebesparing d.d. 18�december 2024 (Kamerstuk 30�196, nr.�841 ) wordt middels dit onderzoek een overzicht gegeven van denkbare beleidsmaatregelen in het kader van energiearmoede. 3 Met deel II wordt een kwantitatief vervolgonderzoek uitgevoerd dat inzicht beoogt te geven in de effectiviteit van de in deel I ge�dentificeerde beleidsmaatregelen. De Kamer ontvangt nu de resultaten van deel I. Zoals vermeld in de brief van april 2024 hebben alle drie de partijen die in de motie zijn benoemd ?�SER, WRR en Nibud�? desgevraagd aangegeven geen voor de hand liggende (trekkende) partij te zijn voor een gedetailleerd onderzoek naar effecten van de energietransitie op huishoudenniveau en is er daarom gekeken naar andere mogelijke partijen die expertise hebben op dit terrein. 4 Om deze reden is TNO verzocht om deel�I ?�de kwalitatieve inventarisatie�? uit te voeren, waarbij medewerkers van de SER en het Nibud direct betrokken zijn geweest en hun reflecties hebben gegeven op het onderzoek. Kwalitatieve inventarisatie door TNO TNO presenteert een overzicht van beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om een toename van energiearmoede in Nederland te voorkomen of een afname te bewerkstelligen. Het overzicht bevat zowel nieuwe beleidsmaatregelen, voorstellen of initiatieven die nog niet eerder zijn ge�mplementeerd als aanpassingen van reeds bestaande beleidsinitiatieven. Er wordt tevens een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die betrekking hebben op de energieprijs/ energierekening, het inkomen, de (energetische kwaliteit van de) woning en vervoer. Voor vervoer heeft TNO zich tot dusver beperkt tot bestaande of eerder uitgevoerde beleidsmaatregelen. De nu opgeleverde kwalitatieve verkenning bevat geen weging van welke beleidsmaatregelen naar verwachting het meest effectief zijn; dit wordt behandeld in het voorgenomen deel II van het onderzoek. Na uitvoering van een kwantitatieve analyse van de verschillende ge�dentificeerde maatregelen is TNO voornemens aanbevelingen te doen. Op dat moment zal het kabinet hier uitgebreider op reageren. 2. Voorlopige conclusies en aanbevelingen TNO-onderzoek deel I Naast de inventarisatie met beleidsmaatregelen presenteert TNO een aantal conclusies. De voornaamste hiervan: 1) De prijzen van fossiele brandstoffen zijn volatiel en zullen naar verwachting de komende jaren stijgen. Huishoudens die beperktere mogelijkheden hebben om (zelfstandig) te verduurzamen dreigen afhankelijk te blijven van fossiele brandstoffen, waardoor de energie armoede waarschijnlijk zal gaan stijgen; 2) Er is ex-post inzicht in het effect van specifieke verduurzamingsmaatregelen op energiearmoede. Ex-ante is er echter een beperkt beeld van het gezamenlijke effect van deze maatregelen op huishoudens in energiearmoede. Hierdoor is het onduidelijk welk deel van de huishoudens nu en in de toekomst al geholpen worden, en wat de resterende opgave is; 3) Het ontbreken van een helder beeld van welke (nieuwe) technologie�n nodig zijn ?�vooral op het gebied van opwek en opslag van energie, en binnen de vervoerssector�? voor huishoudens om op de middellange en lange termijn uit energiearmoede te komen, kan leiden tot een toename en/ of verdieping van energiearmoede. 5 TNO doet hierop de volgende aanbevelingen: ? Breng in kaart in hoeverre de energietransitie impact heeft op energiearmoede. Zo moet er gekeken worden naar welke huishoudens kwetsbaar zijn, in hoeverre de energierekening drukt op het inkomen, en wat het effect daarop is van de (mix aan) ingezette beleidsmaatregelen. NB: met deel II van het onderzoek wordt specifiek opvolging gegeven aan deze aanbeveling. ? (Gebrek aan) toegang tot technologie�n op het gebied van isolatie, alternatieve warmtebronnen, energie-opwek en -opslag en de vervoerssector kan leiden tot een toe- of afname van energiearmoede. Schets daarom een helder beeld van welke (nieuwe) technologie�n op de middellange en lange termijn nodig zijn om de energiekosten voor huishoudens te verlagen. Neem vervolgens indicatoren over de voortgang van de adoptie van deze technologie�n op in de Monitor Energiesysteem ?�die jaarlijks met de Energienota wordt gepubliceerd�? om zo de voortgang van onder huishoudens in energie armoede te volgen. ? Focus beleid en eventuele maatregelen zo gericht mogelijk op specifieke groepen huishoudens en stel een crisisregime in voor wanneer een prijsschok zoals een volgende gascrisis zich voordoet. Als bovengenoemd geeft het kabinet op dit moment nog geen inhoudelijke appreciatie van de maatregelen, omdat deze nog van kwantitatieve analyse en duiding worden voorzien in deel II van het onderzoek. Het kabinet onderschrijft het belang om energiearmoede tegen te gaan, en tekent aan dat hiervoor verschillende maatregelen reeds ge�mplementeerd zijn, en op anderen wordt ingezet: ? Zoals 14�februari jl. is gedeeld met de Kamer, is er na diverse gesprekken met de sector voldoende basis om over te gaan tot een positief besluit om in 2025 het Energiefonds op te gaan starten. Met het energiefonds worden huishoudens in energiearmoede ondersteund in het betalen van de energierekening. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan de uitwerking van het fonds. ? Vanaf 2026 staat het Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het beperken van de effecten van het emissiehandelssysteem voor CO 2 -emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens en microbedrijven. ? Het kabinet zet verschillende maatregelen door zoals het Nationaal Isolatie Programma (NIP), het aanbieden van een 0%-lening voor huishoudens met een verzamelinkomen tot ?�60.000 via het Warmtefonds, de ISDE subsidie voor het stimuleren van verduurzamingsmaatregelen en het uitfaseren van huurwoningen met EFG-labels. 6 ? In het Energiebesluit onder de Energiewet zal een definitie van energiearmoede in de wet worden verankerd en wordt een verplichting tot het monitoren van de ontwikkeling van energiearmoede opgenomen. ? Het voorstel voor de wet bestrijden energieleveringscrisis is op 26�februari jl. in internetconsultatie gegaan. Dit voorstel stelt Nederland in staat om op slagvaardige en effici�nte wijze te opereren in voorbereiding op en ter bestrijding van een gascrisis en verhoogt de robuustheid en weerbaarheid van het Nederlandse gassysteem. 3. Vervolg: kwantitatief vervolgonderzoek Het genoemde kwantitatieve vervolgonderzoek wordt thans opgestart; hierbij worden de bevindingen uit deel I als startpunt genomen. Het doel van dit vervolgonderzoek is om de gevolgen van verschillende beleidsmaatregelen voor energiearmoede op meer gedetailleerde wijze in kaart te brengen, waarbij ook wordt gekeken naar armoede en financi�le kwetsbaarheid in algemene zin in relatie tot volatiele energieprijzen. Tevens wordt onderzocht welke van de ge�dentificeerde maatregelen naar verwachting het meest effectief zijn in het voorkomen en aanpakken van energiearmoede en het vermijden van kostbare noodingrepen. Momenteel wordt gekeken hoe de SER en het Nibud ook in deel�II van het onderzoek betrokken kunnen worden. De Kamer wordt naar verwachting eind dit jaar ge�nformeerd over de uitkomsten van het vervolgonderzoek en dan van een appreciatie in detail voorzien. Kwantitatieve duiding en analyse zijn van groot belang om te wegen welke maatregelen het beste ingezet kunnen worden om energiearmoede gericht en structureel te voorkomen en te beperken. De resultaten van het vervolgonderzoek zijn nodig om het beleid omtrent energiearmoede effectiever vorm te geven, en te bepalen wat een juiste beleidsmix is gedurende de energietransitie. Ook TNO wijst erop dat deze weging nodig is; het kabinet wil hier zodoende beter zicht op krijgen. Op het moment dat de opvolgende onderzoeksresultaten bekend worden, geeft het kabinet op korte termijn zijn appreciatie; tot die tijd wordt stuurt het kabinet op voortvarende uitvoering van de reeds lopende en voorgenomen inzet. De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans X Noot 1 Kamerstukken II 2023/ 24, 32�813, nr.�1324 . X Noot 2 Kamerstukken II 2023/ 24, 29�023, nr.�511 . X Noot 3 TZ202412-145 X Noot 4 Kamerstukken 2023/ 24, 29�023, nr.�511 . X Noot 5 Toename betekent een stijging van het aantal huishoudens in energiearmoede, verdieping slaat op het niveau van energiearmoede. Dit is het geld dat huishoudens nodig hebben om aan hun energiebehoeften te voldoen. X Noot 6 Met de huidige voorziene rijksbijdrage kan stichting Nationaal Warmtefonds de renteloze lening aanbieden tot en met eind 2025. Verdere toelichting staat in Kamerstukken�II 2024/ 25, 32�847, nr.�1233 . [...]
zoek.officielebekendmakingen.nl
10-03-2025 00:30:39 | Brief